Jeugdzorgbeleid hoeft geen boemerangbeleid te zijn

Bestuurswetenschapper Sharon Stellaard deed gedegen promotieonderzoek naar veertig jaar jeugdzorg. Maar hoe laten we het kortetermijndenken in de jeugdzorg voortaan achter ons? Niet Stellaard, maar Peer van der Helm, lector Residentiële jeugdzorg en bijzonder hoogleraar Onderwijs en zorg, geeft antwoord.

Stellaard betitelt het jeugdzorgbeleid van de afgelopen vier decennia in haar proefschrift als ‘boemerangbeleid.’ De door de beleidsmakers aangedragen oplossingen lossen problemen niet op, maar verergeren ze alleen maar. Dat komt doordat het veelal halfbakken en kortetermijnoplossingen zijn.  De kersverse doctor in de bestuurswetenschappen pleit terecht voor een kritische reflectie.

Gebrekkige reflectie

Mensen hebben het vermogen om op zichzelf en de wereld te reflecteren. Dat vermogen neemt echter af naarmate ons eigen belang in het geding is. En is nog weer kleiner als we te maken krijgen met een conflict dat veel oorzaken, maar geen eenduidige oplossing kent. In dergelijke gevallen krijgt het kortetermijndenken vaak de overhand. En proberen we voor iedereen acceptabele, vaak suboptimale, oplossingen te vinden en tegelijkertijd de bestaande orde in stand te houden. Zo kan het gebeuren dat we kinderen daar plaatsen waar er plek is, niet per se de beste plek, en laten we kinderen onnodig lang in de crisisopvang zonder behandeling verblijven.

Goede beleidsvoornemens stranden maar al te vaak op geldgebrek en belangenstrijd

Veel van de ingewikkelde problemen in de jeugdzorg zijn terug te voeren tot wensdenken. Denk daarbij met name aan de invoering van het passend onderwijs (2013) en de introductie van de nieuwe Jeugdwet (2015) waarbij wijkgerichte en preventieve zorg werden gecombineerd met bezuinigingen.

Goede beleidsvoornemens stranden maar al te vaak op geldgebrek en belangenstrijd. Een actueel voorbeeld is de roep om het afschaffen van de gesloten jeugdzorg wegens magere resultaten. Vanuit het werkveld komt dan meteen de vraag om dwangmaatregelen in de open jeugdzorg toe te staan. Een typisch voorbeeld van wat denken vanuit het medisch model oproept. Als we nu maar de juiste diagnose stellen en de juiste interventie toepassen, dan komt het met de patiënt of cliënt wel in orde. Terwijl uit de analyse van de Britse Canadese epidemioloog Jeremy Howick blijkt dat maar 5 procent van de interventies hier werkzaam is.

Niet doormodderen

Doormodderen en kleine compromisaanpassingen van de Jeugdwet, zoals de Hervormingsagenda beoogt, leiden tot een voortzetting van ontwikkelingen zoals Stellaard die noteerde. Dat betekent dus dat alle problemen worden doorgeschoven, zoals we al veertig jaar lang doen.

We moeten erkennen dat we niet altijd en overal een oplossing voor hebben

Het kan ook anders.

  • Ten eerste door, zoals Stellaard suggereert, te erkennen dat er in de jeugdzorg fouten zijn gemaakt. Dus door toe te geven dat gesloten jeugdzorg een historische vergissing was, dat de nieuwe Jeugdwet te snel is ingevoerd en dat we te veel hebben verwacht van preventie en wijkgericht werken. En dat nog los van de bezuinigingen waarmee gemeenten bij de decentralisaties werden geconfronteerd.
  • Ten tweede dienen we toe te geven dat de invoering in 2014 van de Wet passend onderwijs gebaseerd was op verkeerde aannames en bezuinigingsdrift. Preventieve interventies hebben niet de werkzaamheid die we er toentertijd aan toeschreven. Sterker nog, het gespecialiseerd onderwijs groeit evenals het aantal kinderen dat gedwongen thuis zit. Dat we ons via internationale verdragen gebonden hebben om inclusief onderwijs te stimuleren, is geen vrijbrief om kwaad te doen. Het is kortom hoog tijd dat we de discussie gaan voeren vanuit een perspectief op de maatschappelijke werkelijkheid en niet vanuit ideologische en juridische uitgangspunten.
  • Ten derde moeten we erkennen dat we niet altijd en overal een oplossing voor hebben. We moeten met andere woorden sociale problemen weer in hun volle omvang analyseren, niet als aparte fenomenen maar in hun maatschappelijke context. De achteruitgang van de geestelijke gezondheid van de schoolgaande jeugd, om maar een voorbeeld te noemen, is te herleiden tot de neoliberale prestatiemaatschappij met haar nadruk op onderlinge concurrentie, ook op school.

Bredere focus

Kritische kanttekeningen bij de maakbaarheid van de samenleving en de neoliberale koers van de afgelopen decennia, openen onze blik voor wat wél kan. De Zorgethiek kan ons daarbij handvatten bieden. Zorgethiek gaat niet alleen over jeugdzorg, maar ook over zorgen vóór jeugd.

Eén van haar uitgangspunten is om geen kwaad te doen, maar ook om oog en oor te hebben voor de behoeften van kinderen. Dezen kunnen worden uitgedrukt in de psychologische basisbehoeften, zoals aangegeven in de zelfdeterminatietheorie van de Amerikaanse hoogleraren psychologie en sociale wetenschappen aan de University of Rochester, Edward Deci en Richard M. Ryan.

De jeugdzorg moet het isoleren van kinderen zo snel mogelijk afschaffen

Wat blijkt? Kinderen hebben vooral behoefte aan verbondenheid, competentie en autonomie en niet aan eenzaamheid, competitie en door een hoepel springen. Eenzaamheid bevordert terugtrek- en antisociaal gedrag zo blijkt ook uit het boek Eenzaamheid is dodelijk van de Engelse econoom Noreena Hertz.

Om vereenzaming van kinderen tegen te gaan, moet het onderwijs ook aandacht hebben voor hun sociaalemotionele en persoonlijkheidsontwikkeling en zich niet beperken tot het vergroten van hun cognitieve vaardigheden. Ook de competitie moet minder. En er moet meer aandacht zijn voor de overgangen in de schoolcarrière van kinderen. De transitie van basis- naar middelbaar onderwijs kan voor gevoelige kinderen heel stressvol zijn.

Tot slot moet de jeugdzorg het isoleren van kinderen zo snel mogelijk afschaffen. De gesloten jeugdzorginstellingen moeten het liefst vandaag nog worden opgedeeld en verbouwd tot kleinschalige, zo open mogelijke voorzieningen.

Bij dit alles pleit ik tevens voor de versterking van de gemeentelijke rol met bijbehorende budgetten. De landelijke overheid moet niet langer denken dat ze voor een dubbeltje op de eerste rang kan zitten. Ze moet de jeugdzorg alle ruimte  geven om zich verder te ontwikkelen, en om kritisch te reflecteren op het beleid. Alleen dan kan het boemerangeffect waar Stellaard in haar onderzoek de zere vinger oplegde, uitblijven.

Peer van der Helm is lector Residentiele Jeugdzorg van Hogeschool Leiden en bijzonder hoogleraar Onderwijs en Zorg aan de Universiteit van Amsterdam

 

Foto: Pixabay.com

Dit artikel is 3571 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. “Boemerangbeleid’ bij de Jeugdzorg wat al meer dan 40 jaar lang plaats vindt en niet tot nieuwe structurele oplossingen leidt geeft aan dat de jeugdzorg politiek bestuurlijk niet goed wordt aangestuurd. Decentralisatie van beleid heeft er voor gezorgd dat de instellingen in een staat van autonomie worden gesteld waarop de (centrale) overheid niet meer kan (bij)sturen en regelen.
    Beleidsintenties voor verandering zijn daarmee in feite niet goed mogelijk en te organiseren.
    Optische schijn oplossingen in verhuld taalgebruik worden dan gecreëerd zonder dat wezenlijke veranderingen en verbeteringen plaats vinden.
    De Jeugdzorg verkeert thans in een deerniswekkende toestand met vrijwel geen enkel perspectief op verbetering.
    De meest effectieve oplossing lijkt mij om overheidsbeleid voor deze sector meer centraal te regelen en de uitvoering hiervan een verplichtend karakter te geven.
    Zo zouden de jeugdinstellingen financieel gedwongen moeten worden om hun eigen autonomie op te geven dit om samenwerking te faciliteren want verkokering in deze sector is een van de hoofdproblemen.
    Het zou mooi zijn als Sharon Stellaard in het vervolg zelf haar proefschrift bij dit tijdschrift kan toelichten want het is een belangwekkend boek dat veel aandacht zou moeten krijgen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *