De coronapandemie heeft gezorgd voor helderheid in tenminste één kwestie: op politiek en beleidsniveau, bij onze bestuurders en gezagsdragers, op het niveau van de ministeries, binnen het openbaar ministerie, de opsporingsorganisaties en in de medische wereld bestaat weinig degelijke kennis over en inzicht in ons gedrag. Dit terwijl het gedrag van ons de cruciale factor is bij het overwinnen van virusinfecties. De gebrekkige gedragskennis gaat zo ver dat ik durf te beweren dat we inmiddels meer weten over hoe het virus zich gedraagt dan over ons eigen gedrag. Hoe is dit mogelijk?
Mensen zijn geen machines
Er zijn de afgelopen tijd veelal mislukte pogingen ondernomen om ons er toe te bewegen ons gedrag aan te passen aan de coronaregels. Het lijkt erop dat degenen die ons gedrag willen beïnvloeden, mensen nog steeds zien als denkende machines. Je stopt er wat in en je krijgt een uitkomst conform de input. Althans dat verwachten ze, deze beleidsmakers vanuit hun impliciete, maar totaal verouderde mensbeeld. Ze konden het straffeloos doen tot nu toe. Inmiddels echter hebben ze het coronabeleid geheel ontwricht en daarmee het vertrouwen in de overheid op een dieptepunt gebracht.
Van de psychologie weten we dat mensen in plaats van cognitieve machines vooral irrationele, voelende, emotionele, fantaserende en dromende wezen zijn met alle consequenties voor hun daarbij behorende gedrag. In het begin was het virus voor de meeste mensen een grote onbekende, er was geen goede diagnostiek, geen test, geen geneesmiddel en geen vaccin. Voorjaar 2020 werden er op tv beelden getoond van professionals die op de ic’s knokten om de coronapatiënt te helpen overleven.
Angst als gedragsmotief
Angst voor het virus won in de eerste periode snel terrein en vormde een krachtig gedragsmotief, die de plaats van andere motieven gemakkelijk kon innemen. Dat gebeurde omdat de virusangst bij de meeste mensen aan twee type fundamentele angsten raakt: angst voor de eigen dood en angst voor het leven. De beelden van patiënten die op het randje van de dood balanceren, appelleren direct aan de eigen angst voor de mogelijke ellende van een sterfproces en voor het achterlaten van geliefden.
Zolang deze angst voor het virus sterk blijft, proberen mensen zich actief aan de uitgevaardigde regels te houden. Ook tonen ze oog voor elkaar, en zorgen ze voor elkaar. Zijn ze aardig en behulpzaam en vinden ze steun hierin. Steungeven en steun ontvangen helpt het psychologisch evenwicht van beide partijen. Maar zodra die angst afneemt, en het erop lijkt alsof er meer greep ontstaat op het virus - tenslotte alleen maar een met het blote oog onzichtbaar brokje eiwit dat niet eens zelfstandig kan voortbestaan - wordt de angst minder.
De autonomie keert terug
Het zorgzame gedrag neemt in hetzelfde tempo af, de autonomie keert terug tezamen met de oriëntatie op het individuele zelf - de laatste 60 jaar zo sterk geworden in de westerse cultuur – met inbegrip van het daarbij horende egocentrisme. De gedragsregels worden vergeten. En wat resteert, is een smekende overheid die ons bij de zoveelste uitbraakgolf vraagt de regels opgesteld door virologen toch alstublieft te volgen. Een oproep die steeds minder gehoor vindt.
Het gebrek aan vertrouwen in onze politici en beleidsmakers leidt er ondanks de komst van al weer een nieuwe variant - Omikronvariant - toe dat de angst beperkt blijft. Ook onze geneigdheid de nieuwe regels te volgen, is niet heel groot meer. De al weer enkele maanden demissionaire bewindslieden zullen onze houding niet gaan veranderen. Ik betwijfel zelfs of dat wel gebeurt als de (oude) coalitiepartijen binnenkort samen weer een nieuwe regering vormen.
Jan Derksen is klinisch psycholoog.
Foto: Bas Bogers (Straatfotografie.com)