Dat de Jeugdwet (2015) een leeftijdsgrens hanteert van 18 jaar, vinden wij een grote fout. Het is alsof de wetgever ontkent dat jongeren nog volop in ontwikkeling zijn en vindt dat verdere medische behandeling van jongeren na hun achttiende verjaardag onnodig is. Deze fout in de wetgeving is funest voor het toekomstperspectief van jongeren. De vooruitzichten zijn uitermate ongunstig, vooral voor degenen met chronische en complexe problemen - zoals ernstig trauma en PTSS, angst en dwang, depressie en suïcidaliteit, eetproblemen en agressieproblemen.
Overigens biedt de Jeugdwet wel degelijk mogelijkheden tot verlenging van jeugdhulp, maar de gemeenten en de ziektekostenverzekeraars willen daar vaak niet aan.
Menig jongvolwassene raakt door dit afschuiven tussen wal en schip
Het gevolg is dat veel hulpbehoevende jongeren een beroep doen op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daar worden zij vervolgens door de gemeente, verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo, voor behandeling terugverwezen naar de ziektekostenverzekeraar en de ggz. Het vervelende is dat beide organisaties niet op 18-plussers zitten te wachten. Menig jongvolwassene raakt door dit afschuiven tussen wal en schip.
Misvattingen
De oorzaak van de fout in de Jeugdwet is te wijten aan twee denkfouten.
- Denkfout 1: behandeling lost alles op
De Jeugdwet gaat uit van de aanname dat als we jongeren vóór hun achttiende verjaardag snel genoeg preventief behandelen - in de wijk - het vanzelf wel goed met ze komt. De onjuistheid van die veronderstelling blijkt uit de grote toename van het aantal jongeren dat een beroep doet op verlengde jeugdhulp of de Wmo. Een stijging die tot steeds grotere kosten leidt en mede gelet op het gevreesde ravijnjaar, des te linker is voor gemeenten.
Soms berokkenen interventies eerder schade dan dat ze bijdragen aan herstel
Deze eerste denkfout gaat er ook van uit dat behandeling voor complexe problemen effectief is. Er is inmiddels veel evidentie voor de conclusie dat de meeste behandelingen veel minder effectief zijn dan bij het opstellen van de wet werd verondersteld. Daarnaast worden interventies die wel effectief zijn te weinig ingezet, zoals onlangs naar voren kwam in een rapport over het beleidskader voor preventie van jeugddelinquentie. Doordat we ons concentreren op de interventies die we kennen of waar we mee vertrouwd zijn, gaan we voorbij aan nieuwe inzichten.
Uit meta-analyses blijkt dat de meeste interventies slechts een betrekkelijk klein effect hebben. Dit betoogde de kersverse hoogleraar Levi van Dam in zijn oratie van november 2024. Soms berokkenen interventies eerder schade dan dat ze bijdragen aan herstel. Uitzonderingen zijn vooral traumatherapie, een psychosociale hulphond en oplossingsgericht werken.
- Denkfout 2: ze kunnen het zelf wel
De tweede denkfout is dat jongeren het vanaf hun achttiende zelf wel redden. Uit onderzoek blijkt dat dit niet klopt. Adolescenten met ernstige mentale problemen raken ná hun achttiende vaak sociaal geïsoleerd. Vergeleken met hun leeftijdsgenoten hebben ze vijf keer minder vrienden om op terug te vallen, ze wonen vijf keer vaker noodgedwongen bij hun ouders, hebben vier keer vaker geen opleiding of werk en zwerven ruim drie keer vaker van straat naar opvang en weer terug.
Marginalisatie
Finse onderzoekers hebben grootschalig cohortonderzoek gedaan onder 55.273 jongeren die tussen 1998 en 2007 tussen de 10 jaar en 20 jaar oud waren en een ernstige psychiatrische diagnose kregen. De meesten van hen werden lang in instellingen behandeld.
In de jeugdzorg en de jeugd-ggz geldt eerst genezen en dan weer naar school
Na die periode keken de onderzoekers tussen 2008 en 2015 naar de eventuele marginalisatie van die jongeren. De onderzoeksresultaten lieten zien dat 50 procent tot 70 procent van de respondenten er niet meer in slaagde om naar school te gaan, een opleiding te volgen of werk te vinden.
In de jeugdzorg en de jeugd-ggz geldt eerst genezen en dan weer naar school. Het effect hiervan is dat het gewone leven voor de groep jongeren met complexe problematiek steeds verder uit zicht raakt.
Beter
Uit de voorlopige nog niet gepubliceerde uitkomsten van onderzoek in de gemeente Rotterdam vonden we dat ongeveer 30 procent van de jongeren in de jeugdhulp meer dan 10.000 tot 20.000 euro per week kosten, vaak omdat ze één op één begeleiding kregen zonder uitzicht op perspectief.
In dit onderzoek zijn vijftien van deze casussen onderzocht. Bij alle casussen schoot de hulpverlening ernstig tekort. Het gemis aan een goede analyse vertaalde zich in te weinig kennis en een onduidelijke aanpak: gebrek aan regie. Soms werd alleen nog op de winkel gepast.
Het valt aan te nemen dat jongeren met ernstige mentale problemen ook na hun achttiende nog hulp nodig hebben. Om deze jongeren, die er ook graag bij willen horen, te helpen, moeten we overstappen van een probleemgeoriënteerde aanpak naar een oplossingsgerichte aanpak.
In de jeugdhulp komt te veel padafhankelijk gedrag voor
Ons onderzoek in Rotterdam begint met een statement. In navolging van de psychiater Jim van Os stellen wij voor om in de jeugdhulp te stoppen met alles te diagnosticeren. Veel beter is het om in beeld te brengen van wat er in het verleden is gebeurd, wat de weerbare en kwetsbare kanten van jongeren en hun netwerken zijn, waar de jongeren naartoe willen en wat daarvoor nodig is en op basis daarvan een 'Verklarende analyse' te maken: eerst begrijpen dan handelen. Om vervolgens met de jongeren, hun ouders, de hulpverlening, de gemeente en de jeugdbescherming in gesprek te gaan over wat in het specifieke geval de beste, evidence-based, aanpak zou kunnen zijn.
In de jeugdhulp komt te veel padafhankelijk gedrag voor, gebaseerd op macht en status van gevestigde belangen. Dat die partijen zich verzetten tegen de door ons voorgestelde aanpak mag niet verbazen. Maar ten bate van de jongeren waar we het hier over hebben, kunnen we niet anders dan veranderen van aanpak en overgaan op een werkwijze op basis van wetenschappelijke kennis en gezamenlijke besluitvorming. Allicht leidt dat tot meer inclusie en minder sociale uitsluiting.
Dorien Graas is lector jeugd aan de Hogeschool Windesheim. Peer van der Helm is lector Residentiële Jeugdzorg van Hogeschool Leiden en bijzonder hoogleraar Onderwijs en Zorg aan de Universiteit van Amsterdam. Gert Jan Stams is hoogleraar in de Forensische Orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam.
Foto: Tnarg via Pexels.com