Alledaags racisme (Philomena Essed introduceerde in 1984 deze term die helaas nog altijd relevant is) zit diepgeworteld in hoe en welke taal wij gebruiken in instituties en in het alledaagse leven. Institutionele ‘taal’ wordt gebruikt door overheid en media. Een voorbeeld daarvan zijn sollicitatieformulieren en enquêtes in Amerika en het Verenigd Koninkrijk waarin je onder persoonlijke gegevens je ras of etniciteit moet aankruisen. In Nederland is het gebruik van woorden als autochtoon en allochtoon of westers en niet-westers ook een voorbeeld van institutionele taal.
Institutionele taal beïnvloedt de taal die we onderling gebruiken
Het voorstel om de term ‘ras’ in de Duitse grondwet af te schaffen is een voorbeeld van hoe je denken over institutioneel taalgebruik kunt veranderen. In 2018 heeft tijdschrift OneWorld kritisch gereflecteerd op haar eigen taalgebruik en besloot vervolgens bepaalde uitdrukkingen en termen niet meer te gebruiken.
Een, naar mijn mening, belangrijk besluit, aangezien institutionele taal van invloed is op de tweede soort taal, namelijk de alledaagse taal die we onderling gebruiken in interacties op straat, bij vrienden en op feestjes. Wanneer beleidsstukken, politici, bestuurders en media bepaalde uitdrukkingen en woorden continue gebruiken, dan zal dit ook overgenomen worden in alledaagse taal.
De taal opschonen
In een column in Trouw (21 november 2019) stelt Pieter Boele van Hensbroek dat institutioneel racisme niet verdwijnt als we de taal opschonen van woorden als blank, gouden eeuw, VOC-mentaliteit – daar is meer voor nodig.
Ik ben het daar niet mee eens, taalgebruik heeft namelijk een groot effect op hoe we voelen ergens wel of niet bij te horen, zoals ik heb laten zien in mijn proefschrift en eerder op deze site.
Alledaags en bedekt racisme in taalgebruik afdoen als overgevoelig en subjectief
Taal is het middel waarin we de nuances in het ons wel of niet erbij horen voelen duidelijk maken. Het is daarmee zeer heikel en gevoelig, want hoe mensen taal opvatten en interpreteren verschilt per persoon en is daarmee subjectief. Daarom worden alledaagse ervaringen van racisme vaak afgedaan als overgevoelig en subjectief, omdat je het niet, zoals andere zaken in het leven, in een cijfer kunt vatten.
Tegelijkertijd is er wel degelijk onderzoek dat bewijst dat alledaags en bedekt racisme leidt tot gezondheidsproblemen. Die zogenaamd subjectieve gevoelens en ervaringen dienen we dus serieuzer te nemen. Een manier om dat te doen is ons bewust zijn van de taal die we alledaags en in instituties gebruiken en van het effect van die taal – naast het grondig aanpassen van structurele ongelijkheden op de arbeidsmarkt en huizenmarkt. Ik zal dit illustreren met een voorbeeld.
Wat er gebeurt als institutionele termen diversiteit ontkennen en negeren
Voor mijn proefschrift heb ik etnografisch veldwerk gedaan in Limburg. Ik heb bijna een jaar meegedraaid in een supermarkt die in de volksmond ‘de Turkse winkel’ genoemd wordt. Dat label zegt al iets over die winkel, terwijl de winkel meer dan alleen Turkse producten verkoopt. Tijdens het meewerken in de winkel, vroegen witte Nederlanders vaak aan medewerkers, waaronder ikzelf: ‘Wat doen jullie daar mee?’
Ondanks dat deze vraag vaak uit pure nieuwsgierigheid en interesse wordt gesteld, stelt de vraag een homogene culinaire groep voor, wie dat ook moge zijn. De medewerkers in de winkel hadden een Turkse, Marokkaanse en Koerdische achtergrond maar waren allemaal ook Nederlanders en Limburgers. Die diversiteit werd op één hoop gegooid door het gebruik van het label ‘jullie’. Wanneer institutionele termen als ‘allochtoon’ en ‘niet-westerse etnische minderheden’ diversiteit blijven negeren en ontkennen, zullen dit soort generalisaties in stand worden gehouden in ons onderlinge alledaags taalgebruik, zij het met de beste intenties.
We moeten ons bewust worden van de rol van alledaagse taal
Dit laat zien hoe taalgebruik groepsdenken en het denken in rassen in stand houdt. Mijn suggestie zou zijn om vragen, die zeker uit nieuwsgierigheid en interesse gesteld worden, op zo’n manier te stellen dat ze zo vrij mogelijk zijn van generalisaties en reducties van diverse groepen mensen. In dit specifieke geval, probeer de vraag vanuit jezelf te stellen: ‘Ik zie dit product, wat zou ik daarmee kunnen doen?’ of ‘Ik zie dat dit product enkel Turkse etiketten heeft, waar kan ik dit voor gebruiken?’
Wanneer we weg willen van het opdelen van onze samenleving in zogenaamd homogene en afgebakende groepen of ‘rassen’ dienen we ons bewust te worden van de rol die alledaags taalgebruik daarin speelt.
Lotte Thissen is cultureel antropoloog gespecialiseerd in multiculturalisme, meertaligheid, sociale verhoudingen en identiteitsvraagstukken. Ze is werkzaam als universitair docent aan de Universiteit Maastricht.
Foto: FaceMePLS (Flickr Creative Commons)