INTERVIEW Zorg-ethica Marian Verkerk: ‘We blijken verlegen met echt kwetsbare mensen’

Het corona-virus houdt ons ‘gezonde mensen’ een spiegel voor, vindt Marian Verkerk, hoogleraar zorgethiek. Over ons gedrag onderling en met name over ons gedrag richting die mensen die meer kwetsbaar zijn. ‘O wee, als er een bericht is over een gezond iemand, iemand zoals wij, die op een IC voor zijn of haar leven ligt te vechten.’

Twee woorden. Kwetsbaarheid. Verantwoordelijkheid. Die twee woorden zijn de ankerpunten in de duiding van Marian Verkerk. Verkerk is hoogleraar zorgethiek aan de Rijksuniversiteit van Groningen, een deel van Nederland dat nog gespaard wordt door het virus. Geen carnaval, een andere vakantieperiode in februari, zo toevallig kan het zijn.

De beginvraag was wat haar als zorgethica nu opvalt in alle turbulentie rondom corona. Verkerk is vertegenwoordiger van een academische discipline die tot nog toe opvallend weinig aan het woord komt. Wat valt haar op nu het coronavirus dit land in haar greep houdt?

‘De zorgethiek denkt vanuit het idee dat het menselijk bestaan kwetsbaar is. En die kwetsbaarheid als kenmerkend aspect van wie wij mensen zijn, wordt nu heel erg onderstreept. Tot voor kort leek het alsof slechts een aantal van ons kwetsbaar is, maar dat de meerderheid individueel kan werken aan de vervulling van zijn levensproject, daar ook controle en grip op lijkt te hebben. Dit virus dringt aan ons op dat wij kwetsbaar zijn, allemaal. We hebben lichamen die kwetsbaar zijn. We dachten dat we met onze lichamen alles konden doen en dat de kwetsbaarheid pas zou komen als we ouderen worden, maar dat blijkt dus niet zo te zijn.’

Wat betekent dat groeiend besef van kwetsbaarheid?

’Ik denk dat het duidelijk maakt dat een belangrijk in deze samenleving heersend idee niet klopt: dat je maatschappelijk geslaagd bent als je zo min mogelijk andere mensen nodig hebt voor je eigen geluk.  Dat besef betekent een fundamentele kanteling. Wij hebben een samenleving waarin mensen de wederzijdse afhankelijkheid zoveel mogelijk uit hun wereld proberen te houden. Nu hoor je overal dat we ’er samen voor gaan’, dat we ’het samen doen’, maar dat is nieuw terrein. Zo leefden wij gezonde mensen tot nog niet.’

Wij gezonde mensen zijn opeens ook kwetsbaar.

’Wij hebben in deze samenleving het idee dat de zorg er voor die mensen is die het net niet redden. Die oudjes, die mensen met een handicap, die mensen met geestelijke problemen, ach ja, wat sneu. En wat goed dat we zo beschaafd zijn dat we ook naar hen omkijken. Je ziet dat in de berichtgeving over het virus nog steeds: als het virus vooral ouderen en kwetsbaren treft, dan worden we ergens toch gerustgesteld, maar o wee, als er een bericht is over een gezond iemand, iemand zoals wij, die op een IC voor zijn of haar leven ligt te vechten. Die anderhalve meter afstand is van belang voor ons allemaal en je ziet hoe moeilijk we het daarmee hebben.’

Precair evenwicht

Het ’nieuwe’ besef van kwetsbaarheid, en onze reactie daarop, heeft volgens Marian Verkerk ook als gevolg dat de groep mensen die al kwetsbaar was dubbel geraakt wordt. Het gaat haar dan niet om de mensen die fysiek kwetsbaar zijn, de groep die Hugo de Jonge bedoelt als hij spreekt over ’het beschermen van ouderen en kwetsbare mensen’. Het gaat haar hier evenmin om oudere mensen, hoe belangrijk ook. Ze wijst op de aloude wijsheid dat de longontsteking de ’old man’s friend’ is en ze noemt eenzaamheid ’nog het minste probleem. ‘Ik scrabble zelf online met drie zeventig-plussers, daar kun je in ieder geval nog contact mee hebben’. Verkerk doelt op die mensen wiens dagbesteding ineens dicht gaat, wiens ggz-behandeling ineens is stopgezet, wiens structuur ineens is weggevallen, mensen die niet snappen dat er ineens iemand met een mondkapje voor ze staat.

’Het precaire evenwicht wat deze mensen hebben, wat al zo moeilijk te bereiken is, is weggevallen. Dat laat zien dat we als samenleving ook in niet-corona-tijden deze groep al als ondergeschoven kindje beschouwen en nu hun kwetsbaarheid door de maatregelen vergroot wordt, we eigenlijk verlegen zijn. We vermijden het onderwerp liever.’

De huidige nadruk op de medische, somatische zorg, de maatregelen die daarvoor getroffen zijn, staan op gespannen voet met de dubbele kwetsbaarheid van deze groep?

’Het is allebei waar, de medische problemen en de pijn die deze groep ervaart door de maatregelen, het is allebei erg. Maar deze crisis laat wel zien hoe slecht we eigenlijk ge-equipeerd zijn om deze kwetsbare mensen goed te helpen. We kunnen dat blijkbaar alleen onder voor ons ideale omstandigheden. Nu negeren we in al onze onrust deze mensen.’

Instellingen die voor deze mensen zorgen sturen te makkelijk hun cliënten naar huis, zetten te makkelijk de dagbesteding stop?

’Ik wil geen lelijk woord zeggen over de professionals die dag in, dag uit deze mensen ondersteunen in hun leven en ik snap heel goed dat er een grens is bij een crisis zoals deze. Er zijn nu botsende verantwoordelijkheden. Je hebt ook verantwoordelijkheden naar je gezin, naar je partner. Er moet geen rare heldenmoed verwacht worden. Maar op het moment dat je als organisatie of als professional zegt “ik kan niet meer voor je zorgen, je moet het maar thuis zien te redden”, dan is er nog één vraag nodig: kan ik nu nog iets anders doen? Die vraag kun je jezelf als professional stellen, als instelling, maar ook als overheid. En het antwoord daarop laat je meewegen in wat je uiteindelijk doet.’

Biologisch burgerschap

De spiegel die het virus ons voorhoudt, gaat behalve over kwetsbaarheid ook over verantwoordelijkheid. Het is het tweede belangrijke thema dat haar in deze tijd opvalt. Marian Verkerk is niet verbaasd dat jonge mensen vooral de verantwoordelijkheid voor hun eigen gezondheid zien. ’Wij zijn als samenleving zo gericht op zelfredzaamheid, op verantwoordelijkheid nemen voor jezelf, terwijl je verantwoordelijkheid ook kunt zien als verantwoordelijkheid voor jezelf én voor diegenen die door jouw handelen kwetsbaarder worden.’

We hebben als samenleving een smalle definitie van verantwoordelijkheid?

’Precies. Verantwoordelijkheid is nu individuele aansprakelijkheid, maar deze crisis stelt ons de vraag of we die verantwoordelijkheid niet breder moeten zien. Er is een feitelijke kwetsbaarheid, dat is ieders individuele lichaam, maar veel kwetsbaarheid is het gevolg van hoe we de samenleving georganiseerd hebben. Mark Rutte noemde ons eens de samenleving van de dikke ikken. Dat is een samenleving die mensen kwetsbaar maakt, met name mensen die al kwetsbaar zijn, omdat je je daar niet verantwoordelijk voor voelt.’

Deze crisis is leerzaam?

’Deze crisis is een grote schok en triest voor de mensen die er aan overlijden of er in hun gezondheid hard door geraakt worden. De vraag die echter ook gesteld moet worden, is hoe wij in dit volle land en op onze overbevolkte, zeer beweeglijke wereldbol rekenschap geven van onze kwetsbaarheid en de verantwoordelijkheid die daarmee samenhangt. Ik las een stuk van Yuval Harari waarin hij stelt dat we ofwel naar een soort empowerment gaan, een ’biological citizenship’ waarin mensen zich als verantwoordelijke burgers gedragen ofwel naar een controlestaat waarin de overheid kan aflezen dat ik een griepje heb en dan mijn huis even op slot doet.’

Dat is een confronterende keuze.

’Ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat deze crisis leidt tot een nieuwe maatschappelijke hygiëne die past bij dat ’biological citizenship’. Dat de norm wordt een aantal keer per dag je handen goed te wassen en dat we bij een volgende, ’normale’ griepgolf niet met een paar paracetamolletjes naar ons werk gaan als je snipverkouden bent en lichte verhoging hebt. De vraag is of we wereldburgers zijn, of dat we ons terugtrekken in een nationalistische controlestaat.’

Piet-Hein Peeters is journalist en gespreksleider.

 

Foto copyright: Hans van Dijk