Sociale innovatie en zelfredzaamheid zijn politiek en lastig

Het debat over sociale innovatie lijdt onder drie grote vergissingen. Het gaat overheid en markt vervangen als manier om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, het is apolitiek en het is effectiever en efficiënter dan de logge en gulzige bureaucratie van de overheid. Philip Marcel Karré legt uit waarom deze veronderstellingen niet kloppen.

De stad wordt door velen als een laboratorium gezien om te experimenteren met sociale innovatie: nieuwe manieren om hardnekkige maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, waarbij met name burgers zelf, al dan niet in samenwerking met overheden en anderen, het heft in handen nemen. Voorbeelden van sociale innovatie zijn burgerinitiatieven, sociale ondernemingen, diverse zorg- en wijkcoöperaties en ‘living labs’, waarin verschillende partijen (vaak ook kennisinstellingen) samenwerken aan de aanpak van een bepaald vraagstuk. Het perspectief van de ‘eindgebruiker’ staat steeds centraal: de gekozen oplossing moet passen bij de leefwereld van de direct betrokkenen. De veronderstelling is dat dit doel door processen van sociale innovatie beter bereikt kan worden dan door dienstverlening door marktpartijen of instanties uit overheid en maatschappelijk middenveld, die als log en bureaucratisch worden gezien.

Er is nog veel onduidelijk

Van sociale innovatie en met name de zelfredzaamheid van bewoners wordt veel verwacht. Pleitbezorgers zien de verschillende experimenten als een bewijs dat onze samenleving ‘kantelt’ en zijn er heilig van overtuigd dat veel, zo niet alle, maatschappelijke vraagstukken op deze manier kunnen worden aangepakt. Het is echter de vraag of deze gekoesterde hoop niet verwordt tot een hype.

Er is een zekere industrie ontstaan rondom nieuwe manieren om grootstedelijke vraagstukken aan te pakken, met nieuwe labels (bijvoorbeeld dat van ‘stadmaker’) en hippe nieuwe communities. Veel initiatieven zijn kleinschalig, vaak het stadium van de start-up nog niet of maar net voorbij, en hyperlokaal. Ook is het nog maar afwachten welke praktijken en organisaties zich duurzaam weten te handhaven. Het is dus vaak nog onduidelijk wat er allemaal precies gebeurt, of het echt zoden aan de dijk zet en of het alle hoop en hype wel waard is. Opvallend is bovendien dat veel van de discussie over sociale innovatie uitgaat van een aantal veronderstellingen die niet helemaal overeenkomen met de praktijk.

Sociale innovatie vervangt markt en overheid

Een eerste misverstand is dat door de opkomst van sociale innovatie andere manieren om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken minder belangrijk worden. Sociale innovatie vervangt overheid en markt echter niet, maar is daar een belangrijke aanvulling op. Als we naar de geschiedenis kijken zien we dat overheid, markt en samenleving als manieren om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken steeds naast elkaar hebben bestaan.

Soms was er één belangrijker dan de andere: zo zijn veel publieke voorzieningen ooit opgericht door particulieren, veel zijn later verstatelijkt en vervolgens weer geprivatiseerd en worden nu opnieuw in handen van burgers gelegd. Maar steeds hadden we alle drie wel nodig. De overheid staat juist garant voor rechtsgelijkheid, rechtszekerheid en rechtvaardigheid. En de markt voor spaarzaamheid, efficiëntie en effectiviteit. Mooie aanvullingen op de solidariteit en wederkerigheid van sociale innovatie.

Sociale innovatie is apolitiek

Een tweede misverstand is dat sociale innovatie een apolitieke, puur pragmatische manier is om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken. Maar sociale innovatie is juist heel erg politiek en dat is ook goed zo. Het gaat bij sociale innovatie namelijk altijd om hardnekkige vraagstukken, de zogenoemde wicked problems, zoals armoede, het vergroten van sociale cohesie of de omgang met maatschappelijk onbehagen. De ‘makkelijke’ vraagstukken zijn immers al lang aangepakt of kunnen vrij eenvoudig door één partij alleen worden opgelost.

Bij wicked problems is dat niet mogelijk. Die zijn hardnekkig omdat de perfecte manier ze op te lossen niet bestaat. Er moeten bij gebrek aan eenduidige kennis en omdat er een divers gezelschap bij betrokken is, keuzes gemaakt worden en die zijn altijd gebaseerd op persoonlijke en groepswaarden en voorkeuren gestoeld op belangen. En juist omdat er voorkeuren, waarden en belangen achter schuilgaan, moeten we erover discussiëren. Dat is de essentie van politiek. Discussie en strijd horen dus bij sociale innovatie en zijn haar kracht.

Sociale innovatie is makkelijk

Vaak wordt er met naïef idealisme naar sociale innovatie gekeken: laat burgers gewoon zelf aan de slag gaan. Zij weten veel beter wat er moet gebeuren, zijn niet alleen op winst uit zoals bedrijven en kunnen de verandering veel makkelijker in beweging zetten dan logge overheden. Maar sociale innovatie is niet makkelijk. Het vereist dat je om kunt gaan met verschillende, vaak botsende waarden en belangen (bijvoorbeeld geld verdienen én sociaal bezig zijn) en die op een productieve manier met elkaar kunt verbinden. Door deze hybriditeit ontstaan juist innovatie en synergie: zo kunnen sociaal ondernemers bijvoorbeeld iets betekenen voor hun stad door sociaal én ondernemend tegelijkertijd te zijn, bijvoorbeeld door ex-delinquenten te helpen bij hun re-integratie door hen mee te laten draaien in een commercieel bedrijf.

Een hybride positie is echter altijd spanningsvol – je moet immers in essentie wezensvreemde elementen met elkaar combineren en voorkomen dat je doorschiet. Wanneer wordt geld verdienen voor een sociaal ondernemer bijvoorbeeld zo belangrijk dat hij of zij een gewone ondernemer wordt? Hybriden zijn altijd ook verdacht: kan je überhaupt sociaal én ondernemend zijn? Of ben je je toch vooral over de rug van anderen aan het verrijken?

Hybriditeit is essentieel voor het succes van sociale innovatie, maar maakt ook dat het allesbehalve makkelijk is. Steeds moet je opnieuw uitleggen wat je doet en je koers weer bepalen, terwijl er aan alle kanten aan je wordt getrokken. Als dat lukt, komen heel erg mooie dingen tot stand. Maar je moet er wel voor vechten. Alleen dan ontstaat daadwerkelijk betekenisvolle sociale innovatie.

Philip Marcel Karré is bestuurskundige en verbonden aan Hogeschool Inholland, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de Kenniswerkplaats Leefbare Wijken. Recent deed hij onderzoek naar de hybriditeit van sociale ondernemingen en hun relatie met de gemeente (zie hier).

Een eerdere versie van dit betoog stond in het Journal of Social Intervention. Eind 2017 verschijnt de bundel ‘Sociale innovatie in de praktijk’, onder redactie van Philip Marcel Karré, Hans Dagevos en Guido Walraven bij Van Gorcum.

Foto: Sebastiaan ter Burg (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 4347 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (2)

  1. Het gaat bij sociale innovatie namelijk altijd om hardnekkige vraagstukken, de zogenoemde wicked problems, zoals armoede, het vergroten van sociale cohesie of de omgang met maatschappelijk onbehagen.

    Zoals er onder meer met onze Wajongers wordt omgesprongen.
    Eind 2006 hadden al die “sociale” PvdA wethouders het ei van Columbus ineens uitgevonden.
    Voor jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt moest er een plek gecreëerd worden bij de sociale werkplaatsen en dat kostte geld. Gebouwen, uitkeringen, begeleiding etc.
    Door op die jongeren een Wajong stempel te drukken, konden ze hen over de rijksschutting in de Wajong regeling gooien. Daar kregen ze 75% van het minimum loon en zouden dan in lengte van jaren blijven vegeteren. Jetaa Klijnsma, toentertijd wethoudster van financiën in Den Haag, zag dat wel zitten en samen met haar collega PvdA criminelen werden die jongeren met grote aantallen in de Wajong gedonderd.
    In 2007 een toename van 110.00O jongeren. Thans 246.000.
    En toen zat Jetta ineens aan de andere kant van de rijksschutting en gooide die Wajongers even zo vrolijk terug. Jongeren die jarenlang zijn beknot in hun ontwikkeling moesten opeens toch aan het werk zien te komen.
    Het UWV is daar totaal niet op ingericht.
    Maar soms blijkt er toch wel ergens een organisatie te zijn die er echt wat mee kan en geheel verstoken van financiële middelen, met hun vrijwilligers toch wel sublieme resultaten weet te behalen.
    https://tinyurl.com/ya279naz

  2. Bestemensen,

    Er valt nog wel meer op te merken over het destijds geformuleerde beleid richting 1 Wajongers,, 2. Lvb-ers in armoede en 3. zij, die te maken hebben met het optreden van intergenerationele-/ overerfbare armoede.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *