RECENSIE ‘Verbon geeft karikaturale interpretatie van ons boek Neoliberalisme’

Recent verscheen een polemische recensie van Harrie Verbon over het boek Neoliberalisme, een Nederlandse geschiedenis. Volgens professor Verbon is het boek niets meer dan ‘een langgerekte formulering van een complottheorie’. De auteurs Mellink en Oudenampsen reageren.

De kern van de kritiek van Verbon is dat wij in ons boek geen overtuigend bewijs leveren ‘van de dominante invloed van de neoliberale elite in Nederland’. Dat is echter een karikatuur van ons argument. Wij schrijven helemaal niet over de dominante invloed van ‘dé neoliberale elite’ in Nederland. En zeker niet over ‘de neoliberale elite’ die de verzorgingsstaat heeft uitgebouwd, zoals Verbon claimt.

Invloed op politiek en beleid

Wat is ons argument dan wel? Wij stellen in het boek dat het neoliberalisme een stroming in het economisch denken is, die zich na de oorlog keerde tegen de dominante invloed van het keynesiaanse denken. En dat in Nederland deze denktrant al vroeg opgang vond onder economen en beleidsmakers en op bepaalde momenten een belangrijke invloed uitoefende op politiek en beleid.

Wij laten zien dat het naoorlogse economisch beleid een neoliberale invloed onderging. Maar wij stellen dat vanaf midden jaren zestig tot midden jaren zeventig deze neoliberale ideeën minder dominant waren. Dit noemen wij ‘het keynesiaanse intermezzo’. Daarna was er een neoliberale opleving in de jaren tachtig en negentig.

Wij beweren dus zeker niet dat er een permanente neoliberale elite is geweest die de gehele naoorlogse periode achter de schermen de lakens heeft uitgedeeld.

Ideeën versus complot

Hier is het belangrijk om het verschil uit te leggen tussen een ideeëngeschiedenis en een complottheorie. Een ideeëngeschiedenis brengt een ontwikkeling in het denken in kaart. De wereld van ideeën echter, is altijd een uiterst rommelig gegeven. Zeker als die ideeën hun weg vinden naar politiek en beleid.

De historici, politicologen en sociologen die de ideeëngeschiedenis van het neoliberalisme onderzoeken, gaan er dan ook vanuit dat er niet zoiets bestaat als een puur neoliberalisme.

Het is heel goed mogelijk om in een boek een puur filosofisch systeem of ideologisch stelsel uit werken. In de wereld van de bestuurlijke praktijk echter, doen ideeën zich altijd voor in vreemde mengvormen en rommelige compromissen. Beleid is bricolage. Het is niet alsof iemand in de bestuurskamer de knop omzet en dan is het beleid opeens 100 procent neoliberaal of 100 procent keynesiaans. Je voegt iets nieuws toe, dat gecombineerd wordt met al bestaande beleidstradities.

Daarin verschilt de ideeëngeschiedenis van een ordinaire complottheorie, die uitgaat van totale controle over de loop van de geschiedenis.

Verbon slaat ons argument helemaal plat om het vervolgens als simplistisch af te doen

Een ander belangrijk verschil is dat een complot zich in het geheim voordoet, achter de schermen, terwijl de ideeëngeschiedenis zich beroept op openbare bronnen. Het is namelijk moeilijk om een invloedrijke stroming in het denken te ontwikkelen, als niemand daar kennis van kan nemen. Wie ons boek leest, vindt daarin talloze debatten over het neoliberalisme door zowel aanhangers als tegenstanders.

Geleide loonpolitiek

Nu de meer concrete punten. Verbon beweert dat de naoorlogse geleide loonpolitiek niet neoliberaal was en daar heeft hij beslist een punt. Neoliberalen gaan immers uit van de superioriteit van het prijsmechanisme van de vrije markt. Neoliberale economen als Hayek en Friedman keerden zich dan ook fel tegen de loon- en prijspolitiek, waarin de overheid prijzen vaststelde (in samenwerking met de sociale partners).

Wij beweren dan ook niet dat de geleide loonpolitiek als zodanig een neoliberaal stempel droeg. Wij stellen dat het naoorlogse industriebeleid in bredere zin marktgericht was (lage belastingen, sobere verzorgingsstaat, geen planning, maar voorwaardenscheppend beleid). Wij beschrijven het als een ‘mengvorm van corporatisme en neoliberalisme’ (p. 71).

De naoorlogse minister van Economische Zaken Jan van den Brink beschrijven we ook niet als volbloed neoliberaal, hij ‘verbond zijn economische overtuigingen met zijn katholiek-corporatistische overtuigingen’ (p. 68). Verbon slaat ons argument helemaal plat om het vervolgens als simplistisch af te doen.

Tegen de vakbonden

Verder stelt Verbon dat neoliberalen vakbonden zien als prijsverstorende kartels. Vandaar dat Margaret Thatcher de vakbonden de oorlog verklaarde. Hoe zit dat dan in Nederland, waar vakbonden een belangrijk partner waren in het wederopbouwbeleid?

Zoals we uitgebreid laten zien, waren het in deze vroege periode eerder Duitse neoliberalen als Ludwig Erhard, Wilhelm Röpke en Alfred Müller-Armack die inspiratie leverden voor het Nederlandse wederopbouwbeleid (p. 66). Het Duitse neoliberalisme was minder principieel gekant tegen de vakbonden en het Duitse wederopbouwbeleid dat zij mede vormgaven, had net als in Nederland een belangrijke corporatistische dimensie.

Economische dictatuur

Dan volgt een wat moeilijk te beantwoorden klacht, omdat Verbon er nogal een potje van maakt. Hij schrijft: ‘Neoliberalen zijn niet per definitie tegen socialezekerheidsregelingen, aangezien een vrije markt deze meestal ondermaats of in het geheel niet leveren’, en noemt als voorbeeld de sociale hervormingen aan het einde van de 19de eeuw onder de conservatieve Duitse kanselier Otto von Bismarck.

Wij denken helemaal niet dat sprake was van een neoliberale elite die de verzorgingsstaat uitbouwde

Iedereen die een beetje is ingewijd in dit thema, weet dat Friedrich Hayek op beroemde wijze de hervormingen onder Otto von Bismarck als opstapje beschreef naar the road to serfdom, de totalitaire staat. Hij was daar dus zacht gezegd geen voorstander van. Het klopt dat Hayek niet per definitie tegen socialezekerheidsregelingen was. Alles boven een sociaal minimum wees hij echter af als opstapje naar de economische dictatuur, inclusief progressieve belastingen en de verzorgingsstaat.

Hersenschimmen

Vervolgens verwijt Verbon ons dat wij zouden stellen dat ‘de neoliberale elite’ in Nederland de verzorgingsstaat heeft opgetuigd in de jaren zestig. Voor de lezer wordt het nu lastig te volgen. Ik kan u vertellen, voor ons ook.

Wij denken helemaal niet dat er in de jaren zestig sprake is van een neoliberale elite die de verzorgingsstaat uitbouwt. Sterker nog, zoals eerder vermeld, beschrijven we de periode van midden jaren zestig tot midden jaren zeventig als een ‘keynesiaans intermezzo’. Het getij was vanaf midden jaren zestig minder gunstig voor de voorstanders van de vrije markt.

Verbon beschuldigt ons ervan een boek te hebben geschreven over onze eigen hersenschimmen, maar het is eerder Verbon die hier strijd levert met een hersenschim: zijn eigen karikaturale interpretatie van ons boek.

Bram Mellink is historicus aan de Universiteit van Amsterdam. Merijn Oudenampsen is als socioloog en politicoloog verbonden aan de Université Libre de Bruxelles.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Na lezing van dit boek wordt mij niet duidelijk of dit een aanklacht is tegen neoliberale ‘hersenschimmen’ die de neoliberale economie mogelijk hebben gemaakt.
    Verbon evenals de schrijvers van het boek proberen zich quasi neutraal en waardenvrij over de geschiedschrijving van deze economische ideologie op te stellen.
    Economen en historici over de economie hebben met deze ‘wetenschappelijke’ opstelling zich juist als dienstmaagd van dit neoliberale systeem gedragen.
    Enig zelfonderzoek onder economen over de crises van 2008 heeft nooit plaats gevonden en een ‘mea culpa” hierover ontbreekt.

  2. Onbegrijpelijk dat de discussie op dit forum over het (wetenschappelijke) neoliberale denken maar niet los wil komen. Harrie Verbon laat het verder ook afweten. Een gemiste kans dus.

  3. Ik ben het eens met de visie van Harrie Verbon. De wijze waarop Mellink en Oudenampsen proberen aan te tonen, dat het neo-liberale gedachtegoed zoveel invloed heeft gehad in Nederland komt op mij als iemand “die alles heeft meegemaakt” als zeer gekunsteld over. Maar een andere kwestie….. Oudenampsen wordt verweten een langgerekt complottheorie te verkondigen (Verbon) en zijn gluiperige reactie is dan dat hij acht maanden later (geef het door!) Laurens Buijs beschuldigt van een complot-gekkie te zijn en van paranoia. Dat vind ik verdacht en vreemd en ik ben volgens mijn psychiater niet paranoia. Is hier sprake van een complot om Laurens Buijs eruit te werken en zijn baan in te pikken?? Ze zijn immers allebei sociologen. Een opleiding, waarvan je de diploma in de jaren-70 kreeg met zegeltjes bij Simon de Wit trouwens.
    By-the-way het onderscheid tussen ideeengeschiedenis en complottheorie is ook weer gekunsteld.
    Dan is Pim Fortuyn toch OOK een ideeengeschiedenis ? Maar dan is het plotsklaps weer populisme.
    Dat wetenschappelijke sausje is gewoon bedoeld om een politieke MENING meer cachet te geven en boven een andere politieke MENING te plaatsen .Hier is geen objectieve wetenschap op zijn plaats.
    Je kunt dan beter een boek schrijven over Wat er dan Goed en Slecht is aan een neo-liberale samenleving en beleid Dan kunnen stemgerechtigden ZELF beslissen of ze daar iets in zien.
    Ik neem aan dat de heren nog steeds in de democratie geloven.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.