Senaat moet godslastering schrappen uit strafwet

Moet het verbod op godslastering worden afgeschaft? De Tweede Kamer stemde al vóór; aanstaande dinsdag is het aan de Eerste Kamer. Maar veel senatoren aarzelen nog om godslastering uit de strafwet te halen. Die koudwatervrees moeten ze laten varen.

 

‘Ik meende, dat het sedert lang vaststond, dat God Zijn regten zelf wel weet te handhaven; daartoe zijn geen menschelijke wetten noodig’, zo oordeelde minister van Justitie Modderman in 1881 over het verbieden van godslastering. Het delict haalde ons Wetboek van Strafrecht dan ook niet. Maar de toename van anti-christelijke publicaties vanuit atheïstische en communistische hoek leidde in 1932 alsnog tot de strafbaarstelling van blasfemie. Na 1968, toen Gerard Reve werd vrijgesproken van blasfemie in het beroemde Ezelproces, is het wetsartikel nooit meer van stal gehaald: de Hoge Raad zette de standaard zo hoog dat het in feite onbewijsbaar was geworden. Salman Rushdie’s De Duivelsverzen, Madonna’s kruisigingsact tijdens haar concert in Amsterdam - het leidde allemaal niet tot vervolging

Senatoren hebben koudwatervrees nu het erop aankomt

Toch is artikel 147 al die tijd in het Wetboek van Strafrecht blijven staan. Het debat werd pas weer opengebroken toen minister van Justitie Donner, na de moord op Theo van Gogh, opperde dat het delict toch wel eens handig zou kunnen zijn in tijden van spanning tussen bevolkingsgroepen. Op hun beurt pleitten oppositiepartijen er juist voor om het verbod op godslastering uit het wetboek te verwijderen. Maar nu het afschaffen van het verbod steeds dichterbij komt, blijken senatoren – niet alleen van de christelijke partijen – opeens koudwatervrees te krijgen: gaan we het blasfemieverbod straks niet ontzettend missen als het er niet meer is?

Nu is het op zichzelf al bijzonder dat het schrappen van een strafbepaling haast meer moeite lijkt te kosten dan het opnemen van een nieuw strafrechtelijk verbod. Eén van de grondgedachten achter onze rechtsstaat is dat we niet te snel naar het strafrecht moeten grijpen – het is immers nogal een paardenmiddel, zeker als het wordt gebruikt om de vrijheid van meningsuiting te beperken. Juist de Eerste Kamer nam in 2012 nog een motie aan om de regering aan deze uitgangspunten te herinneren. Wat we nu zien gebeuren is de omgekeerde wereld: parlementariërs die zich afvragen of er wel voldoende redenen zijn om het blasfemieverbod te schrappen. De vraag die we ons zouden moeten stellen is of er goede redenen zijn om beperkingen van de vrijheid te handhaven.

Verbazingwekkend, al die heisa

Maar verbazingwekkend is vooral hoe het afschaffen van juist het blasfemieverbod zoveel controverse oproept. Nog niet zo lang geleden veroorzaakte de vrijspraak van Geert Wilders een hoop opluchting in politiek Den Haag. Wilders’ uitingen over de islam en over moslims moesten in het vrije debat worden bestreden, daar had het strafrecht toch niets te zoeken? De VVD stelde zelfs voor om discriminerende uitingen niet langer strafbaar te stellen. Waarom dan nu zo’n heisa om het afschaffen van de godslasteringsbepaling? Hoe kan het beledigen van God voor een seculiere partij strafwaardiger zijn dan het beledigen van mensen?

Internationaal is er steeds meer kritiek op strafwetgeving over blasfemie. Volgens het VN-Mensenrechtencomité is het verbieden van godslastering (zonder dat er ook haat wordt gezaaid tegen mensen) in strijd met het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, zeker als zo’n verbod ook nog discrimineert tussen verschillende godsdiensten en levensovertuigingen. En dat is wat de Nederlandse wet doet, want die ziet alleen toe op godsdiensten met één opperwezen. Overigens strijden EU-landen al jaren gezamenlijk tegen de initiatieven van islamitische landen om in VN-verband het ‘beledigen van religies’ te verbieden. Hoe geloofwaardig is dat als het Nederland zelf niet eens lukt om het blasfemieverbod uit het wetboek te verwijderen?

Kortom: practice what you preach en laat die koudwatervrees varen. Het vasthouden aan het blasfemieverbod gaat uiteindelijk ten koste van de geloofwaardigheid.

Marloes van Noorloos is voorzitter van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM).