Een Social Impact Bond (SIB) is een financiële constructie waarbij private partijen investeren in de aanpak van een maatschappelijk probleem. De investeringen worden door de overheid terugbetaald, inclusief een eventueel rendement. Alle partijen committeren zich dus aan positieve (financiële) resultaten van de aanpak. In Groot-Brittannië en de Verenigde Staten wordt deze investeringsconstructie al langer toegepast. In Rotterdam is een paar maanden geleden de eerste Nederlandse SIB afgesloten. ABN AMRO en Start Foundation investeren 680.000 euro in het Rotterdamse bedrijf de Buzinezzclub[1]. Dit bedrijf helpt jaarlijks tachtig Rotterdamse werkloze jongeren zonder startkwalificatie aan het werk of terug naar school, waardoor de jongeren minder lang aanspraak doen op een uitkering. De gemeente Rotterdam betaalt de investeerders terug op basis van het aantal uitkeringen dat hierdoor bespaard wordt. Bij deze Social Impact Bond kan het rendement oplopen tot 12 procent op jaarbasis. Hoe sneller de jongeren uitstromen, hoe hoger het rendement is voor de investeerder.
Een SIB maakt niet alleen zichtbaar wat de investeringen en beoogde (financiële) resultaten zijn, maar het gaat uit van no cure, no pay: als de verwachte resultaten niet worden behaald worden, betaalt de overheid de investeringen uit eigen zak terug. In deze belofte zitten meteen ook de grootste risico’s van de SIB.
Risico 1: Keuzes op basis van financiële winst
Het is goed als de overheid dankzij extra private middelen maatschappelijke problemen kan oplossen. Dat de overheid in een SIB-constructie niet per se kosten bespaart (het verdiende geld wordt immers aan de investeerders uitgekeerd), is niet erg aangezien maatschappelijke problemen oplossen wél, en kosten besparen niet de hoofdtaak van de overheid is.
Maar er is een bedenking te plaatsen bij de investeringskeuze die in een SIB worden gemaakt: er wordt geïnvesteerd in ‘een programma dat gericht is op het verbeteren van de risico-positie van een bevolkingsgroep, en daarmee op het behalen van een maatschappelijke kostenbesparing’ (aldus Ernst & Young over Social Impact Bonds, 2013:16). Dit suggereert dat als een groep mensen zijn risico-positie verbetert, dit zal leiden tot een kostenbesparing voor de samenleving. Nu zijn er verbeteringen denkbaar voor mensen die wel waarde hebben, maar niet direct tot een kostenbesparing leiden. Denk aan structurele opvang en verzorging van (verstandelijk) gehandicapten, ouderen of chronisch zieken, uithuisplaatsingen van kinderen uit een multiprobleemgezin, het vergroten van het gevoel van veiligheid. Zijn dit soort problemen niet de moeite van het oplossen waard, omdat ze financieel niet rendabel zijn?
Risico 2: Over-claimen
Bij een SIB draait alles om het investeren in beoogde resultaten en het behalen daarvan. Dat kan leiden tot ‘over-claims’. Een paar voorbeelden.
Bij het oplossen van maatschappelijke problemen zijn vaak meerdere personen en organisaties betrokken, die allemaal een bepaald aspect van het probleem aanpakken (of soms zelfs hetzelfde doen). Als het probleem uiteindelijk is opgelost, is het de vraag aan wiens inzet en investering dat dan precies te danken is. De impact van het resultaat moet dan gecorrigeerd worden voor het aandeel dat ánderen hebben. Ook moet erkend worden dat een effect een bepaalde houdbaarheidsdatum heeft: je kunt niet in alle gevallen volhouden dat een interventie zijn positieve effecten ook in de toekomst blijft behouden. Bovendien lossen bepaalde problemen vanzelf op: van de groep mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt is er altijd een percentage dat ook zónder speciale bemiddeling wel aan het werk komt. Tenslotte bestaat – zeker bij werkgelegenheidsvraagstukken – het gevaar van verdringing: gaan de nieuwe banen niet ten koste van andere al bestaande banen om aan de nieuwe sociale doelstellingen te voldoen?[2]
Als heldere en sluitende hierover afspraken ontbreken kunnen resultaten later tot ongemak en teleurstelling leiden.
Risico 3: Fictieve besparingen
Tenslotte terug naar de kostenbesparingen. Wanneer er aantoonbaar kosten bespaard worden is er niets aan de hand. Maar kostenbesparingen blijken vaak fictief. In bijna alle rapporten over de SIB wordt het voorbeeld van de Peterborough-gevangenis in Engeland gepresenteerd als hèt voorbeeld van een goede SIB. Er wordt een forse kostenbesparing voor de overheid geprojecteerd op basis van een redelijk simpele som: de kosten van een gevangenisopname bedragen ruim 30.000 pond, en dat bedrag kun je vermenigvuldigen met de afname van het aantal recidives. In zes jaar tijd loopt dat op tot een bedrag van miljoenen.
Maar het feit dat een gevangenis-opname een bepaald bedrag kost, wil niet zeggen dat je dat bedrag ook daadwerkelijk bespaart als je het aantal opnames vermindert. In een rapport van de vereniging van Europese filantropische fondsen (EVPA) wordt terecht opgemerkt dat zolang er geen gevangenisvleugel wordt gesloten of gerechtshof wordt opgeheven, de kostenbesparingen beperkt zullen zijn. Zolang een interventie niet leidt tot échte systeemverandering die kostenefficiëntie opleveren (zoals het ontslaan van personeel en/of het sluiten van vestigingen), is de kostenbesparing vooral fictief.
Als er na verloop van tijd een discussie ontstaat over de vraag of de kostenbesparingen wel redelijkerwijs en objectief zijn toe te rekenen aan de interventie, en als die kostenbesparingen dan nog eens niet ‘cash-able’ zijn, wat gebeurt er dan? Krijgen de investeerders hun geld niet? Of wel, maar kost het dan de staat geld? Haakt iedereen af? Wat mogelijk rest is teleurstelling. Niet alleen in de resultaten, maar vooral in de verwachtingen vooraf.
Sippen over SIB?
Is de SIB dan geen goed instrument? Jawel, het is in principe juist een prima instrument. Maar willen we er voor zorgen dat het ook duurzaam kan worden ingezet, dan moeten we voorkomen dat de risico’s reëel worden. Dit vergt nog verder nadenken en vooral analyseren hoe de praktijk uitpakt.
Marije van der Meij en Peter Scholten zijn partners in Scholten&VanderMeij, en zijn beiden trainer bij stichting BONO (opleidingen non-profit-ondernemen).
Literatuur:
- Frissen, R., Lunes, R., Vermeer, F. (Society Impact Platform), en A. Revenboer (Ernst&Young) (2013). Social Impact Bonds. Een verkenning naar de kansen van een innovatief financieringsarrangement.
- Meij, van der, M. en P. Scholten (2013). Dan ga ik liever op vakantie. Over de in en onzin van maatschappelijke interventies. Amsterdam: Lenthe Publishers.
- Hehenberger, L, Harling A. en Scholten,P. (2013).A practical Guide to Measuring and Managing Impact. Brussels: European Venture Philanthropy Association EVPA.