Hét geweld tegen dé journalist bestaat niet

Onderzoeken wijzen uit dat veel journalisten te maken hebben met geweld. Maar de ‘anatomie’ van incidenten van geweld blijkt meer van elkaar te verschillen dan oppervlakkige analyses en politieke frames doen vermoeden, constateren onderzoekers van de Erasmus Universiteit.

De afgelopen jaren bereikten ons uit tal van richtingen beelden van geweld en agressie tegen journalisten: fysiek geweld tegen fotojournalisten, intimidatie van cameraploegen, online haat richting publicisten en bedreigingen van misdaadjournalisten. Onderzoeken naar geweld en agressie tegen journalisten in Nederland schetsen een somber beeld: 82 procent van de journalisten heeft weleens te maken gehad met agressie en bedreiging.[1]

Politiek gezien bestaan er breed gedeelde zorgen over de kwetsbaarder wordende positie van journalisten, zo is te horen tijdens Tweede Kamerdebatten en blijkt ook uit verscheidene beleidsmaatregelen.[2] De beroepsgroep zelf, bij monde van de Nederlandse Vereniging van Journalisten, luidde meermaals de noodklok. In een democratische rechtsstaat, zo luidt de consensus, moeten journalisten te allen tijde in vrijheid hun werk kunnen doen.

Kloppen de beelden?

Als we berichtgeving in de media en vanuit de politiek en de beroepsgroep lezen, dan buitelen verschillende partijen over elkaar heen om de ernst van de problematiek te benadrukken. De vraag die wij ons stelden in een recent onderzoek naar geweld tegen journalisten (Beelden van geweld, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC)), was: wat klopt er van deze beelden van geweld tegen journalisten?

Aan de hand van verschillende onderzoeksmethoden hebben we een rijk beeld geschetst van het fenomeen geweld (in ruime zin) tegen journalisten. Zo spraken we met verschillende journalisten en publicisten over hun ervaringen en analyseerden we strafzaken, incidentmeldingen bij het platform PersVeilig, mediaberichten over de thematiek en voerden we een computergestuurde analyse uit van Twitterreacties op journalisten.

Bij het in kaart brengen van geweld en agressie  komt een selectief beeld naar voren

Leggen we al deze beelden naast elkaar, dan ontkomen we niet aan ‘complexificatie’: denken voorbij afgebakende problemen waarvoor heldere verklaringen en oplossingen bestaan. [3] In dit artikel presenteren we op grond van ons onderzoek een drietal lijnen waarlangs complexificatie van de analyse van geweld tegen journalisten zou moeten plaatsvinden. Zonder daarmee de ernst en impact van geweld in de levens van veel journalisten te willen miskennen, willen wij hiermee duidelijk maken dat ‘hét geweld tegen dé journalist’ niet bestaat.

In kaart brengen is moeilijk

Ons onderzoek laat zien dat het in kaart brengen van problemen zoals geweld tegen journalisten allerminst eenvoudig is. Afhankelijk van de gebruikte data, elk met hun eigen beperkingen, komen verschillende aspecten van de problematiek naar voren. Uit onderzoek op basis van een door journalisten ingevulde vragenlijst komen veelal verontrustende percentages naar voren. Surveys worden doorgaans echter door een relatief klein deel van de populatie ingevuld.

Er is niet één gedeelde definitie te geven is van wat ‘telt’ als geweld tegen journalisten

Daarnaast is het de vraag wat zulke percentages ons werkelijk leren als verschillen binnen de groep groot zijn en de onderliggende stellingen dermate ruim geformuleerd (‘wel eens’). Officiële registraties (bijvoorbeeld van strafzaken of meldingen bij PersVeilig) bieden vaak meer context, maar schetsen tegelijkertijd een nog selectiever beeld, iets wat ook geldt voor interviews of een analyse van Twitterreacties.

Bij het in kaart brengen van geweld en agressie speelt dus het probleem dat er, afhankelijk van de gebruikte data, een selectief beeld naar voren komt, waarin bepaalde aspecten van geweld systematisch over- of juist onderbelicht worden (denk aan niet geconcretiseerde dreiging vanuit het criminele milieu).

Uiteenlopende ervaringen met agressie

Een aanverwant punt dat de reductie van geweld tot een geïsoleerd probleem onmogelijk maakt, is dat er niet één gedeelde definitie te geven is van wat ‘telt’ als geweld tegen journalisten. Journalisten, elk met hun eigen rollen en posities, hebben uiteenlopende ideeën over wanneer sprake is van geweld of agressie, van wie het afkomstig is (‘wappies’ of ‘wokies’), en wanneer dit een probleem is (of niet).

Daarnaast is het de vraag hoe verschillende vormen van geweld met elkaar verband houden. Getuigen ze van een bredere ondermijning van de journalistiek en persvrijheid, of moeten we terughoudend zijn in het in samenhang bezien van verschillende incidenten?

Naast de aanzienlijke groep journalisten die negatieve, soms schrijnende, ervaringen met geweld en agressie met ons deelden, zijn er ook verschillende journalisten die aangeven hier niet of nauwelijks mee te maken hebben. Verder blijkt dat niet alleen eigen ervaringen met daadwerkelijk geweld, maar ook de dreiging van geweld en ervaringen van collega-journalisten voor een onveilig gevoel zorgen. Beeldvorming speelt daarin duidelijk een rol. Beeldvorming waarin de journalistiek zelf een belangrijke stem heeft en een agenderende rol vervult.

De context van geweld

Geweld is, ten slotte, situationeel bepaald. Er is niet sprake van één probleem, maar van verscheidene problemen, vaak uiteenlopend, maar ook soms samenhangend. Wij identificeren in ons onderzoek vier directe contexten waarin in het bijzonder sprake is van veel geweld: 112- en beeldjournalistiek, verslaggeving van demonstraties of (sport)evenementen, online geweld via sociale media en misdaadverslaggeving. De kenmerken van slachtoffers, daders en het type incident lopen zeer uiteen per context. Hierbij valt op dat het geweld zelden als een soort rationeel middel fungeert, maar veelal voorkomt uit emoties.

Vanuit de journalistiek zelf kan ook een zekere (ervaren) dreiging uitgaan

Veel geweldsuitingen tegen journalisten kunnen daarbij niet los worden gezien van bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Denk aan de coronapandemie en daaraan gepaarde spanningen, een tanend vertrouwen in de overheid, een verhard politiek klimaat en veranderende ideeën over de rol van journalistiek binnen de samenleving. Ook is een parallel waar te nemen met geweld tegen andere beroepsgroepen, zoals wetenschappers, ambtenaren, politici, hulpdiensten en gezagsdragers.

Journalistiek niet eenduidig

Ons onderzoek laat - vrij naar Bovenkerk (2012) - zien dat de ‘anatomie’ van de meeste incidenten van geweld tegen journalisten meer van elkaar verschillen dan oppervlakkige analyses van het fenomeen en politieke frames doen vermoeden. We doen de werkelijkheid zelf geweld aan als we miskennen dat er een web aan uiteenlopende contexten en ervaringen schuilgaat achter de incidenten en percentages. Door geweld tegen journalisten te portretteren als een geïsoleerd probleem, wordt de directe en bredere context van handelingen die als gewelddadig worden gezien, veronachtzaamd.

Omdat het probleem allesbehalve eendimensionaal is, vraagt ook de aanpak om differentiatie. Te denken valt aan specifieke maatregelen die gericht zijn op het voorkomen van, of omgaan met geweld in de verschillende contexten (weerbaarheidstrainingen, betere afhandeling van meldingen en aangiftes, platforms zoals Twitter wijzen op verantwoordelijkheden).

Tot slot is het - hoe ingewikkeld ook – nodig na te denken over beleid dat zich verhoudt tot de bredere maatschappelijke context. Dat vereist ook een publiekelijke reflectie op de positie van de journalistiek binnen de samenleving, zeker in tijden waarin de betekenis van journalistiek niet langer eenduidig lijkt.

Onderdeel van die verhouding moet wat ons betreft ook zijn dat er vanuit de journalistiek zelf een zekere (ervaren) dreiging kan uitgaan. Of dat nu is omdat mensen niet gefotografeerd willen worden in beladen situaties, of omdat men zich in opiniestukken miskend weet.

Nina Holvast, Joost Jansen, Robby Roks en Joost Nan werken als onderzoekers op de Erasmus Universiteit, Dept. Law, Society and Crime.

 

Noten:

[1] Van Hal & Klein Kranenburg, 2021; Bruijn & Bouwmeester, 2022

[2] Kamerstukken II 2021/22, 31777, nr. 30, p. 2 en de brief Plan van aanpak persvrijheid en persveiligheid van 29 juni 2022 (32963145)

[3] Zie bijv. ook: https://www.socialevraagstukken.nl/migratie-en-diversiteit-zijn-veel-complexer-dan-het-beleid-beseft/

 

Foto: Simon Zamora Martin (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 579 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. De kwaliteit van de journalistiek speelt ook een belangrijke rol over de waardering van hun werk bij het publiek. In de praktijk is veel journalistiek werk gericht op grote media aandacht omdat dit een middel is voor hun ‘verdienmodel’ middels oplage cijfers en kijkcijfers.
    De kwaliteit van het journalistiek werk staat zodoende vaak onder druk.
    Waarheidsvinding, hoor en wederhoor en tegenspraak zijn dan minder belangrijk.
    Framing is dan een belangrijk wapenfeit van de journalistiek en hun macht om te manipuleren is ook groot en niet iedere burger kan dit goed waarderen.
    Vandaar dat de kwaliteit van de journalistiek vaak omstreden is en stuit op verzet.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.