Wetenschappers ken uw waarde, maar ook uw grenzen

Wouter Beekers aarzelde of hij zich zou buigen over het debat tussen Jan Rotmans enerzijds, en Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak anderzijds. Hij doet het toch, omdat hij hoopt dat het ruziënde trio betrokken blijft bij het zoeken naar een nieuwe dynamiek tussen staat, markt en samenleving.

Ieder debatforum heeft debat nodig. Maar socialevraagstukken.nl gaat wel ver. De site verschaft niet alleen een podium voor een stevige inhoudelijke discussie tussen hoogleraar Jan Rotmans aan de ene kant en zijn collegae Evelien Tonkens en Jan Willem Duyvendak aan de andere kant. Ook voor wat moddergooien over en weer is alle ruimte. Sterker nog: de redactie laat sociale denkers de beker der onenigheid graag helemaal leegdrinken en gaat actief op zoek naar reacties op het moddergevecht.

Ik ga toch in op de uitnodiging tot een beschouwing, omdat ik in het debat tot nu toe – op deze site en in het algemeen – een bezinning op de rol van de wetenschap in de samenleving mis. Wetenschap heeft grote waarde, maar ook duidelijke grenzen.

Een persoonlijke visie op de principes van wetenschap

Om dit punt maar direct principieel op tafel te leggen: mensen hebben grote denktalenten gekregen, maar hun kennis kent beperkingen. Deze beperkingen zijn voor ons vaak moeilijk te accepteren. We lezen dat al in het Bijbelse scheppingsverhaal. De oerzonde van de mens is het eigen denken groter te willen maken dan dit is.

De bekende filosoof Karl Popper (1902-1994) heeft duidelijk laten zien waar die grenzen voor de wetenschap liggen. Wetenschappers hebben het vermogen een theorie te formuleren en deze via onderzoek te toetsen. Via dat onderzoek kun je erachter komen of een theorie onjuist is. Zolang dat niet gebeurt, zijn theorieën aannemelijk, maar bewezen worden, kunnen zij principieel niet. Sterker nog, in de loop van de geschiedenis is een aantal algemeen aanvaarde theorieën door nieuwe proefneming toch ontkracht.

Daarmee is de wetenschap bepaald niet waardeloos. Van wetenschapsgebied tot wetenschapsgebied is haar waarde verschillend. Er is wel een gemene deler. Wetenschap is onthaasting, om een begrip van de sociaal-liberale denker Dick Pels te gebruiken. Wetenschap is onthaasting van onze waarneming en reacties op onze waarnemingen, onthaasting van ons denken. Wetenschap is stil gaan staan om te kijken waar we vandaan komen, waar we nu zijn en naartoe (kunnen) gaan. Dat vraagt een grote mate van vrijheid, van gedachtevorming en debat. Dat vraagt tijd voor proefnemingen, om te kijken of we onze gedachten en theorieën aannemelijk kunnen maken of dat de praktijk deze ontkracht. Wetenschap vraagt openheid over wat we hebben onderzocht, over ons proefmateriaal, de methoden en theorieën, en over wat we niet hebben kunnen onderzoeken. In die onthaasting en openheid heeft de wetenschap veel goeds gebracht.

Waardenvolle wetenschap in de participatiesamenleving

Ook ten aanzien van het debat over de participatiesamenleving geldt: de wetenschap kan van grote waarde zijn, maar kent grenzen. Het debat is bijzonder interessant, maar ook complex. Wie het heeft over de participatiesamenleving spreekt over een geheel van individuen en maatschappelijke verbanden, en over een geheel van professionals en instituties. Die participatiesamenleving verhoudt zich tot een overheid die zich bezint op haar eigen roeping en op een economisch stelsel, dat in beweging en onderwerp van bezinning is, zeker na de crisis. En als we het hebben over de participatiesamenleving van de toekomst, dan hebben we te maken met een flinke verzameling onzekerheden over ontwikkelingen van culturele tot technologische, van economische tot morele aard. Kortom: wetenschappelijke uitspraken over de participatiesamenleving zijn per definitie bescheiden uitspraken.

En als wetenschappers zich uitspreken over de participatiesamenleving, dan doen zij dat net als vele anderen vaak op een normatieve manier. Ze gaan uit van bepaalde waarden, veronderstellingen en idealen. Dat verwijten Rotmans, Tonkens en Duyvendak elkaar ook over en weer. Die constatering is terecht. Een opiniestuk getiteld ‘Wie wil zich nu laten douchen door de buurman?’ is niet alleen bedoeld om bevindingen op een aansprekende wijze te presenteren, maar het is ook een nadrukkelijk waarden-gedreven poging om het maatschappelijk debat te beïnvloeden.

Dat is niet erg. Want ook de denkers in onze samenleving mogen normatieve uitspraken doen. Wanneer zij er maar transparant over zijn waar de rol van de wetenschap eindigt en de rol van hun waarden begint. Anders blijven die waarden onzichtbaar en ontstaat er zoiets als een stille ideologie, waar zij terecht zo bang voor zeggen te zijn.

Wanneer een ideologie een stille ideologie en dus onbespreekbaar wordt, radicaliseren de standpunten. Ook dat zie je in het debat tussen Rotmans en Tonkens en Duyvendak. Ze verwijten elkaar dan wel scepsis, dan wel utopisme. In beide verwijten zit een kern van waarheid. Tonkens en Duyvendak zouden af en toe best wat over hun zorgen heen mogen kijken. Zij hebben in het verleden zelf vaak gepleit voor meer aandacht voor het zelforganiserend vermogen van burgers. Laten zij ook oog hebben voor de nieuwe ruimte voor de burger, juist in deze tijd. En wanneer Rotmans spreekt over ‘De Kanteling’ mag dat best met kleine letters. Het is goed rekening te houden met maatschappelijke veranderingen. Maar de geschiedenis is er een van continue verandering geweest, soms met schokken, maar veel vaker van geleidelijkheid. Laten we over die kantelingen dus niet te spannend doen.

Waardevolle wetenschap in de participatiesamenleving

Wetenschappers hebben in een debat als dat over de participatiesamenleving meer te bieden dan hun waarden alleen. Ook hier onthaasten zij het denken. Zij nemen de tijd om te kijken waar we vandaan komen, waar we staan en waar we naartoe gaan. Ze doen dat aan de hand van empirisch onderzoek, argumenten en theorieën en staan daarbij altijd open voor het herzien van hun meningen.

Op deze manier zijn de bijdragen van zowel Rotmans als Tonkens en Duyvendak zeer waardevol. Hun onderzoek kent een verschillend perspectief. Het onderzoek van Tonkens en Duyvendak richt zich op empirisch onderzoek naar het heden en de nabije toekomst. Daarin stellen zij veronderstellingen over onze samenleving op de proef. Waardevol. Rotmans helpt ons na te denken over de verre toekomst, waarmee we rekening moeten houden. Hij verrijkt ons giswerk over die toekomst met wetenschappelijke modellen en theorieën. Waardevol.

Daarom eindig ik deze bijdrage graag met een pacificerende uitnodiging aan beiden om volop hun wetenschappelijke inzichten te blijven inbrengen in het debat over de participatiesamenleving. De waarde van hun werk is weliswaar begrensd in een ingewikkelde zoektocht, maar niet minder waardevol.

Zelf – en weest u gewaarschuwd, nu volgt er een normatieve uitspraak – ben ik ervan overtuigd dat we de zoektocht naar nieuwe verhoudingen tussen staat, markt en samenleving niet uit de weg kunnen gaan. In het verleden hebben we te veel nadruk gelegd op de rol van de verzorgingsstaat en de vrije markt. De herwaardering van de samenleving is goed, als we maar niet in een nieuw uiterste vervallen. Wat mij betreft moet de zoektocht van de eenentwintigste eeuw gericht zijn op een nieuw evenwicht, een nieuwe dynamiek, een nieuwe coöperatie tussen staat, markt en samenleving, met als centrale waarden wederzijdse dienstbaarheid en de menselijke maat. In die spannende zoektocht heb ik het ruziënde trio er graag bij.

Wouter Beekers is directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie en co-auteur van de studie 'Coöperatiemaatschappij. Solidariteit organiseren in de eenentwintigste eeuw'. Dit artikel verschijnt binnenkort ook in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, dat een dossier bevat over burgerintiatieven.