RECENSIE Ken Loach over verzorgingsstaat

Wie het werk van Ken Loach (1936) niet kent, is een armer mens. Veel van zijn werk staat op youtube, dus gelukkig is er snel wat aan te doen. Het zijn soms documentaires, soms speelfilms, maar vaak lopen de genres wat in elkaar over. Meestal zijn het treurige films, omdat wat Loach wil vertellen treurig is, namelijk dat er altijd nog talloze mensen zijn die hun lot niet in eigen hand kunnen nemen - omdat ouders, school, hulpverleners of de staat actief tegenwerken.

Vaak laat Loach ook nog eens amateurs de hoofdrollen spelen, mensen wier eigen leven niet ver van het verhaal verwijderd is. Maar toch zijn het erg knappe films. Loach heeft in de loop van de decennia dan ook veel erkenning gekregen. Eind vorig jaar nog een Lifetime Achievement Award van het Berlijnse filmfestival voor zijn hele oeuvre.

Dezer dagen is The spirit of '45 te zien in verschillende bioscopen in Nederland. Daarin gaat Loach met archiefmateriaal en met interviews terug naar het moment dat de verzorgingsstaat werd opgericht. Dat was direct na de tweede wereldoorlog. In 1942 had William Beveridge (1979-1963) als hoofd van een regeringscommissie al vastgesteld dat de onderklasse van Engeland leed aan vijf grote kwalen; verval van hun buurten, ongeletterdheid, gebrek aan basisvoorzieningen, apathie en gebrekkige gezondheid. Labour maakte de noodzaak tot de grootscheepse herziening van de maatschappelijke orde die daarin besloten lag, tot inzet van de eerste naoorlogse verkiezingen. Als we volledige werkgelegenheid konden bereiken door tegen de Duitsers te vechten, zo laat Loach voormalig Labour minister Tony Benn (1925) zeggen, waarom zouden we dan geen volledige werkgelegenheid kunnen bereiken door huizen te bouwen en scholen en ziekenhuizen te laten draaien? Labour wint er tot ieders verbazing de verkiezingen mee van Winston Churchill, die immers Groot Brittannië succesvol door de oorlog had gesleept.

Clement Attlee (1883-1967) wordt premier en Aneurin Bevan (1897-1960) wordt minister van sociale zaken. In de zes jaar dat Labour dan aan de macht blijft, tuigt de laatste een stelsel van sociale voorzieningen op dat onderwijs, zorg en enige sociale zekerheid voor iedere kostwinner biedt. Het is een van de grote vernieuwingen uit de moderne geschiedenis. Naast civiele rechten (op een eerlijk proces) en politieke rechten (om te mogen stemmen) had ieder burger nu ook sociale rechten. Het statusverschil, tussen mensen die genoeg geld hadden om alle zorg voor zichzelf te regelen en mensen die dat niet hadden, verdween. De welfare state maakt doktersrekeningen, ontslag en intimidatie door hoge heren een stuk minder bedreigend voor gewone Engelsen. Om in de film de mensen er over te horen spreken die er voor het eerst van profiteerden, is een mooie ervaring. Zo dichtbij was de echte armoede dus,  er leven nog mensen die het na kunnen vertellen.

Maar ergens halverwege The Spirit of '45 merkt een dokter al op dat Bevan in die eerste jaren van de verzorgingsstaat opeens besluit om de hele gezondheidszorg te nationaliseren. Men had algemeen aangenomen dat lokale gemeenschappen de baas zouden worden over ziekenhuizen en vergelijkbare instellingen. Maar de staat nam de touwen in handen. De overdosis aan overheidsinvloed biedt de tegenstanders van meet af de kans om terug te vechten en tegen het eind van de jaren zeventig is het zover, dan komt immers Margaret Thatcher aan de macht. Thatcher is voor Loach de verzinnebeelding van het kwaad, hij polemiseert in al zijn werk fel met haar en haar aanhangers, zonder veel tijd te nemen voor bijvoorbeeld onderlinge linkse ruzies of het vastlopen van de Britse industrie of het ten einde lopen van het koloniale rijk, wat misschien ook allemaal wel bijdroeg aan de teloorgang van de klassieke verzorgingsstaat. Tegen het eind van The Spirit of '45 zie je de bui dan ook al een beetje hangen: het zal allemaal wel weer komen door de liberalisering.

Belangrijker dan de vraag te beantwoorden hoe fout Thatcher precies was, is daarom de vraag waar nu precies die 'geest van '45' uit bestond. De titel is op zijn minst gedeeltelijk een verwijzing naar de Dunkirk spirit, naar het moment eind mei 1940 dat het Britse leger zich hals over kop moest terugtrekken over het kanaal, van Frankrijk naar Engeland, en dat de hele bevolking meeleefde, bootjes aanbracht en hielp de 300.000 soldaten die in een paar dagen terugkwamen op te vangen. Het was een moment van grote solidariteit. Wat maakte ook direct na de tweede wereldoorlog de solidariteit zo hevig, dat men ondubbelzinnig offers voor anderen wilde brengen? Dat men trots was om te delen? Dat solidariteit dus niet getekend werd door het knieperige  voor-wat-hoort-wat dat nu van sociaal beleid tot ontwikkelingsbeleid loopt, het handenwringende koopmansgejammer dat een voedselbank of een orkaan vervelend is maar een begrotingstekort vervelender? Het tegenwoordige idee van solidariteit lijkt in wezen immers vaak dat je van delen zelf ook beter moet worden, als niet zichtbaar in de kasstroom dan toch wel door een lekker gevoel vanwege een show op tv of een ansichtkaart van de stakker die je geholpen hebt.

Maar met die opvatting was van de welfare state nooit wat terecht gekomen. Hoe zat het dan? Herkende de upper class zich ondanks alles toch in de underclass, omdat men in wezen dezelfde taal sprak, dezelfde cultuur had, en was men daarom bereid om te delen, omdat uiteindelijk sprake was van een gedeeld visioen? Of was het eerder makkelijker om vooruitgang te boeken, omdat het bouwen van scholen en het bieden van een kleine uitkering goedbeschouwd een kleine moeite was, en de economie stond te springen om meer gezonde en geschoolde werknemers? Of was het de dreiging van het communisme, vreesden de machtigen dat wanneer ze onmachtigen niet een stukje van de taart gaven, de laatsten het Kremlin aan de macht zouden brengen?

Loach geeft daar niet echt een antwoord op, hij varieert wat op thema's dat links tegenwoordig te rechts is geworden, of dat men het zelfbestuur uit het oog heeft verloren. Terechte punten maar niet per se inspirerend gebracht in de film. Wat hij wel biedt zijn de liefdevolle verhalen van artsen, ex werknemers en ex bestuurders over een tijd waarin goed wonen, goed werken, goed zorgen mogelijk was.

Loach wordt wel eens vergeleken met Michael Moore, maar de Engelsman heeft niets van de vermoeiende retoriek van de Amerikaan. Zijn stijl is terughoudend, in al zijn films. Geen fratsen met licht, geen geintjes met de camera, overwegend lange shots en langzame camerabewegingen. De enige misschien wat opdringerige retoriek die hij zich soms veroorlooft is filmen in zwart-wit, wat hij bijvoorbeeld ook in The spirit of '45 doet bij de hedendaagse interviews. Alsof we anders niet door zouden hebben dat het hier om een serieus onderwerp gaat. Dat neemt allemaal niet weg dat op youtube onder andere Loach' Kes (1969) staat. Het is een klassiek verhaal over een jongen van vijftien in Noord Engeland, die van tegenslag naar tegenslag gaat tot hij een valkje vindt en weet te temmen. Even lijkt het lot bezworen, heel even. Wie the spirit of '45 miste, moet die film zeker even van achter zijn bureau zien. Het is een van de tien beste Engelse films ooit volgens het British Film Institute.

Menno Hurenkamp is hoofdredacteur van S&D.