Pragmatisme is niet genoeg voor sociaal werkers

Sociaal werkers hebben baat bij de grote verhalen uit het socialisme, liberalisme en christendemocratie. Aan pragmatisme hebben ze niet voldoende. Voor de praktijk van het sociaal werk is de betekenis van de grote verhalen nog lang niet verbleekt, betoogt lector Wim Dekker van de Christelijke Hogeschool Ede.

Het gaat niet goed met het moreel beraad in onze samenleving. Niet in de politiek en evenmin in de samenleving of op straat. Wanneer je een politiek debat van begin tot einde volgt, ik doe dat soms, bemerk je pas echt hoe funest een emotiecultuur is voor het democratisch beraad. Baudet, Simons en een enkele keer Partij voor de Dieren of Boer Burger Beweging weten met hun morele diskwalificaties de sfeer op te poken tot andere partijen vanuit een reflex ook jij-bakken gaan verkopen.

Dit wordt nog eens versterkt door een bestuurscultuur met het imago van informatie achterhouden, hele en halve leugens en rookgordijnen. Politici voelen zich steeds machtelozer en kiezen vervolgens voor veel te grote woorden. ‘Rot op. Rot zelf op’. In een emotiecratie vliegen moties van wantrouwen ons om de oren.

Onze debatcultuur is dood of verkeert op zijn minst in ademnood

Op straat gaat het niet veel beter. Het coronadebat heeft ons geleerd hoe moeilijk het is om met elkaar een goed gesprek te hebben. Dezelfde ervaringen doen wij op met zwarte piet, lhbt-thema’s, religie en vluchtelingen. De praatprogramma’s draaien lustig in deze dynamiek mee. Elke avond is de Op1-studio gevuld met slachtoffers en aanklagers en zo nu en dan een redder voor het goede gevoel. Ik heb te doen met de presentatoren. Altijd maar weer die dramadriehoek waar ze in moeten stoken in plaats van bijdragen aan een goed moreel beraad.

Dialoog met hol karakter

Onze debatcultuur is dood of verkeert op zijn minst in ademnood. Soms hebben politici het door. Zoeken ze de dialoog, zoals dat heet. Gaan ze, zoals bij de laatste kabinetsformatie, met zijn allen luisteren naar de nood van de burgers in Groningen. Na afloop spreken ze timide de pers toe: ‘Nee, wij hebben alleen geluisterd. Indrukwekkend. Er is zoveel fout gegaan. Nee, ik zie geen reden om op te stappen. Dat zou ook niet helpen. Ik kan alleen maar mijn stinkende best doen om hard voor deze mensen aan de slag te gaan. Want ik heb ze gehoord, ik hoor hun stemmen nog.’ Een week of wat later wordt bekendgemaakt dat er meer gas uit de bodem van Groningen zal worden gehaald.

Niet alleen het debat is machteloos geworden, ook de dialoog krijgt steeds meer een hol karakter. Een stukje voor de bühne. Ondertussen groeit het wantrouwen in de politiek en de overheid en het doortrekt de samenleving. Voer voor populisme en nieuw radicalisme.

Zingevend verhaal opstellen

De binnen het sociaal werk bekende cultuurvorser Hans Boutellier maakt zich in zijn laatste publicatie Het nieuwe westen grote zorgen over het gebrek aan vertrouwen, de groeiende polarisatie en het populisme. Hij verbindt dit wantrouwen met het wegvallen van de grote verhalen. In combinatie met individualisering leidt dit ertoe dat iedereen voor zichzelf een zingevend verhaal moet opstellen. Onvermijdelijk. Want het tijdperk van de grote verhalen ligt achter ons, aldus Boutellier.

Het boek loopt uit op een pleidooi om elkaar die eigen verhaaltjes dan maar te vertellen. Het liefst bij onze gezamenlijke sociale en maatschappelijke praktijken. ‘In de cultureel-diverse 21ste-eeuwse samenleving ontstaat gemeenschappelijkheid uit interacties tussen verschillen.’ Boutellier blijft hopen op de kracht van pragmatisme, al slaat de twijfel meer en meer toe.

Op zich is naar elkaar luisteren altijd goed. Net als de dialoog. En het leren omgaan met meerstemmigheid. Maar een dialoog komt pas echt van de grond als je de kennismaking voorbij komt, als je elkaars verhalen leert kennen, een geschiedenis met elkaar opbouwt.

En op dit punt doet Boutellier de deur naar de geschiedenis iets te snel dicht door steeds maar weer te stellen dat het tijdperk van de grote verhalen achter ons ligt. Er rest ons niets meer dan een eindeloos en zielloos pragmatisme. Boutellier is bepaald niet de enige die dit doet. Sinds de jaren tachtig zingt een koortje van toonaangevende denkers (Lyotard, Fukuyama, Rorty) steeds dit refrein.

Oude verhalen inspireren

Helpend is het niet. Het holt de democratie van binnen uit. Het tast de kwaliteit van het samenleven aan. Misschien geloven wij niet meer in die grote verhalen zoals onze ouders of wijzelf vroeger deden. Maar dat wil nog niet zeggen dat die verhalen geen inspiratie meer kunnen bevatten.

Van de contextuele benadering in het sociaal werk heb ik geleerd dat het nuttig is om terug te kijken naar de geschiedenis van het systeem wanneer het systeem uit elkaar dreigt te vallen. Je gaat op zoek naar inspiratie in die oude verhalen. Je analyseert welke plotwendingen het verhaal hebben doen vastlopen. Door elkaar verhalen te vertellen komt er soms inspiratie om het verhaal verder te gaan schrijven om oude thema’s op te poetsen en nieuwe plotwendingen aan te brengen.

Ik pleit ervoor om ditzelfde te doen met de verhalen van onze samenleving. Een samenleving kan helemaal niet uit het verhaal van de eigen geschiedenis stappen. Wij moeten verder, en met elkaar. Daarbij kunnen oude verhalen inspireren. Bovendien, het was helemaal niet één groot verhaal.

De grote verhalen van geloof, wetenschap en politiek zijn allemaal meerstemmig en divers. Juist door die meerstemmigheid te veronachtzamen, zijn we beland in een sfeer van zielloos pragmatisme en technicisme. Waarom zouden we die oude verhalen niet weer eens oppoetsen? Want zonder verhaal vaart niemand wel. Geïnspireerd door de dwaze mens van Nietzsche: we hebben een horizon nodig, voor en achter.

Socialisme, liberalisme en christendemocratie

Ik doe een eerste aanzet. Ik spits het toe op de verzorgingsstaat waarvan sociaal werkers de uitvoerders zijn en waarbinnen ze al dan niet politiserend moeten optreden. In de jaren tachtig werd de verzorgingsstaat getypeerd als een compromis uit de botsing tussen de drie grote verhalen van socialisme, liberalisme en christendemocratie (De Beus, Van Doorn & Lehning, 1989). In 2003 volgde een forse aanpassing van de verzorgingsstaatzorg in de vorm van een technische reorganisatie en een nieuwe zorgfilosofie.

Beide zijn eerder vrucht van pragmatisme en technicisme dan van diepgaand ideologisch debat. De centrale waarden uit het grote verhaal van het liberalisme (individualisering, autonomie, marktwerking en beperkte staatsturing) zijn in de zorgfilosofie van de participatiesamenleving overeind gebleven. In die zin is het verhaal van het liberalisme springlevend. En nog steeds draagt de participatiesamenleving bij aan de emancipatie van tal van groepen (vrouwen, lhbt) en vooral het individu zolang zij niet vermalen worden door de marktwerking.

Resten van een ruïne

In de zorgfilosofie van de participatiesamenleving zijn ook nog enkele noties van de christendemocratische visie op samenleven terug te vinden. Denk aan de lofredes op mantelzorg, vrijwilligerswerk en de waarde van het sociale weefsel van de samenleving.

Maar die noties hebben steeds meer een fragmentarisch karakter gekregen. Resten van een ruïne. Ze waren onderdeel van een groter, wat moralistisch verhaal. Waarin de samenleving als een lichaam werd gezien waarvan de afzonderlijke onderdelen op elkaar betrokken dienen te blijven. Aan de ontmoeting met de Heilige en het besef dat elk mens ontspringt aan dat heilige, ontsprong een moraal waarin mensen ijverden voor het publiek belang en af konden zien van directe zelfontplooiing. Dienst aan de gemeenschap als onderdeel van het burgerlijke leven. De sociale basis draait er soms op.

De woede over onrecht is eruit

Het socialisme bracht de morele verontwaardiging over de onderdrukkende werking van het politieke en economische systeem in. Het had ook een constructieve kant. Er werd gezocht naar vormen van verbinding tussen overheid en maatschappij die bij konden dragen aan morele kernnoties als solidariteit en gerechtigheid.

Individuele zelfontplooiing, solidariteit en coöperatie hebben aan actualiteit niet ingeboet

Onder invloed van Fukuyama en Giddens (De derde weg) zijn die noties van solidariteit en strijd tegen onrecht ingewisseld voor individualiserende noties als zelfsturing, autonomie en zelfredzaamheid. In de zorgfilosofie van de participatiesamenleving zijn hierdoor maar weinig noties van het verhaal van het socialisme terug te vinden. De woede over onrecht is eruit.

Opfrissen van sociale weefsel van de samenleving

Voor de praktijk van het sociaal werk heeft dit driehoekige spanningsveld veel betekend en is die betekenis nog lang niet verbleekt. Sociaal werkers zijn ‘nabij’ mensen en ‘nabij’ de samenleving die mensen vorm geven. Daar komen zij de drie verhalen in al hun urgentie elke keer tegen. Daar zien zij de individuen van wie de vrijheid in de knel komt, waardoor zij niet tot ontplooiing komen. Het sociaal werk heeft door de decennia heen bijgedragen aan emancipatie. Mensen geholpen om pal te staan voor hun identiteit en vandaaruit onderdrukkende structuren onder kritiek gesteld. Vrucht van het liberalisme.

Maar het sociaal werk ziet, geïnspireerd door het socialistische verhaal, ook welke categorieën mensen vermalen worden in het oergeweld van het marktdenken. Het weet van niet-westerse inwoners die alleen ’s nachts kunnen werken, omdat wij de schoonmaakindustrie niet aan het werk willen zien op onze kantoren. Zij werken met mensen die schulden hebben, met telkens weer die mix van eigen verantwoordelijkheid en ‘slachtoffer-zijn van structuren’. Het mensen terugwerpen op hun vermeende eigen kracht is hier een gotspe. Toch worden zij zo op pad gestuurd.

Tenslotte werken sociaal werkers sinds het begin van deze eeuw weer samen met inwoners, gemeenten en vrijwilligers aan het opfrissen van het sociale weefsel van de samenleving. Coöperatie omdat je nu eenmaal een lichaam vormt of tot elkaar veroordeeld bent, vormt hierbij de kernwaarde. Sociaal werkers als uitvoerders van het christendemocratische verhaal. Om over mantelzorg en het samenwerken met netwerken maar te zwijgen.

Urgentie van de grote verhalen

Sociaal werkers struikelen als het ware over de drie kernwaarden uit deze grote verhalen. Individuele zelfontplooiing, solidariteit en coöperatie hebben aan actualiteit niet ingeboet. Ze markeren in hun onderlinge spanning de bandbreedte waarbinnen het samenleven ook nu mogelijk wordt.

Hoe politiserend sociaal werk er precies uit moet zien, weet ik niet. Maar het sociaal werk brengt in elk geval de urgentie van deze drie verhalen in hun onderlinge spanning aan het licht. Stop dus met de mantra dat het tijdperk van de grote verhalen achter ons ligt. Laten wij ze elkaar weer gaan vertellen.

Dr. Wim Dekker is lector informele netwerken en laatmoderniteit aan de Christelijke Hogeschool Ede.

 

Foto: Lord Jim (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 860 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Hoera! Eindelijk worden verhalen steeds meer serieus genomen.
    Zelf heb ik als narratief coach daar al tientallen jaren voor gevochten. Als er iets door de generaties moet worden doorgegeven dat zijn het wel de (wijze) verhalen, de levenslessen en ervaringsgeschiedenissen. Ik bedoel dan meer dan de (zo noodzakelijke belangrijke) individuele hulp om mensen op verhaal te brengen. Instanties en organisaties heben naar mijn smaak ook de taak het gehoorde op een meta niveau vorm te geven. Verhalen dus bundelen van de cohorten en vertalen naar de maatschappelijke actualiteit in het hier-en-nu opdat ze beleid beïnvloeden.
    Voor jong en oud is het m.i. essentieel in een tijd van oorlog en pandemieen. Het gaat het om zinbevingsverhalen en niet om koude statistieken! Het gaat om de vraag waar zijn we met z’n allen mee bezig zijn. Of is er soms geen erfenis meer dat de weg wijst van hen die door ervaring wijs zijn geworden? Zou die kennis niet de basis moeten zijn van sociaal werk en opvoeding; juist nu de maakbare samenleving niet meer vanzelfsprekend is en mensen terugvallen op ‘het verhaal’ dat men zelf in gelooft.
    Verhalen serieus nemen vraagt om een veilige emotionele ruimte (dus een kostbare tijdsinvesterjng) om er te mogen zijn met je verhaal en te ontdekken wat steeds moed en hoop gaf om verder te gaan. Een open oor is voor beroepskrachten echter niet voldoende, ze moeten naar mijn mening ook aan de slag om ‘naar boven’ die individuele geluiden te collectivitiseren en te adresseren. Aardige klus in tijd van bubbels, nep nieuws, ocial media, profetieën propaganda, projecties en wensdromen. Wat men gelooft wordt uiteindelijk de aanzet tot gedrag. Aardige sociaal vraagstuk om daar ordening en richting in aan te brengen en er levenslessen en sociale actie uit te distilleren. Ik hoop dat deze opmerkingen een aanzetje zijn.
    Zelf heb ik na mijn (sociaal) werk ervaring, studies sociale wetenschappen en als hippie comunelid getracht die ervaringen op te schrijven in een boek *) . Ik hoop dat het navolging krijgt zodat generaties elkaar blijven verstaan. Opdat verhalen (opnieuw) een hulp worden binnen sociale vraagstukken en mensen helpen zich gehoord te weten.
    *) De babyboomer en het monster (ISBN 978909034128)

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *