Nieuw politiek offensief tegen discriminatie is nodig

Het politieke debat over de multiculturele samenleving lijkt te verstommen. Maar laat het thema multiculturaliteit niet van de agenda verdwijnen. Een offensief beleid tegen uitsluiting en discriminatie op de werkvloer is namelijk hard nodig.

Het politieke debat over de multiculturele samenleving lijkt over zijn hoogtepunt heen. Al in de aanloop naar de verkiezingen van 12 september speelde ‘het migrantenvraagstuk’ een minder prominente rol dan bij vorige verkiezingen. Zelfs Geert Wilders koos deze keer voor een ander doelwit en richtte zijn kritische pijlen op Europa. Bovendien leed zijn partij een verkiezingsnederlaag. Ook de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling kwam afgelopen voorjaar met het advies om etniciteit niet langer als aangrijpingspunt voor beleid te hanteren (zie het dossier ‘De Etnische bril’). Jan Blommaert liet op deze site zien dat integratiebeleid gebaseerd op het multiculturele idee van etnische categorieën en etnische groepsvorming zinloos is geworden. Onze cultureel diverse samenleving wordt immers steeds meer gekenmerkt wordt door superdiversiteit.

Problematisering kan problemen veroorzaken

De vraag is of de problemen van onze (super)diverse samenleving verdwijnen door ze niet langer politiek te thematiseren. Voor een deel waarschijnlijk wel, want de manier waarop de politieke thematisering plaatsvond was deel van het probleem. Het werkte uitsluiting en discriminatie op de werkvloer in de hand, zo bleek uit ons onderzoek naar etnische verhoudingen onder collega’s. Al enkele jaren geleden, zagen we hoe makkelijk de uitspraken van leading voices in het integratiedebat, destijds onder andere Pim Fortuyn, Ayaan Hirsi Ali en Rita Verdonk, werden opgepikt. Dit gaf aanzet tot conflicten en spanningen op de werkvloer. Die conflicten en spanningen hadden vervolgens een negatieve uitwerking op de loopbaanontwikkeling van medewerkers met een migratieachtergrond.[i]

Geert Wilders op de werkvloer

Destijds betrof het in hoofdzaak een kwantitatief onderzoek. Afgelopen jaar hebben we een kwalitatief onderzoek verricht naar de manier waarop uitspraken van vooral Geert Wilders uitwerken op collegiale verhoudingen tussen collega’s met een Marokkaanse en islamitische achtergrond enerzijds en hun collega’s uit de meerderheid anderzijds.

De respondenten van het onderzoek blijken over het algemeen redelijk tevreden over de manier waarop collega’s met verschillende achtergronden met elkaar omgaan. Het gaat echter mis als collega’s onderling thema’s bespreken die opiniemakers als Wilders op de politieke agenda hebben gezet. Denk daarbij aan zaken als terrorisme, crimineel gedrag van jongeren, onderdrukking van vrouwen, uithuwelijking en religieus geïnspireerde kleding. Als dergelijke onderwerpen ter sprake komen, maken collega’s uit de meerderheid opmerkingen naar collega’s met een Marokkaanse en islamitische achtergrond. Dat doen ze niet op basis van hun eigen ervaringen, omdat ze zelf iets meegemaakt hebben met onderdrukking van moslimvrouwen of islamisering. Nee, ze maken uitsluitend opmerkingen naar aanleiding van uitspraken van mensen als Wilders, in de taal en in de termen van mensen als Wilders. Ze laten zich wat deze thema’s betreft dus leiden door het gedachtegoed van Wilders en anderen. ‘Het is Geert Wilders die sprak’, zei een van onze respondenten toen ze vertelde over dergelijke opmerkingen van collega’s.

Het gaat dan om vragen aan, opmerkingen tegen of misplaatste grappen over collega’s met een Marokkaanse en islamitische achtergrond: ‘Waarom doen Marokkanen dat, waarom plaatsen ze overal bommen?’ Toen ze naar een bedrijfsparty ging, kreeg een vrouwelijke islamitische collega te horen: ‘Moest je niet aan de ketting vanavond?’

Zij en wij

Uitspraken van opiniemakers als Geert Wilders vormen niet alleen de aanleiding voor dergelijke opmerkingen, ze verschaffen ook het bijpassend gedachtegoed. Net als Wilders delen collega’s dan de samenleving in twee groepen in: ‘zij’ en ‘wij’. Collega’s uit de meerderheid brengen vervolgens ‘hen’ uit de islamitische of Marokkaanse groep in diskrediet door te veronderstellen dat zaken als terrorisme, straatgeweld en vrouwenonderdrukking kenmerkend zouden zijn voor die groep. Tot slot tasten zij de eigenwaarde aan van collega’s met een Marokkaanse en islamitische achtergrond door hen als vertegenwoordiger van die groep aan te spreken en hen persoonlijk verantwoordelijk te houden.

Een moslima wordt door haar collega’s aangesproken op uitspraken van Geert Wilders, waar ‘sporen van haat’ in zitten, zegt ze. De dag na de verkiezingen hoort ze dat een collega PVV heeft gestemd. Dat activeert bij haar alle uitspraken van Geert Wilders die haar collega’s haar hebben voorgelegd. Ze zegt daarover: ‘Ik weet dat we hier meer mensen hebben die PVV stemmen. Wat hun recht is ... Maar het vreet wel aan me! … Als je PVV stemt, is gewoon duidelijk, de basis zit 'm toch wel in “wij moeten de islam stoppen; die mag niet verder groeien”. Dus dat raakt mij. Zo van, waar ik in geloof, waar mijn ouders in geloven, en mijn afkomst, dat is iets wat jij het liefst gewoon uitgeroeid wil zien.’ Ze blijft achter in angst. Haar Marokkaanse collega’s hebben hun baan al opgezegd als gevolg van de opmerkingen van hun collega’s, door Wilders ingegeven. Ze overweegt datzelfde te doen.

Gevolgen van stigmatisering

Het is moeilijk om aan deze stigmatisering te ontkomen. Collega’s met een Marokkaanse en islamitische achtergrond voelen dat ze verantwoording moeten afleggen voor handelingen van anderen waarmee ze niets te maken hebben. Hun eerste reactie is om opmerkingen te weerspreken en vragen te beantwoorden, maar na verloop van tijd houden ze daarmee op omdat het zinloos is. Ze hebben het gevoel dat ze niet tegen de media kunnen opboksen en hun collega’s niet zullen overtuigen. Vervolgens ontwijken ze opmerkingen en sluiten zich af, niet alleen van hun collega’s maar ook van de samenleving als zodanig. Een geïnterviewde zei dat ze haar kabelabonnement had opgezegd en de televisie in de schuur had gezet. Sommigen hebben het gevoel dat hun recht op een plaats in de samenleving ter discussie staat: ‘Wat je ook doet, je mag er niet zijn.’

De gevolgen voor collega’s met een Marokkaanse en islamitische achtergrond zijn ernstig. Na dergelijke opmerkingen en vragen van collega’s blijven ze achter met gevoelens van gekwetstheid, angst, frustratie, pijn en onveiligheid. Sommigen hebben het gevoel dat ze elk moment aangevallen kunnen worden in publieke ruimtes, ook fysiek. Op deze manier worden mensen met een niet-westerse migratieachtergrond uitgesloten: mensen nemen ontslag of durven niet meer naar promotie te streven. Ze voelen zich onveilig.

Uitspraken zetten aan tot uitsluiting en discriminatie

Op 23 juni vorig jaar sprak de Amsterdamse rechtbank Geert Wilders vrij op de aanklacht van aanzetten tot haat en discriminatie. Opmerkelijk genoeg heeft de rechtbank de vraag of uitlatingen van Wilders aanzetten tot haat en discriminatie in de samenleving buiten beschouwing gelaten. Ons onderzoek laat zien dat hij wel terdege aanzet tot haat en discriminatie in de samenleving. Met het oordeel van de rechtbank dreigt het verbod op aanzetten tot haat en discriminatie in onze grondwet een dode letter te worden.

Kortom, vraagstukken over de cultureel diverse samenleving zijn gebaat bij het verstommen van de bestaande migrantenvijandige thematisering in de politiek vanwege de polariserende uitwerking op etnische verhoudingen op het werk. Maar daarmee is de noodzaak van elke politieke thematisering van de multiculturele samenleving niet verdwenen. Onze bevindingen laten de behoefte zien aan een offensief beleid tegen uitsluiting en discriminatie op de werkvloer, iets wat onder afgelopen kabinetten in de versukkeling is geraakt.

Hans Siebers is hoofddocent aan de Universiteit van Tilburg, departement Cultuurwetenschappen. Het onderzoeksverslag is te downloaden via de Tilburg Papers in Culture Studies.

Foto: Bas Bogers


[i] Cf. Hans Siebers, ‘The Impact of Migrant-Hostile Discourse in the Media and Politics on Racioethnic Closure in Career Development in the Netherlands’, International Sociology 25(4), 2010, p. 475-500.