Het is niet de minste door wie Tweede Kamerlid Ard van der Steur (VVD) onlangs werd bejubeld (12 juni, in een wisselcolumn in NRC Handelsblad). Oud-leider van de VVD Hans Wiegel beschreef hem als een ‘echte liberaal’, fel gekant tegen ‘betuttelende ideologie’. Iemand die niet alleen weet wat de problemen zijn die onder de bevolking leven, maar er ook echt iets aan doet. Een ware problem solver dus. Dit uit zich onder andere, aldus Wiegel, in het initiatiefwetsontwerp mediation, dat tot een landelijk register voor mediators en een wettelijke verankering van mediation moet leiden. Het moet een volwaardig alternatief voor de rechtspraak worden, dat sneller, efficiënter en goedkoper is, zo lezen we in een interview met Van der Steur in het NRC Handelsblad (25 april 2013). De verwachtingen zijn dat dit wetsvoorstel op weinig weerstand zal stuiten in beide Kamers.
Snel, efficiënt en goedkoop - de panacee van dit kabinet
Het is precies deze driehoek – snel, efficiënt en goedkoop – die de panacee van dit kabinet lijkt te vormen. Kernwaarden als rechtvaardigheid, neutraliteit en gelijk(waardig)heid, die ooit als vectoren fungeerden voor fatsoenlijk overheidsbeleid, leggen het in deze en de vorige kabinetsperiode af als gevolg van een verregaande uitholling van de rechtsstaat. Of het nu gaat om migrantenvraagstukken (neem het ‘niet-rechtstatelijk’ handelen van het kabinet tijdens de ontruiming van het tentenkamp in Ter Apel), het arbeidsbeleid (wat voor arbeidsrechten houden werknemers straks nog over?) of het falen van de toezichthouders in vrijwel alle sectoren… Er valt eenvoudig een patroon te ontdekken dat duidt op een onmiskenbare afbraak van de rechtspraak, het toezicht en de bescherming.
Van der Steur’s plannen zouden dit patroon zomaar kunnen bevestigen. We kunnen vermoedens uitspreken, omdat mediation natuurlijk niet nieuw is. Op de arbeidsmarkt – waarop van der Steur’s initiatiefwet onder andere is gericht – is mediation al langer een populaire managementtechniek en dit geldt zowel voor het bedrijfsleven als voor overheidsorganisaties. In mijn promotieonderzoek voor de Tilburg University naar etnische diversiteit binnen een grote overheidsinstelling ben ik de inzet van mediation in gevallen van etnische conflicten regelmatig tegengekomen. Zelden liep dit goed af voor alle partijen, waarbij ik moet specificeren dat werknemers met een etnische minderheidsachtergrond meestal de dupe werden.
Anekdotes van mediation in de werksfeer
Een korte anekdote ter indicatie. Enkele jaren geleden sprak ik in Rotterdam een overheidsfunctionaris met een Turkse achtergrond. Ze was kort geleden overgeplaatst, vanwege een arbeidsconflict. Tijdens een teamoverleg met ongeveer dertig collega’s en een teamleider werd ze brutaal aangevallen door twee van hen. Er was die dag weer een negatief krantenartikel over de Islam, waarop haar collega’s haar vroegen: ‘Wat is dat toch met jullie Moslims?’, ‘Het is tijd de Islam te laten zien wat geweld is’, ‘We zullen het Turkse consulaat aanvallen’, ‘Misschien moeten we de witte puntmutsen weer uit de kluizen halen’. De teamleider intervenieerde niet en liet de boel op z’n beloop. De vrouw viel stil en is ziek naar en is na dit conflict ziek naar huis gegaan. Later werd ze uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek, maar ze durfde niet te komen. Bang dat haar opnieuw zoveel verbaal geweld werd aangedaan. De discriminatieklacht die ze indiende werd niet in behandeling genomen en ze werd verzocht het team te verlaten, vanwege haar te passieve houding.
Mediation kan nog ingewikkelder zijn wanneer het niet gaat om horizontale (collega’s) maar om verticale werkrelaties (werknemer – leidinggevende). Zo schreef een beleidsadviseur met een Oost-Afrikaanse achtergrond me: ‘Mijn manager begon mij piraat te noemen en hij wees naar mij tijdens vergaderingen als het over allochtonen ging en zei ‘je weet wel, net als zij’. Het werd steeds erger en erger. Ik heb met hem willen praten om duidelijk te maken dat ik niet van zijn opmerkingen gediend was, en zijn reactie was… “wat wil jij daar aan doen?” Ik heb de volgende logische stap genomen en ben naar mijn afdelingshoofd gegaan.’ Er kwam een bemiddeling, maar daarna vond slechts verergering plaats. Het afdelingshoofd wilde niet meer met haar praten en haalde haar van bepaalde projecten af. Haar werd verzocht dit met niemand anders te bespreken, anders zou het grote gevolgen hebben voor haar functie. ‘Ik heb verder geen actie meer ondernomen en heb mij in de laatste periode op die afdeling erg onprettig en onveilig gevoeld’.
The proof of the pudding is in the eating, zo zeggen de Britten wijs. We zullen het initiatief van Van der Steur kritisch moeten volgen, want het zou precies tot een betuttelende ideologie kunnen leiden die machtsverhoudingen op de arbeidsmarkt bestendigt.