Discriminatie in de zorg: ‘Heeft u wel de juiste diploma’s?’

Een patiënt die niet door jou aangeraakt wil worden vanwege je huidskleur. Een cliënt die je deskundigheid in twijfel trekt omdat je een hoofddoek draagt. Het blijkt dat zorgverleners daar heel verschillend mee omgaan en dat organisaties er amper mee kunnen dealen.

Door de opkomst van de Black Lives Matter-beweging is de aandacht voor discriminatie ook in Nederland sterk toegenomen. Er is een groeiend besef ontstaan dat het nog steeds in alle domeinen van de samenleving voorkomt. Uit recent onderzoek in opdracht van het pensioenfonds PGGM&CO en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport blijkt dat ook zorg en welzijn niet van discriminatie gevrijwaard is. Sterker nog: één op de vijf medewerkers in zorg en welzijn ondervindt discriminatie op de werkvloer (Ipsos 2021).

Droevig verhaal achter de kille cijfers

Achter de kille cijfers gaan droevige verhalen schuil van zorgverleners die discriminatie en vooroordelen ervaren op grond van afkomst, religie en huidskleur. Om die verhalen naar boven te halen, interviewden wij als onderzoekers van het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) zorgmedewerkers en hun leidinggevenden. Verhalen die zicht bieden op de dagelijkse praktijk van vooroordelen en uitsluiting door patiënten, cliënten, omringende familie en bezoekers in ziekenhuizen, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg en ouderenzorg.

Hoewel niemand graag praat over zijn nare ervaringen en de werving van respondenten voor onderzoek in het algemeen vaak veel tijd kost, vonden wij al gauw voldoende mensen om mee te doen. Wellicht heeft dit te maken met het gegeven dat de slachtoffers van discriminatie en uitsluiting vinden dat ze tot nu toe nauwelijks gehoord worden.

Een van onze respondenten, van origine Hindoestaans en werkzaam in de jeugdzorg, kreeg te horen dat het gezin dat ze kwam ondersteunen ‘zwarte mensen geen hand geeft’. Haar organisatie sprong echter niet voor haar in de bres. Een zorgverlener van Turkse afkomst, werkzaam in de thuiszorg, kreeg te horen dat ‘de hond het niet zo heeft op buitenlanders’. Een adequate reactie van de organisatie bleef achterwege. En op de prikpoli in een ziekenhuis weigerde een patiënt geprikt te worden door een medewerker van kleur, waarna hij ook nieuwe buisjes eiste, omdat ‘die waren aangeraakt’ door de medewerker.

‘Ik kan je achternaam niet uitspreken’

Naast openlijk discriminerende uitlatingen, zijn er ook ‘subtiele’ opmerkingen zoals: ‘Wat spreek je goed Nederlands’ of ‘Ik kan je achternaam niet uitspreken’. Deze en soortgelijke uitlatingen komen van patiënten, cliënten en omringende familieleden, vaak onverwacht, maar altijd gelinkt aan uiterlijke kenmerken zoals huidskleur, het dragen van een hoofddoek en (achter)naam.

Zorgverleners zelf reageren uiteenlopend, al naargelang de omstandigheden en de ernst. De een wordt boos, de ander is onaangenaam verrast en een derde relativeert ‘in het ziekenhuis is nu eenmaal niemand op z’n best’.

Patronen waar zorgpersoneel mee te maken heeft

Dat zorgpersoneel te maken heeft met discriminatie en vooroordelen is geen nieuws. Toch hebben we amper een idee van de omvang ervan. Wel komen uit de interviews met de zorgmedewerkers de volgende patronen naar voren:

  • Nagenoeg alle respondenten hebben meermalen te maken gehad met discriminatie en vooroordelen in het contact met patiënten en cliënten.
  • Respondenten ervaren discriminatie en vooroordelen in het directe patiënt- en cliëntcontact. Ook krijgen ze vaak achteraf van (witte) collega’s te horen dat een patiënt of cliënt zich discriminerend heeft uitgelaten.
  • Patiënten en cliënten lijken uiterlijke kenmerken van de zorgverlener te koppelen aan een gepercipieerd gebrek aan deskundigheid. Meerdere artsen met een migratieachtergrond kregen de vraag: ‘Heeft u wel de juiste diploma’s?’
  • Bijna alle geïnterviewde zorgmedewerkers melden incidenten bij hun direct leidinggevenden, maar schakelen veel minder vaak een vertrouwenspersoon in.

Geen individueel probleem, maar een organisatievraagstuk

Dat zorgverleners discriminatie en vooroordelen op de werkvloer ervaren, is geen individueel probleem maar een organisatievraagstuk bij uitstek. Uit de interviews met leidinggevenden blijkt bijvoorbeeld dat er binnen organisaties vaak grote onduidelijkheid bestaat over interne protocollen en over de mogelijkheden tot melding van incidenten. Ook de zorgverleners die zich gediscrimineerd voelen, vinden amper de weg naar de vertrouwenspersoon. Dit kan erop duiden dat er organisatiebreed geen zicht is op hoe vaak discriminatie voorkomt en op de aard ervan. Dit maakt het des te moeilijker om iets te doen aan bestrijding en preventie.

Volgens de branchevereniging voor zorgorganisaties (ActiZ), de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen (NVZ) en de beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen (V&VN) ligt de verantwoordelijkheid voor het signaleren, registreren en oplossen van racisme bij ziekenhuizen en zorginstellingen. De organisaties benadrukken steevast dat zij discriminatie niet tolereren. Opvallend is echter dat ze vaak geen specifiek beleid hebben om discriminatie te signaleren en bespreekbaar te maken. Als er al aandacht voor is, dan valt dit vaak onder de noemer agressie. Daarvoor is wel beleid, maar door discriminatie niet apart te benoemen, kunnen zorgorganisaties het moeilijk voorkomen en bestrijden.

Dit manco, want zo zou je het ontbreken van een antidiscriminatiebeleid wel mogen noemen, wringt des te meer omdat het aantal professionals met een migratieachtergrond in zorg en welzijn gestaag groeit: van 9 procent in 2004 naar 15 procent in 2020 (NIDI/CBS 2020).

Er is nog veel te ontdekken over het fenomeen racisme in de zorg. Zo stuitten wij op enkele vragen die vervolgonderzoek behoeven, zoals: Zijn de ervaringen met discriminatie en vooroordelen toegenomen als we kijken naar de eisende patiënt en het feit dat steeds meer zorg thuis wordt geleverd? Wat voor invloed hebben ervaringen van discriminatie en uitsluiting door collega’s en leidinggevenden, door al dan niet ‘intercollegiale grappen’? En hoe zit het met discriminatie, vooroordelen en uitsluiting tussen patiënten en cliënten onderling, in een intramurale setting? We hopen met onze samenwerkingspartners Vilans en Pharos in de toekomst antwoorden te vinden op deze vraagstukken.

Hanan Nhass was tot voor kort onderzoeker en projectleider bij Movisie. Dit onderzoek is te raadplegen op de website van Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS). Dit artikel verscheen eerder in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

 

Foto: Laura James via Pexels