Van een Wilders-generatie is nog geen sprake

De PVV was in recente peilingen de grootste partij onder jongvolwassenen. Toch geven de opvattingen van jongeren van 18 tot 25 jaar volgens politicoloog Roderik Rekker weinig aanleiding om hen een Wilders-generatie te noemen. Hoe zit dat dan?

Wetenschappelijk onderzoek naar politieke socialisatie laat zien dat mensen hun politieke opvattingen al op jonge leeftijd vormen, zo tussen de tien en eenentwintig jaar. Na deze ‘adolescentieperiode’ ligt grotendeels vast hoe mensen denken over fundamentele vraagstukken zoals multiculturalisme of sociale ongelijkheid. Ook hun politieke identiteit, bijvoorbeeld ‘links’ of ‘rechts’, verandert zelden meer wezenlijk na deze leeftijd. Iemand die op tweeëntwintigjarige leeftijd links en kosmopolitisch is, zal op vijftigjarige leeftijd slechts zeer sporadisch rechts en nationalistisch zijn.

Omdat jongeren dus volop bezig zijn om hun opvattingen te ontwikkelen, zijn zij ook extra ontvankelijk voor maatschappelijke invloeden. De culturele revoluties van de jaren zestig en zeventig hebben bijvoorbeeld een blijvende invloed gehad op het politieke denken van babyboomers. Zelfs een halve eeuw later is deze generatie nog altijd linkser dan zowel de generatie van hun ouders als die van hun kinderen. Daarbij brengen babyboomers deze linkse identiteit ook nog altijd in verband met de strijd voor burgerlijke vrijheden van destijds.

Nederlanders wisselen uitzonderlijk vaak van stemkeuze

Dat Nederlanders na hun adolescentietijd meestal trouw blijven aan hun identiteit en overtuigingen wil echter allerminst zeggen dat ze ook op dezelfde partij blijven stemmen. Nederlanders wisselen uitzonderlijk vaak van stemkeuze in vergelijking met kiezers in andere landen. De stabiele identiteit van kiezers vertaalt zich in Nederland niet in stabiel stemgedrag, omdat Nederlanders zich slechts zelden identificeren met een enkele politieke partij. Een kiezer met een linkse identiteit kan bijvoorbeeld de ene verkiezing op de SP stemmen, maar een andere verkiezing op GroenLinks of de PvdA.

Als veel jongeren vandaag hun stem geven aan de PVV, maakt dit hen daarom nog niet tot een Wilders-generatie. Deze stemkeuze kan bij toekomstige verkiezingen weer heel anders uitvallen. Er zou pas sprake zijn van een Wilders-generatie als de stabielere overtuigingen van jongeren ook vaker overeen zouden komen met de standpunten van de PVV.

Jongeren staan juist positiever tegenover immigratie en Europese integratie

Maar dat is niet het geval: jongeren staan in vergelijking met andere leeftijdsgroepen juist positiever tegenover zaken als globalisering, immigratie en Europese integratie. Dit komt waarschijnlijk omdat zij zijn opgegroeid in een wereld waarin deze zaken al lang vanzelfsprekend zijn. Waar ouderen soms terugverlangen naar een tijdperk van nationale soevereiniteit en gesloten grenzen, leeft dit nostalgische sentiment onder jongeren veel minder.

Op economische thema’s zijn jongeren dan weer relatief liberaal. Wat betreft hun politieke opvattingen zijn zij gemiddeld genomen dus eerder een soort ‘D66-generatie.’ Een voorbeeld hiervan hebben we vorig jaar kunnen zien in het Verenigd Koninkrijk, waar jongeren massaal ‘remain’ stemden in het referendum over EU-lidmaatschap.

Jongeren kiezen makkelijker voor een populaire nieuwe partij

Hier lijkt dus sprake te zijn van een paradox. Als jongeren positiever staan tegenover immigratie en Europa, hoe kunnen we dan verklaren dat ze in de eerdergenoemde peilingen toch vaker een voorkeur uitspraken voor de PVV dan andere leeftijdsgroepen? Een eerste verklaring hiervoor ligt in de ‘seismografische functie’ van jongeren: als een partij het een periode goed doet, dan wint deze vaak nóg sterker onder jongeren. In 1994 bereikte D66 bijvoorbeeld een historisch hoogtepunt. In de Tweede Kamerverkiezingen van dat jaar werd D66 de vierde partij, maar onder jonge kiezers kreeg het de meeste stemmen.

Dit valt te verklaren uit het idee dat jongeren trendgevoelig zijn en nog geen stemgewoonten hebben ontwikkeld. Soms blijven ouderen bijvoorbeeld trouw aan de partij waar ze al hun hele leven op stemmen, ook als ze het inhoudelijk eens zijn met de PVV. Jongeren maken daarentegen makkelijker de overstap naar een populaire nieuwe partij. Omdat de PVV momenteel in de lift zit, wint deze partij onder jongeren wellicht extra. Maar diezelfde jongeren zullen de PVV mogelijk ook als eerste weer verlaten als die partij in de toekomst verliest.

Een andere verklaring voor de populariteit van de PVV onder jongeren ligt in het belang dat zij toekennen aan het immigratiethema. Dit is enerzijds een kenmerk van hun generatie, want voor jongeren van nu is immigratie meer bepalend voor hoe zij zich met politiek identificeren dan voor oudere generaties. Anderzijds is het kenmerkend voor hun leeftijd, want adolescenten hebben vaak al duidelijke opvattingen over culturele thema’s als immigratie. Standpunten over economische thema’s als de hypotheekrenteaftrek ontwikkelen zij daarentegen pas op latere leeftijd. Voor jongeren weegt immigratie dus zwaar mee in hun stemkeuze, wat bij jonge tegenstanders van immigratie kan resulteren in een stem voor de PVV.

Laagopgeleide jongeren identificeren zich niet met links

De opvattingen en stemkeuze van jongeren geven dus weinig aanleiding om hen een Wilders-generatie te noemen, maar hier moet wel een kanttekening bij worden geplaatst als we specifiek kijken naar laagopgeleide jongeren. Eén van de eerdergenoemde peilingen liet namelijk tevens zien dat slechts eenentwintig procent van de laagopgeleide jongeren zich als ‘links’ identificeert, tegenover veertig procent van de hoogopgeleide jongeren.

Voor deze generatie lijkt het begrip ‘links’ vooral een kosmopolitische betekenis te hebben, waar laagopgeleide jongeren zich zelden mee identificeren. Dit patroon zou mogelijk van blijvende aard kunnen zijn. Onderzoek laat immers zien dat links-rechts identificatie en de betekenis daarvan grotendeels vastliggen na de adolescentie. Dit zou kunnen betekenen dat het voor linkse partijen ook in de toekomst moeilijk zal blijven om deze generatie laagopgeleiden aan zich te binden. Onder deze jongeren zou voor de PVV daarentegen juist een toekomstig potentieel kunnen liggen.

Dus toch een Wilders-generatie?

Het antwoord op de vraag of jongeren van tegenwoordig een Wilders-generatie zijn is dus drieledig. Allereerst is hier geen sprake van een Wilders-generatie als we puur kijken naar stemgedrag. De PVV krijgt nu mogelijk veel stemmen onder jongeren, maar het is onwaarschijnlijk dat zij de partij van Geert Wilders trouw zullen blijven als deze in de toekomst aan populariteit verliest. Daarnaast is er al helemaal geen sprake van een Wilders-generatie als we kijken naar de opvattingen van de gemiddelde jongere. Integendeel, want jongeren staan gemiddeld juist positiever tegenover zaken als immigratie en Europa dan andere leeftijdsgroepen.

Tenslotte lijken er echter wél kansen te liggen voor Geert Wilders als we kijken naar de politieke identiteit van laagopgeleide jongeren. Voor jongeren van nu lijkt ‘links’ iets dat past bij hoogopgeleide kosmopolieten. Het is daarom niet ondenkbaar dat laagopgeleide jongeren van nu zich ook in de toekomst zullen blijven identificeren met cultureel rechtse politiek.

Roderik Rekker is politicoloog en psycholoog, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde op de rol van sociale ongelijkheid bij de politieke socialisatie van jongeren.

Foto: European Parliament (Flickr Creative Commons)