Tijdelijk werk leidt tot onzekerheid bij de werknemers

Het aantal werknemers met een tijdelijk contract is in het laatste decennium sterk gegroeid. Weinig tijdelijke werknemers krijgen een vaste baan aangeboden. Om tegemoet te komen aan de behoefte aan flexibele arbeid en baanzekerheid zijn aanpassingen aan het bestel nodig.

In de afgelopen 10 jaar is het aandeel werknemers met een tijdelijk contract aanzienlijk gegroeid. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): van 7 procent in 2002 naar 10 procent in 2012. Deze groei komt vooral doordat steeds meer mensen een tijdelijk contract hebben met zicht op vast: 6,7 procent van alle werknemers in 2012 tegen 4,7 procent in 2002. Vanuit de veronderstelling dat ‘tijdelijk met zicht op vast’ het voorportaal is van een vast dienstverband, heeft het CBS deze groep jarenlang geteld als werknemers met een vaste arbeidsrelatie.

Maar cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laten zien dat het ‘zicht op vast’ vaak geen formeel vastgelegde afspraak is. Bij slechts 36 procent van de groep tijdelijk werknemers is ze ook daadwerkelijk op schrift gezet. In de overige gevallen gaat het waarschijnlijk om een verwachting van de werknemers.

Zicht op vast werk is voor tijdelijke werknemers vaak niet meer dan verwachting

Achter deze verwachting gaat een grote mate van onzekerheid schuil. Van de groep met zicht op vast maar zonder schriftelijke afspraak verwacht 46 procent dat hun werkgever hen waarschijnlijk zo lang mogelijk in tijdelijke dienst houdt voordat hij een vaste aanstelling geeft. Overigens weet  één op de drie uit deze groep weet niet wat hun werkgever aan het eind van het lopende contract van plan is.

Bij de groep zonder uitzicht op vast is de onzekerheid eveneens groot. 30 procent verwacht zo lang mogelijk in tijdelijke dienst te worden gehouden, maar uiteindelijk geen vast dienstverband te krijgen. En ook hier weet één op de drie niet wat hun werkgever aan het einde van het lopende contract van plan is.

Arbeidsbestel behoeft meer dan een aanscherping van de ketenbepaling

Langdurig tijdelijk werk zonder duidelijke afspraken over de toekomst lijkt dus gebruikelijk te zijn. De Flexwet beoogt dit via de ‘ketenbepaling’ te voorkomen. Als een werknemer bij dezelfde werkgever voor de vierde maal een tijdelijk contract krijgt, ontstaat automatisch een vast contract. Dit gebeurt ook als twee tijdelijke contracten samen meer dan drie jaar duren, tenzij er een onderbreking van meer dan drie maanden tussen zit. Door een dergelijke langere onderbreking in te lassen kan de werkgever de ketenbepaling omzeilen. Uit het onderzoek blijkt dat maar 3 procent van de tijdelijke werknemers hiermee te maken heeft gehad. Dat komt onder meer doordat negen van de tien mensen met een tijdelijk contract korter dan drie jaar bij het huidige bedrijf werkt.

Laten we daarmee zien dat ‘werkgevers geen misbruik maken van flexwerk’, zoals het ANP boven hun bericht over het rapport zette? Nee, die conclusie kun je uit onze studie niet trekken. Je zou op basis van onze cijfers ook de schaduwkanten van flexwerk kunnen benadrukken: een grote groep wordt op tijdelijke contracten in dienst genomen, al dan niet met vage toezeggingen over een vervolg. Werkgevers laten zo een grote onzekerheid  bestaan bij werknemers, daartoe wellicht gedwongen door de economische omstandigheden. Voor een deel van de werknemers zal die onzekerheid wellicht als ‘misbruik’ aanvoelen. Zeker als tijdelijke contracten worden gebruikt voor structureel werk. Iets wat, zo liet eerder SCP-onderzoek zien, steeds vaker voorkomt.

Wat het rapport toont, is dat tijdelijk werk werknemers confronteert met een grote onzekerheid over het vervolg van de arbeidsrelatie. Om te komen tot een beter evenwicht in het gebruik van vaste en tijdelijke contracten, is de politiek van plan om onder meer de ketenbepaling aan te scherpen. Omdat de groep die daar mee te maken heeft beperkt is, zal dit vermoedelijk niet voldoende zijn voor het vinden van een nieuwe balans tussen tijdelijk en vast werk.

Als we naar een nieuw evenwicht willen, waarin recht wordt gedaan aan zowel de behoefte aan aanpassingsvermogen van werkgevers, als aan de behoefte van werknemers aan duidelijkheid, zijn er waarschijnlijk meer aanpassingen van het bestel nodig.

Jan Dirk Vlasblom en Edith Josten zijn onderzoeker bij de afdeling Arbeid en Publieke Voorzieningen van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Hun rapport ‘Een onzeker perspectief: vooruitzichten van tijdelijke werknemers’ is te verkrijgen bij de boekhandel en via de site van het SCP.

 

Dit artikel is 1983 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (1)

  1. Tijdelijke arbeid is in de praktijk wegwerp arbeid voor werkgevers waar zij niet in hoeven te investeren.
    Of dit op termijn slim is voor een onderneming is maar de vraag aangezien op deze wijze geen enkele bedrijfs ‘know how’ kan worden opgebouwd.
    Kennis en vaardigheiden opgebouwd door personeel zou een van de management doelstellingen moeten zijn omdat concurrentie verhoudingen dat vereisen.
    Klanten merken altijd als eerste dat tijdelijke parttime krachten nauwelijk weten waar het over gaat en weinig gemotiveerd zijn . Het gaat dus om geleverde kwaliteit kwa produktie en dienstverlening waar middels parttime werk niet of slecht aan voldaan kan worden.
    Feodale arbeidsverhoudingen waar flexwerk onder gerekend kan worden zal uiteindelijk contraproduktief blijken te zijn voor zowel onderneming als de economie van een land.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.