Activerende opvoedingssteun is vaak lamlendig

Opvoedingsondersteuning verzandt vaak in lethargie en lamlendigheid, ontdekte onderzoeker Marguerite van den Berg. Hoe kan het toch dat interventies die bol staan van de term ‘activering’, met welwillende professionals en moeders, toch ontaarden in slome praktijken?

Aanvankelijk vooral bedoeld als aanduiding voor beleid dat arbeidsmarktparticipatie stimuleert, wordt de term ‘activering’ nu voor allerlei fenomenen en instrumenten gebruikt. Burgers worden ‘geactiveerd’ en beleidsmedewerkers krijgen opdracht ‘activerende’ instrumenten in te zetten. Ook opvoedingsondersteuning wordt vaak gevat in deze termen: ouders wordt ‘activerende hulp’ aangeboden, zij moeten uit hun ‘achterstand’ naar ‘deze tijd’ gebracht worden door ingrijpen van professionals en beleid. De term ‘achterstand’ is hier veelzeggend: daarin wordt verondersteld dat  ’achterstandsgroepen’ achterblijven door hun eigen stilstand. Ze bewegen onvoldoende mee in ons ritme en zijn onvoldoende aangekomen in ‘deze tijd’, zo wordt vaak verondersteld.

Misschien wel de grootste verrassing (en frustratie) in mijn onderzoek was daarom dat veel van de praktijken waarin ik deelnam werden gekarakteriseerd door vergaande lamlendigheid en lethargie. Hoe is dat mogelijk?

Lamlendigheid is besmettelijk

Het is voor de hand liggend om eerst te kijken naar de deelnemers van de interacties die ik onderzocht. Sommige professionals zijn gedemotiveerd geraakt en weer anderen te onervaren om lethargie te doorbreken. Aan de andere kant: sommige moeders kwamen vooral naar opvoedingsondersteuning voor een kopje koffie, niet werkelijk van plan om actief deel te nemen aan de activiteiten of discussies.

Maar deze verklaringen zijn heel onbevredigend. Ze leiden te gemakkelijk tot een beantwoording van een schuldvraag: een aanval op sociaal beleid en professionals enerzijds, een verdere bevestiging van een beeld van ‘achterstandsgroepen’ in ‘stilstand’ anderzijds. Bovendien werd ik als onderzoeker ook meegezogen. Ook ik voelde de lamlendigheid op mijn gemoed. Er was dus meer aan de hand. De situaties waar professionals en moeders in terecht kwamen waren lamlendig.

De meeste mensen kennen het gevoel: lamlendigheid is besmettelijk. Ook al ben je nog zo vol goede moed, eenmaal in een situatie waarin lamlendigheid de norm is, is het doorbreken daarvan buitengewoon moeilijk. Verveling, lamlendigheid en lethargie zijn fenomenen die tussen mensen worden gemaakt, net als een goede sfeer. Een goede ‘vibe’ op een feestje, een rustige ‘sfeer’ in een vakantieoord, een deprimerende ‘stemming’ in een vergadering: vrijwel altijd raken alle aanwezigen erin gezogen en toch is vaak niemand alleen verantwoordelijk.

In mijn zoektocht naar de factoren die deze ‘sfeer’ en collectieve emotie produceerden, ontdekte ik er drie.

Twee verklarende factoren: vertraging en afhankelijkheid

Ten eerste vertragen sommige interacties sterk. In een bijeenkomst voor opvoedingsondersteuning wordt doorgaans door professionals een zekere tijdsindeling opgelegd: een korte uitleg, een voorstelrondje, een opdracht en een debat volgen elkaar in de tijd op. De docent heeft kortom een doel en een programma. Moeders hebben soms een andere agenda: ze willen bijvoorbeeld een specifiek probleem in de opvoeding van hun kinderen voorleggen, of ze hebben geen zin in een specifieke opdracht. Het gevolg daarvan is dat de interacties worden vertraagd. Die vertraging is niet het gevolg van bewuste opzet, maar professionals en moeders laten elkaar wèl wachten. Urgente vragen van moeders blijven soms onbeantwoord omdat de professional door wil met het programma en moeders leiden met hun vragen en opmerkingen vaak af van het doel van de professional. Het gevolg van deze vertragingen is een zekere consequentieloosheid: het programma noch de vragen van de moeders wordt werkelijk geadresseerd. Hoewel professionals dus de opdracht krijgen te ‘activeren’ en moeders in ‘deze tijd’ te brengen is gebruik van tijd nu juist een factor waar ze betrekkelijk weinig controle over hebben.

Ze zijn namelijk afhankelijk van de vrijwillige participatie van moeders. En dat is de tweede factor die bijdraagt aan lamlendigheid. De meeste opvoedingsondersteuning is niet verplicht, maar berust geheel op welwillende participatie. Veel opvoedingsondersteuning bestond uit een serie bijeenkomsten. Maar zeer zelden bezochten moeders alle bijeenkomsten. Daardoor voelde iedere bijeenkomst als opnieuw beginnen en kon er nooit werkelijk worden voortgebouwd op eerdere interventies. Soms werd er dan besloten het hele programma maar af te gelasten. Een aanzienlijk deel van de cursussen en bijeenkomsten die welzijnsorganisaties plannen, wordt helemaal niet uitgevoerd. Een cursus die vijf bijeenkomsten zou duren, werd bijvoorbeeld in zijn geheel afgelast omdat de eerste bijeenkomst per ongeluk was gepland op de dag van het Islamitische offerfeest.

Ik vond het opvallend dat beleid zo gemakkelijk helemaal niet tot uitvoering kwam, temeer gezien de retoriek over urgente opvoedingsproblemen en ‘activering’. Moeders en professionals anticipeerden vaak op elkaars non-participatie en lamlendigheid en versterkten het zo. Een voorbeeld uit mijn veldwerk:

In een basisschool in Rotterdam komen vijf moeders, een professional en ik samen voor een oudercursus. Vier van de vijf moeders zijn van Turkse afkomst en verstaan slecht Nederlands. Tijdens de twee uur durende bijeenkomsten wachten we dan ook veel op vertalingen van Nederlands naar Turks en andersom. De docente zegt dat ze dat helemaal geen punt vindt, maar al snel zie ik haar gapen en tien minuten voordat de bijeenkomst gepland was te eindigen, wil ze stoppen. Na de bijeenkomst vertelt de docente me hoe moeilijk ze het vindt om deze vrouwen te ‘bewegen’ en hoe ze daarop anticiperend al op voorhand besloten had niet alle punten van het programma af te lopen.

In dit voorbeeld is duidelijk dat de vertraging die het gevolg is van de vertalingen en de anticipatie van de docente op de passiviteit van de moeders leidt tot een lamlendige bijeenkomst zonder consequenties. Moeders en professionals zijn zo samen gevangen in lethargie.

‘Integraal’ werken leidt soms tot ‘niets’ doen

Een derde belangrijke factor is de complexiteit van de problemen waar opvoedingsondersteuning op gericht is. Variërend van overgewicht tot schoolprestaties tot het tegengaan van de verloedering van wijken: opvoedingsondersteuning wordt soms gepresenteerd als ‘silver bullet’. Zeker in vormen van opvoedingsondersteuning die zeggen ‘integraal’ te werken leidt dit tot vaagheid in praktijken. Een goed voorbeeld zijn de huisbezoeken van een programma dat erop gericht is is ‘alles’ aan te pakken in gezinnen. Mijn ervaring daar was dat ‘alles’ aanpakken vaak leidt tot ‘niets’ doen. Een voorbeeld:

Ik ging mee op huisbezoek bij een moeder (ik noem haar hier Melissa) die al geruime tijd door medewerkers en stagiaires van het programma werd begeleid. Bij het huisbezoek krijgt Melissa alle gelegenheid om uitgebreid haar beklag te doen over verschillende gemeentelijke diensten. Ze klaagt over hoe medewerkers van die diensten willen dat zij haar leven verandert. De stagiaire en professional die met mij op huisbezoek zijn zitten op hun stoel in de woonkamer en doen niets. Ze bevestigen soms het verhaal van Melissa, maar stellen geen acties of oplossingen voor. Na een lange tijd van klagen zegt Melissa: ‘Ik vertel sowieso niet graag m’n verhaal iedere keer’. We zijn opvallend passief aan het luisteren naar Melissa’s klaagzang. De professional maakt uiteindelijk met Melissa een inventarisatie van wat er moet gebeuren aan Melissa’s problemen. Geen enkel agendapunt op het lijstje wordt meteen aangepakt. In plaats daarvan worden ze punten op de agenda voor de volgende bijeenkomst, die nog gepland moet worden. Ik voel de lamlendigheid van de situatie zelf ook sterk. Het huisbezoek bij Melissa duurt in totaal twee uur en aan het einde is er niets gebeurd. Het voelt alsof er veel urgente problemen zijn, maar dat alle actie futiel is.

Wat hier gebeurt is volgens mij mede een gevolg van de doelstelling ‘integraal’ te werken en ‘alles’ (van de afwas tot de schuldeisers) aan te pakken. Mijn onderzoek laat zien dat een dergelijk breed spectrum aan mogelijke interventies en aandachtsgebieden leidt tot passiviteit. Willen interveniëren in alles leidt soms tot niets doen vanwege de vaagheid en enorme complexiteit van zo’n taak.

Gevangen in lethargie

Melissa was met deze interventie niet geholpen en de professional, stagiair en ik gingen gedemotiveerd weg, ondanks alle goede bedoelingen. Ook hier zien we dat moeders en professionals samen gevangen raken in een lethargie die tussen hen geproduceerd wordt en waaraan beleidstermen en logica’s bijdragen. ‘Activering’ en ‘integraal’ werken zijn vaak bedoeld om lamlendigheid en consequentieloosheid te doorbreken. Maar in de praktijk van ‘activerend’ beleid dragen ze soms juist bij aan het ‘niets’ doen en non-interventie, zelfs als alle deelnemers vinden dat interventie urgent is. Lethargie en lamlendigheid ondermijnen op hun beurt weer ‘activerend’ beleid. Dat leidt tot frustratie, zowel bij professionals als burgers.

Marguerite van den Berg is Universitair Docent Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze schreef over stedelijke cultuur, gender, beleid en onderwijs in verschillende tijdschriften en promoveerde onlangs op een proefschrift over de rol van opvoedondersteuning in de regeneratie van Rotterdam met de titel: ‘Mothering the Post-Industrial City. Family and Gender in Urban Re-Generation’.