RECENSIE Geen quick fixes voor obesitas

Obesitas, de toename ervan en de gevaren voor zowel de volksgezondheid als de nationale portemonnee staan prominent in het nieuws. Maar wat is eigenlijk de stand van zaken volgens de deskundigen? Voor het boek: 'Over gewicht en gezondheid. Deskundigen over de praktijk en de feiten' interviewde journaliste Els van Thiel 16 prominente wetenschappers van diverse disciplines, om tot een breed overzicht te komen van aspecten, invalshoeken en visies op obesitas.

De geïnterviewden zijn goed gekozen: artsen, psychologen, sociologen, filosofen en ethici, psychotherapeuten, een volksgezondheidsdeskundige, een hoogleraar sport- en bedrijfsgeneeskunde en een antropoloog staan in ieder geval garant voor een brede kijk op het onderwerp. Tezamen vormen ze een goed leesbaar overzicht dat vooral tot nadenken stemt. Want het zijn vooral visies op obesitas, op de oorzaken en de oplossingen. Visies die soms elkaar of zichzelf tegenspreken, maar in ieder geval wordt duidelijk dat obesitas een heel complex probleem is waarvoor – in de woorden van prof. Jaap Seidell (hoogleraar voeding en gezondheid) geen ‘quick fixes’ voor bestaan.

Is obesitas het gevolg van ongezonde keuzes, van individueel eetgedrag? Volgens sommigen wel, hoewel niemand uitsluitend naar het individu wijst als factor. Men is wel van de complexiteit van het probleem doordrongen. Maar velen zoeken het antwoord dan in bewustwording, kennis van eten en nieuwe normen op het gebied van eten: waar en wanneer het wenselijk is om te eten. Of in psychologische begeleiding van emotionele overeters. Waar Tatjana van Strien, bijzonder hoogleraar psychologie van eetstijlen, een interessante kijk biedt op verschillende redenen om te veel te eten, wijst sociale wetenschapper Kathy Davis er juist op dat obesitas te véél als individueel probleem wordt gezien en te weinig als maatschappelijk probleem.

Van diverse kanten gewezen wordt op de ‘obesogene samenleving’: we worden omringd door ongezond aanbod, het maken van een gezonde keus vereist vooral veel kennis, zelfbeheersing en geld, de portiegroottes nemen toe en de gezamenlijke maaltijden verdwijnen. Ook wijst men op de rol van de voedingsindustrie, die vooral winst maakt van ongezond en overvloedig aanbod. Toch wordt de oplossing vooral gezocht in ‘gezond eetgedrag’ en individuele keuzes, óók als men zich bewust is dat een belangrijk deel van de bevolking hier om uiteenlopende redenen veel moeite mee heeft.

Zo blijkt ook in dit boek obesitas vooral een moreel probleem, waarbij de bredere lagen van de bevolking aan een ‘beschavingsoffensief’ onderworpen moeten worden. Zelfs wetenschappers die wijzen op de oorzaken in de omgeving, zoeken de oplossing in het individu. Heldere inzichten gaan soms gepaard met simplistische oplossingen. Zo verwijst sociaal geneeskundige Johan Mackenbach heel terecht naar de socioloog Pierre Bourdieu als hij stelt dat een bepaald eetpatroon status verschaft, maar glijdt hij uit waar hij een pleidooi houdt voor een ‘beetje stigmatisering’ om mensen te weerhouden om te dik te worden. Want stigmatisering treft de mensen die al overgewicht hebben. Dat zij een functie hebben om andere mensen voor gewichtstoename te behouden is wel een zeer hoge maatschappelijke prijs. Daarbij zorgt stigmatisering voor zoveel psychosociale stress dat het eerder leidt tot gewichtstoename dan tot gewichtsverlies, juist omdat het maken van gezonde keuzes zoveel extra energie kost. Bovendien – zo stelt hoogleraar psychologie Denise de Ridder - is het verwijzen naar wilskracht als voorwaarde voor gewichtsverlies even populair als zinloos. Lijnen met een strak dieet is op langere termijn zelfs het recept voor overgewicht.

De bijdragen behandelen oorzaken in zowel individu als omgeving en invloeden vanuit industrie en wetenschap. Interessante opmerkingen zijn dat de mens met overgewicht fungeert als ‘zondebok’ (Inez de Beaufort in de inleiding) en dat in de obesitasdiscussie ook economische belangen een rol spelen. Filosoof Henk van den Belt wijst erop dat het alarmerende taalgebruik in de krantenkoppen (‘oorlog tegen obesitas’ of ‘de obesitasepidemie’) een economische functie heeft: juist door de gesuggereerde urgentie en het veronderstelde gevaar, komt veel geld vrij voor onderzoek. Dat is geen gering belang. Daarnaast merkt hij fijnzinnig op dat een farmaceutische topman obesitas ooit de ‘ideale ziekte’ noemde: mensen gaan er niet aan dood, maar wat ze ook ondernemen, ze genezen er ook niet van. Als een dergelijke ziekte niet zou bestaan, dan zou die vanuit farmaceutische belangen eigenlijk uitgevonden moeten worden. Van den Belt wil niet teveel uitspraken doen over verstrengelde belangen in Nederlands onderzoek en beleid, maar pleit wel voor onafhankelijk onderzoek en oog voor economische motieven.

Ook filosofe Marieke ten Have plaatst de discussie in een breder perspectief. Zij wijst op het gevaar van ‘morele paniek’, waarbij er een hetze ontstaat tegen dikke mensen. Ze wijst erop dat obesitas géén gedrag is, maar een lichaamskenmerk. Vervolgens worden aan mensen met dat lichaamskenmerk allerlei negatieve persoonlijke eigenschappen toegedicht (stigmatisering), terwijl de oorzaken van overgewicht veel complexer liggen dan persoonlijk falen en voor veel mensen de mogelijkheden tot het maken van gezonde keuzes heel beperkt zijn.

De sterke kanten van dit boek liggen in de rijkheid aan inzichten en invalshoeken. Wat dat betreft is het een waardevolle aanwinst in de discussie, die vaak eenzijdig en beperkt is. De zwakke kant is dat de meeste wetenschappers aan het eind van het interview toch weer in de morele kramp van individuele verantwoordelijkheid schieten, waarmee hun adviezen vooral terecht zullen komen bij, zoals Henk van den Belt fijnzinnig opmerkt, de mensen die minder risico lopen. De aanbevelingen bij (bijna) ieder hoofdstuk zullen vooral de beter geïnformeerde lezer aanspreken en niet de grotere massa waar obesitas veel vaker voorkomt.

Er is bij veel wetenschappers een groot gemis aan sociologische verbeeldingskracht. Wat te denken bijvoorbeeld van het advies (in het prachtige pleidooi van Luca Consoli, docent wetenschap en samenleving, over het belang van smaak en genieten) om vooral te koken met ‘goede wijn’? Dat advies valt bijna in de categorie Marie-Antoinette: ‘Let them eat cake’.

Een zeer nuttig boek voor wie wil meepraten in de obesitasdiscussies, maar niet voor de grote lagen van de bevolking die lijden onder het probleem, en vooral onder de stigmatisering. Voor hen is het te hopen dat discussies zoals in dit boek nog veel meer en breder gevoerd gaan worden.

Over gewicht en gezondheid. Deskundigen over de praktijk en de feiten. Els van Thiel, uitgeverij Wereldbibliotheek, 176 p. 2014.