Voeg opleidingen Sociaal Werk niet samen

Om studenten van sociaalagogische opleidingen beter voor te bereiden op de beroepspraktijk zou er één brede basisopleiding Social Work moeten komen, aldus Movisie-onderzoekers Margot Scholte en Ard Sprinkhuizen. Nee, zeggen Jeroen Gradener en Ellen Hommel; dit voorstel is gebaseerd op drie denkfouten.

Scholte en Sprinkhuizen hebben hun voorstel voor een brede basisopleiding Social Work onlangs naar voren gebracht in een  artikel in het tijdschrift Sozio. Eerder- eind 2011- hadden Scholte en Sprinkhuizen al een discussiestuk met de titel Een voor allen, allen voor een op de landelijke overleggen van de diverse sociaalagogische opleidingen laten circuleren. In hun pleidooi voor een brede basisopleiding maken de auteurs drie cruciale denkfouten.

Eerste denkfout bestaat uit een onterechte versimpeling
De eerste denkfout die Scholte en Sprinkhuizen maken, is dat ze het sociaal werk verengen tot een ouderwets soort maatschappelijk werk en een klassiek opbouwwerk. Hiermee wekken zij de schijn dat sociaal werk als belangrijke opdracht heeft sociale kwetsbaarheid terug te dringen. Dit is een onterechte versimpeling. Als je de ontwikkeling van de sociale beroepen afzet tegen die van de Nederlandse verzorgingsstaat, dan zie je een breed geschakeerd veld. Uiteenlopend van  materiële, geestelijke en psychosociale hulpverlening tot (semi-)residentiële, intra, trans- en extramurale vormen van pedagogische zorg. En van klassiek (buurt)opbouw-, vormings en sociaal artistiek werk tot bemoeienis met de vrijetijdsbesteding van mensen.

Dit brede palet ontbreekt in de analyse van Scholte en Sprinkhuizen, terwijl hun onvrede over de specialisering zich nota bene wél uitstrekt over alle sociaalagogische opleidingen, waaronder  Culturele en Maatschappelijke Vorming, Pedagogiek, en Sociaal Pedagogische Hulpverlening.

Generalisatie vormt tweede denkfout
De tweede denkfout van Scholte en Sprinkhuizen is hun generalisatie dat het hele sociale domein te lijden heeft onder te specifiek opgeleide professionals. De laatsten zouden onvoldoende toegerust zijn om de huidige sociale problemen in gezinnen en in buurten en wijken in hun onderlinge samenhang daadkrachtig tegemoet te treden.

Dat manco zou te herleiden zijn tot het feit dat de opleidingen zich te veel richten naar de wensenlijstjes van het werkveld. Scholte en Sprinkhuizen stellen in hun discussiestuk: ‘De huidige opleidingen (…) neigen ertoe de oren te laten hangen naar specifieke wensen van het werkveld, waardoor ze eerder beginnende specialisten afleveren dan breed opgeleide generalisten.’ Waar is het empirische bewijs voor deze bewering?

Vanuit onze ervaring geredeneerd, stellen wij dat de werkelijkheid veel genuanceerder is dan Scholte en  Sprinkhuizen suggereren. Zeker, ook in Amsterdam leiden we onze studenten op tot beginnende professionals op basis van een specifiek beroepsprofiel. Maar daar komen wel uitgebreide stage-ervaringen bij. Anders dan Scholte en Sprinkhuizen, hechten wij veel belang aan ervaring en aan een gedegen bij- en nascholing. Een pas afgestudeerde 21-jarige novice kan onzes inziens nooit een veelzijdige professional zijn. Sterker nog, dat mag je zelfs niet van hem of haar verwachten.

Derde denkfout vloeit voort uit grote afstand tot beroepspraktijk
De derde en tegelijkertijd kardinale denkfout van Scholte en Sprinkhuizen betreft hun idee voor samenvoeging van de verschillende sociaalagogische opleidingen tot een brede social work-bacheloropleiding. Die fusie zou de gewenste ‘sociaalagogische generalist’ opleveren. Scholte en Sprinkhuizen zijn niet de eersten die hiervoor pleiten; velen zijn hen daarin voorgegaan. Opvallend is dat het pleidooi telkens komt van mensen die op enige afstand staan van opleiding en beroepspraktijk. Wellicht zien ze daardoor niet in dat de integratie van SPH, MWD en CMV tot een brede social work bachelor in de weerbarstige praktijk toch een tikkeltje minder gemakkelijk te realiseren is dan vanuit de ivoren toren. Als samenvoeging echt zo eenvoudig is als Scholte en Sprinkhuizen en anderen beweren, dan zou het toch al lang gebeurd zijn?

Een andere interessante vraag is of de bestaande opleidingsprofielen voor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Sociaal Pedagogische Hulpverlening, Culturele en Maatschappelijke Vorming, en Pedagogiek misschien wel voldoende aansluiten op de actuele beroepspraktijk. En zou het zo kunnen zijn dat studenten een abstracte en kunstmatig breed gedefinieerde beroepspraktijk niet begrijpen? Of dat dit niet aansluit bij hun ontwikkelingsbehoefte?

Wij menen dat Scholte en Sprinkhuizen met hun pleidooi voor vereenvoudiging van het sociaal werk aan een onmogelijke opdracht begonnen zijn. Ze zullen, in onze ogen, terechte weerstand ontmoeten van de diverse beroepsopleidingen en van de  gespecialiseerde dienstverlening in het brede sociale domein. De ingezonden reacties op hun stellingname op de internetpagina van Sozio spreken wat dat betreft voor zich. Zo stelt een jongerenwerker dat de huidige CMV-opleiding al te breed is en dat er een specifieke opleiding Jongerenwerk moet komen. Professionals met een MWD- of SPH-achtergrond laten weten dat zij in hun opleiding voldoende brede basis hebben meegekregen voor de huidige hybride beroepspraktijk.

De reacties illustreren dat Scholte en Sprinkhuizen weinig kennis hebben van de praktische noties over de vorming van jonge professionals tot de professionele alleskunner die we – inderdaad - erg nodig hebben in deze tijd.

Jeroen Gradener is docent Culturele en Maatschappelijke Vorming aan de Hogeschool van Amsterdam. Ellen Hommel is manager van het onderzoekprogramma Culturele en Sociale Dynamiek en kwaliteitsmanager bij de opleiding CMV aan de Hogeschool van Amsterdam. 

noten:
*Scholten, Margot. & Sprinkhuizen, Ard  (2011), Eén voor allen, allen voor één; Over beroepsvorming, de generalist in het sociaal werk en hervorming van het sociaal-agogisch onderwijs: Een agenderende verkenning (concept 28 november 2011).

*Scholten, Margot. & Sprinkhuizen, Ard  (2012). In de basis. Over het opleiden van de nieuwe sociaal werker. Sozio, februari nummer.

 

 

 

Dit artikel is 3226 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (4)

  1. Het op de man spelen (‘dit pleidooi komt altijd van mensen die op afstand van de praktijk staan’) lijkt me onnodig en ontsierend, en in dit geval ook helemaal niet van toepassing op de bekritiseerde auteurs. Ik kan me wel voorstellen dat partijen midden in die praktijk (incl. de studenten) minder makkelijk de afstand nemen die nodig is om ten minste te zien dat er verschillende scenario’s denkbaar zijn. Het spreken van ‘kardinale denkfouten’ lijkt me eerder een manifestatie van vooringenomenheid (er is maar één juist antwoord) dan van de bereidheid om na te denken over de wijze waarop zorgen van de klant/cliënt en de belastingbetaler worden vertaald in eigentijdse oplossingen voor social work. Ik heb meegemaakt dat een jongerenwerker een kind met ADHD naar huis stuurde, omdat hij niet was opgeleid voor sociaal-pedagogische hulpverlening. Ik weet ook nog niet precies hoe je dat oplost, maar het lijkt me overduidelijk dat de nieuwe professional zowel in staat moet zijn om met min of meer ‘normale’ mensen in groepen om te gaan (het oude ‘opbouwwerk’ en ‘sociaalcultureel werk’, maar vergeet die verwijzing wat mij betreft meteen) als met mensen met een zorgvraag of ondersteuningsbehoefte. Op allerlei werkplekken wordt van professionals gevraagd om ‘sterke burgers’ te mobiliseren in de zorg voor ‘kwetsbare’ mensen: de pedagogische civil society, in de arbeidsmarkt (exit sociale werkvoorziening, intro de sociale bedrijfsleider) en de vergrijzing vragen er om.
    Natuurlijk zal dat moeilijk zijn om dat in een relatief korte opleiding goed te regelen. En natuurlijk heb je straks specialisten en generalisten nodig. Maar met het verketteren en kleineren van mensen die andere oplossingen zien komen we niet veel verder en lopen we een reëel risico dat onze afstudeerders over een aantal jaren zijn doodgelopen op het pad waarvan wij riepen dat het de enige route was.

  2. Uit het hart gegrepen…!
    Ik kan mij geheel vinden in de opmerkingen van Klaas Mulder. Ik was al aardig op weg om een reactie te concipiëren op de vooringenomenheid van Gradener en Hommel maar zeker ook op hun stellingname tegen een brede basisopleiding sociol work zoals Scholte en Sprinkhuizen voor oog hebben. Mulder geeft echter exact aan wat ik wilde bijdragen aan deze discussie. Als o.a. jongerenwerker, opbouwwerker, pedagogisch medewerker, ouderenwerker, gezinsbegeleider, pedagoog en als directeur-bestuurder van een brede welzijnsinstelling heb ik met regel-maart gepleit voor zo’n “brede” opleiding waar vanuit niet te veel “koninkrijkjes” worden gecreëerd en collega’s zich, ook als het gaat om hun inzet, achter konden verschuilden. Teveel heb ik daar hulpverlening op zien stuklopen!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *