#16 – Een jaar decentralisatie van het sociaal domein: een tussenstand

Serie

Nabij is beter. Decentraal denken en doen

In samenwerking met KING (Kwaliteits Instituut Nederlandse Gemeenten) en de VNG halen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans verhalen en ervaringen op over de vraag of de decentralisaties op de werkvloeren van de samenleving daadwerkelijk de vernieuwing op gang brengen die ze hebben beloofd. Elke twee weken rapporteren zij daarover op socialevraagstukken.nl en nodigen zij mensen uit om mee te denken.
 Op 1 januari 2016 waren de decentralisaties precies een jaar oud. Pieter Hilhorst en Jos van der Lans, die de veranderingen in 2015 van dichtbij volgden, maken een eerste tussenstand op. Zij omschrijven negen obstakels, maar blijven optimistisch.

De beloften van de decentralisaties zijn geen afvinklijst, maar een lokroep. Een lokroep om burgers daadwerkelijk zeggenschap te geven over hun bestaan en ze waar nodig ondersteuning te bieden die ze vooruit helpt. Een jaar is veel te kort om te beoordelen of dat is gelukt. Maar het is wel mogelijk om rondom centrale vragen een voorlopige tussenstand op te maken: (1) lukt het de leefwereld centraal te stellen?, (2) slagen generalisten erin om maatwerk tot stand te brengen? en (3) verandert de systeemwereld mee?

1. Op eigen kracht en vanuit de leefwereld

Een nationale oefening in professionele bescheidenheid – zo zou je de beweging kunnen typeren die met de decentralisaties is ingezet. Als een erkenning dat professionals om duurzaam mensen vooruit te helpen hulp nodig hebben van naasten, van nabije sociale verbanden en dat ze daar hun dienstbaarheid op moeten afstemmen.

Dat blijkt geen eenvoudige opgave. De Florence-Nightingale-reflex zit diep ingebakken in onze professionele manschappen, overigens voor 80 procent vrouwen. Zeker als de nood aan de man is, de schulden hoog, mensen in de war, kinderen onveilig, dan is een netwerkgesprek niet het eerste waar je aan denkt. Dan moet er wat gebeuren. Maar om blijvend resultaat te boeken moet er ook een omgeving tot stand komen die meewerkt. Precies op dat – cruciale - punt wringt nogal eens de schoen. Om meerdere redenen.

1. Eigen kracht wordt nogal eens verward met eigen verantwoordelijkheid. Wat je immers zelf kan doen hoeft de professional niet te doen. Zo ontstaat een negatieve dynamiek van U-meer/Wij-minder die eerder tot chagrijn leidt dan tot een vruchtbaar samenspel tussen de formele en informele zorg. Het zet ook een premie op machteloosheid. Wie zegt ‘ik heb niemand, ik ken niemand, niemand kan me helpen’ wordt van staatswege meer geholpen.

2. Er bestaat een grote terughoudendheid om van anderen hulp te vragen. Hulp vragen voelt soms als mensen lastig vallen. Bovendien menen hulpverleners vaak dat het netwerk te zwak is of juist de oorzaak tot het probleem vormt. Gevolg van deze wederzijdse verlegenheid is dat men zich vastklampt aan de bekende route van zich herhalende één-op-één-ontmoetingen.

3. Het idee was niet louter een verplaatsing te organiseren van professionals uit verschillende organisaties naar de wijk; het moest ook een verbinding worden met wat er aan informele netwerken en sociale verbanden functioneert. In de praktijk blijkt dat – niet in de laatste plaats doordat wijkteams overladen worden – moeizaam van de grond te komen.

Desalniettemin worden er op tal van plaatsen interessante pogingen ondernomen om de informele kant van de zorg beter te verankeren. Zo zijn er in Walcheren gespreksleiders aangesteld die als taak hebben om sociale netwerkbijeenkomsten te organiseren en daar wonderwel in slagen. En wordt er op plekken in de jeugdzorg bij jongeren tussen de 13 en 25 gewekt met informele mentoren die een cruciale schakel vormen in het proces van hulpverlenen. Dat soort initiatieven – er zijn er veel meer! - wijzen de weg naar een professionele zorgcultuur, die minder op zichzelf en veel meer horizontaal georiënteerd is, die zoekt naar gelijkwaardige samenwerking met direct betrokkenen, die zich laat voeden door natuurlijke hulpbronnen in het netwerk, de buurt of in de stad.

Maar er is nog een lange weg te gaan.

2. Generalisten zorgen voor maatwerk

Er is een nieuwe ster aan het firmament van de verzorgingsstaat verschenen. De generalist. Het woord laat zich makkelijk associëren met het beeld van een generaal, de man die alles overziend het leger aanvoert. In werkelijkheid zijn de generalisten die zich in wijkteams hebben gemeld helemaal niet zo zeker van hun zaak. Wie zich altijd bekwaamd heeft in de schuldhulpverlening voelt zich niet direct bij een multiprobleemgezin als een vis in het water. Wie gewerkt heeft met ouderen weet niet onmiddellijk een jong volwassene met een licht verstandelijke beperking op zijn waarde te schatten.

Het gevolg is dat er in de sociale wijkteams veel tijd in elkaar is gestoken om aan elkaar te wennen en van elkaar te leren. Zo kon er langzaam handen en voeten gegeven worden aan die mooie formule die daar ooit in Leeuwarden, de proeftuin van sociale wijkteams, voor was verzonnen: generalist voor de burger, specialist in het team. Maar ook hier duiken er een aantal obstakels op die de ontwikkeling bemoeilijken.

4. Op veel plaatsen zijn jeugd, zorg en participatie aparte circuits gebleven met eigen optrekjes. Vooral de medewerkers van de sociale dienst of Diensten voor Werk en Inkomen worden node gemist in de wijkteams. Zo blijven de ‘kokers’ bestaan met elk hun eigen ‘generalisten’ en dan kun je je afvragen of we dan ook echt die (financiële) winst boeken waar we op hebben gerekend.

5. Doen wat nodig is, betekent ook dat generalisten doorzettingsmacht moeten krijgen. Dat mandaat is veelal niet met hun functie meegekomen, waardoor men in het professioneel handelen afhankelijk is van beslissingen elders en de daarvoor geldende bureaucratische procedures. Complicerende factor is dat veel professionals hier ook huiverig tegenover staan. Meer doorzettingsmacht geeft ook meer verantwoordelijkheid over de goede afloop, waarvoor ze liever niet de hand in het vuur steken.

6. Specialistische kringen laten geen gelegenheid onbenut om te melden dat ingewikkelde zaken als psychische problemen en verstandelijke beperkingen een geoefend oog vereisen en de generalisten het risico lopen te lang ‘door te modderen’. Zo groeit het wederzijdse wantrouwen, terwijl de kunst juist zou moeten zijn om kennis te delen, naar voren te halen waar het kan, en apart in te zetten als het niet anders kan. Dat veronderstelt dat beide partijen elkaar durven op te zoeken, maar daar is vaak geen tijd, geen ruimte en misschien vooral geen toereikende financieringsvorm voor.

Zo zijn we nog ver van waar we naar toe willen: een krachtige ondersteuningsstructuur die dichtbij mensen is georganiseerd en in staat is om met behulp van naasten en krachten in de lokale samenleving een groot deel van de problemen op te vangen en daarvoor indien nodig gespecialiseerde hulp kunnen inroepen. Daarvoor moeten we niet alleen gemeentelijke schotten durven te doorbreken, maar misschien ook wel een andere taal leren spreken.

3. De systeemwereld moet veranderen

Dit is het beeld. De systeemwereld vormt een belemmering voor de energie die uit de samenleving opborrelt. De wereld van vereisten, procedures, verordeningen en rechtmatigheid houdt burgers in bedwang die iets willen ondernemen en maakt van sociale professionals pionnen op de borden van instituties en overheden. Het is een alledaagse strijd tussen leefwereld en systeemwereld. Klopt dat beeld? Ja en nee. Ja, en wel om drie redenen.

7. De landelijke overheid (en vooral de nationale politiek) blijft gemeenten toch voornamelijk zien als uitvoeringsorganisaties van beleid dat op het Binnenhof wordt bepaald. Haagse regels winnen het daarom al te vaak van gemeentelijk maatwerk.

8. We zeggen wel dat burgers meer verantwoordelijkheid moeten nemen, maar er bestaat eigenlijk nauwelijks een notie over welke sociale infrastructuur daarvoor nodig is. Het gevolg is dat de rechter hersenhelft van de overheid iets zegt wat de linkerhersenhelft onmogelijk maakt. Als we mensen die voor elkaar zorgen bestraffen met kortingen, of elk burgerinitiatief dat een ruimte nodig heeft om bijeen te komen confronteren met marktconforme huren dan kan je je met recht afvragen waar we eigenlijk mee bezig zijn.

9. We willen wel veranderen, maar durven de risico’s niet aan. Daarom winnen de controleurs het nogal eens van de nieuwlichters en de bezwarenmakers het van de veranderaars. Daardoor wordt de lat voor nieuwe initiatieven hoger gelegd dan voor oude praktijken. Zo wordt de systeemwereld een niet te kloppen tegenstander.

Toch hoeven we niet te wanhopen, want er is ook een ‘nee’. Het afschilderen van de systeemwereld als een nagenoeg onneembare vesting, als een niet te temmen bureaucratisch monster, doet geen recht aan de pogingen om binnen instituties en overheden daadwerkelijk te komen tot andere verhoudingen met burgers, professionals en organisaties. Dat is een actieve zoektocht naar andere vormen van financiering, andere inkoopcondities, andere besluitvormingsprocedures, nieuwe vormen zeggenschap en verantwoording. Dat zijn kwesties die een lange adem vergen.

Bovendien is het afschilderen van de onneembare systeemwereld een veel te makkelijk excuus. Het is immers vele malen eenvoudiger de schuld te geven aan een hogere macht dan te kijken naar de eigen beperkingen. Gelukkig zijn er in Nederland heel veel ingezetenen van de systeemwereld die dagelijks hun hersens kraken hoe zij hun wereld met behoud van het goede kunnen laten meebewegen in de veranderingen die nodig zijn. Wij zijn het afgelopen jaar heel veel van deze wereldverbeteraars tegen gekomen, misschien wel net zo veel als burgers die zich actief willen inzetten voor de publieke zaak.

Geef ze de ruimte en – vooral – veel geduld.

Pieter Hilhorst is politicoloog en publicist, tot maart 2014 was hij wethouder in Amsterdam; Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist.

Op 14 januari, op het VNG Nieuwjaarscongres, verschijnt Nabij is beter II. Over het inlossen van de beloften van de decentralisaties. De bundel is het vervolg op de gelijknamige essaybundel die begin 2015 werd uitgegeven door KING/VNG. In deel II bundelen Pieter Hilhorst en Jos van der Lans negen afleveringen die eerder in de rubriek ‘Nabij is beter’ op deze site verschenen en maken zij in een uitgebreid nieuw essay de balans op van een jaar decentralisatie van het sociaal domein. Nabij is beter II is vanaf 14 januari te downloaden of te bestellen op: www.kinggemeenten.nl.

Afbeeldingsbron: Magalie L'abbé (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 2962 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (13)

  1. As actieve inwoner (aanjager dorpsnetwerk) en sociaal ondernemer (thuishulp Heuvelrug) herken ik het verhaal van dhr Hilhorst en Van der Lans. Er is inderdaad een grote vraagverlegenheid en inwoners zijn nog niet echt gewend om vanuit eigen kracht te denken en te handelen. De gemeentelijke overheid en haar sociale partners (in de sociale teams) weet deze eigen kracht ook vaak niet te ontwikkelen, daar ligt nog een flinke uitdaging. Het koppelen van informele hulp en zorg aan formele thuishulp krijgt steeds meer vorm in ons dorp. Hierbij heb ik de reflex om alle noden die ik achter de voordeur tegenkom direct te koppelen aan informele hulp (boodschappenhulp, Maatje Mobiel, e.d). Deze sociale makelaarsrol zou wat mij betreft nog meer bij generalisten uit de sociale Dorps/wijk) teams mogen liggen. Ik vind de woorden van Hilhorst en Van der Lans bemoedigend. De transities moeten leiden tot een heuse transformatie in de samenwerking tussen burgers, sociale ondernemers en gemeentelijke overheid. Dit is een ware zoektocht en heeft tijd nodig. Zij hebben er vertrouwen in dat de systeemwereld van binnenuit kan leren veranderen met behulp van krachten van buitenaf. Wat in de financiële sector niet lukt zou in de zorg- en welzijnssector wel moeten lukken. Ik zal alles wat in mijn vermogen ligt bijdragen om tot de gewenste verandering te komen, waarbij menselijk maatwerk leveren en besparen op kosten hand in hand gaan.

  2. De verbinding tussen wijkteams en informele netwerken en sociale verbanden komt volgens Hilhorst en Van der Lans moeizaam tot stand. Logisch, want we hebben geen idee wat dat zou kunnen opleveren. Zelfs niet hoe professionals zouden kunnen aansluiten bij de leefwereld. Het draait eigenlijk voor 99% om het anders organiseren van de professionals. In die zin is dit weer (verhuld) ‘systeemdenken’. Is het idee houdbaar?

  3. Een goed stuk! Ik ben het eens met Jan Willem de Zeeuw. Eigenlijk wordt er voor een groot deel nog hetzelfde (probleemgericht) gewerkt. maar dan vanuit de gemeente.
    Wat ondersneeuwt is de preventie: de aandacht voor alle burgers, het versterken van de samenbindende krachten. En zo dus het verminderen van het ontstaan (!) van problemen.
    De drempel naar de wijkteams blijft voor burgers toch heel hoog (in de meeste plaatsen)
    Ik hoop dat dit in 2016 de nodige aandacht zal krijgen.

  4. Het spijt me heel erg maar de Nederlanders zijn echt niet dom.
    Vraagverlegenheid kan ik niet herkennen en burgers handelen al decennia lang op eigen kracht. Ik denk dat er gewoon niet zoveel behoefte aan is, zeker het netwerken ligt gevoelig in de privacysfeer.
    Als mensen iets echt nodig hebben, dan vragen ze het echt wel en ze weten ook wel waar ze dat moeten vragen,is mijn ervaring.
    We functioneren behoorlijk goed in dit land en er is zoveel over bekend in de media.

  5. het betekend eigelijk zoveel mogelijk overhevelen en echt veranderen gaat niet lukken niet in een jaar en over 20 jaar ook niet als je het stuk leest lijkt het simpel maar je hebt met mensen te maken er spelen te veel dingen in de maatschappij en als we het over bedrijven gaan hebben dan is er helemaal niks veranderd en daar veranderd een wijkteam niks aan neee zo simpel is het allemaal niet

  6. Hier een totaal andere tussenstand: MEI 2014: een vastgelopen intelligente zoon met ASS, kan niet meer leren, kan niet meer functioneren. Geen school, die hem passend onderwijs kon bieden. 24 uur per dag angst, trauma. Leerplichtambtenaar laat het afweten.
    JANUARI 2015: hij gaat weer naar school (particulier), hij leert weer en hij kan weer af en toe blij zijn. Dit hebben wij, wegens uitblijven van hulp, volledig op eigen kracht bereikt. Hoopvol dienen we een hulpvraag in bij de gemeente. We vragen een indicatie en ondersteuning voor thuis en op school om de stabiele situatie te kunnen continueren. Want naast de intensieve begeleiding die onze zoon nodig heeft en de zorg voor de rest van ons gezin, is het voor mij onmogelijk om weer te gaan werken. Bovendien kunnen we de particuliere school niet langdurig blijven betalen. Er moet een structurele oplossing komen voor de begeleiding thuis en een passende onderwijsplek. Ook hebben we behoefte aan een professioneel klankbord, een deskundige coach.
    JANUARI 2016: Er is nog steeds geen maatwerk onderwijs en geen enkele hulp voor de begeleiding die onze zoon thuis nodig heeft. Het eerste coachingsgesprek moet nog komen. Alleen daarvoor is na een jaar eindelijk een passende beschikking.
    1. Op eigen kracht en vanuit de leefwereld
    Ik ben moe gestreden, het traject met de gemeente heeft me uitgeput. Onze ‘eigen kracht’ is uitgehold. Met de leefwereld van onze zoon is geen rekening gehouden. Al bij de eerste kennismaking zegt de consulente dat we onze getraumatiseerde zoon maar 1 x per maand naar weekendopvang moeten brengen als we de begeleiding zwaar vinden. Weg uit zijn veilige leefwereld, weg uit ons gezin. Andere zorg hebben ze nooit willen overwegen. Er is (pas na de beschikking en nadat de verhoudingen ernstig waren verslechterd) een vernietigend onderzoeksverslag geschreven over ons gezin, vol onwaarheden en beschuldigingen. Uit onvermogen, ter verbloeming van de eigen fouten of om de slecht gemotiveerde beschikking alsnog te kunnen onderbouwen? Een officieel rapport, dat ons, onze zoon en wellicht onze andere kinderen nog jarenlang zal kunnen schaden, wanneer we weer een beroep moeten doen op Jeugdhulp. De eigen kracht de nek omgedraaid.
    2. Generalisten zorgen voor maatwerk
    De consulente had geen idee hoe ze het moest aanpakken. Ze hield zich niet aan de procedure, beantwoordde onze vragen, mails en brieven niet, er was geen verslaglegging en ze was niet geïnteresseerd in bestaande psychologische rapporten en de visie van betrokken hulpverleners. Ook niet nadat we bij haar teamleider, de wethouder en diverse instanties aan de bel trokken. De zorgbehoefte is nooit geïndiceerd, de problematiek niet onderzocht. Wel had de consulente haar oordeel klaar over onze zoon en de begeleiding/behandeling. Ook bleef ze volhouden dat zij zelf de coaching wilde doen, i.p.v. ons door te verwijzen naar een deskundige. Maatwerk was nooit een optie. Vanaf dag 1 werd ons respijtzorg aangeboden: kind wegsturen om even bij te komen. Dat is niet wat onze zoon nodig heeft.
    3. De systeemwereld moet veranderen
    Er moet inderdaad nog een hoop veranderen, want onervaren generalisten hebben opdracht zo min mogelijk door te verwijzen en zelf te coachen. Kinderen met ernstige problematiek krijgen niet de hulp die ze nodig hebben. Eigen kracht betekent in onze gemeente (dezelfde als Nieko van Veen uit de eerste reactie) dat je alles zelf moet blijven doen, ook als dat betekent dat je als ouder dan niet meer kunt gaan werken. En als het dan even te veel wordt, stuur je je kind maar weg.

  7. Bij het lezen van dit keurige stuk – en het verhaal van de nog steeds onbegrepen cliënt – bekruipt me dat ongemakkelijke gevoel dat we een jaar lang honderden mensjaren besteed hebben aan veranderingen waar niemand de precieze opgave bij kan benoemen, niemand scherp heeft welke ellende we aan het voorkomen zijn of welke kwaliteit van leven we aan het verhogen zijn. Het lijkt wel of we een soort woordenboekspel aan het spelen zijn terwijl het buiten stormt. Het lijkt een soort moreel hedonisme “wie rijdt er in dikste idealen door de stad”. Wat is er toch zo vreselijk mis met Florence Nightingale? Als ‘problemen oplossen’ niet besmet verklaard was, hadden we het afgelopen jaar meters kunnen maken in het terugdringen van ongelukkigheid van kinderen (300.000 kinderen in de jeugdzorg), in de aanpak van de verdringing van laaggeschoolden door hoger opgeleiden (naar schatting 30.000 fte) en in het ontwerpen van een deugdelijk vangnet voor zelfstandig wonende dementerenden. Met een frisse mix van generalisten, specialisten, buurvrouwen, familie, studenten etc. Gewoon beginnen bij de opgave en er een passende samenwerkingsvorm bij improviseren, in plaats van het eindeloze rollenspel waar we nu aan moeten werken en over moeten lezen. Zoals de discipelen in Jesus Christ Superstar zingen: could we start again please

  8. Decentralisatie is vooral ingegeven door bezuinigingen van het rijk…Gemeenten mogen nu de bezuinigingen uitvoeren hetgeen betekent dat er per saldo minder is te besteden…De ‘participatiesamenleving’ is de grootste politieke oplichting aller tijden aangezien de lasten voor de burger hiermee ook niet verlaagd worden…De burger mag meer betalen en minder van de overheid verlangen bovendien mag hij het zelf ook nog doen…De terugtredende overheid is vooral een neoliberale samenleving…’The winner takes it all’ is hierbij de slogan en de verliezers hebben dan gewoon pech gehad…

  9. Jos van der Lans en Pieter Hilhorst leveren een goede bijdrage in de discussie rondom de decentralisatie en de vorming van de sociale wijkteams. Ik volg de discussies al meer dan twee jaar met grote belangstelling omdat ik een maatschappelijk werker ben in een wijkteam en het dus mijn dagelijks werk is.

    De uitgangspunten om (familie)netwerken in te zetten en burgerinitiatieven te stimuleren zijn een uitstekende ontwikkeling. Toch heb ik kritiek op de toon waarop gesteld wordt dat professionals gewag maken dat de netwerken soms te zwak zijn of juist oorzaak zijn van de problemen. Dit is een ervaring die veel hulpverleners delen. Het is een ervaringsgegeven welke door buitenstaanders te weinig erkend wordt. Iedereen heeft volgens hen een netwerk, en als het niet aanwezig is is dat omdat men vraagverlegen is. Professional u moet dit doorbreken. Als vraagverlegenheid het geval is dan zullen we dat zeker doen maar niet erkennen dat er soms geen netwerken zijn of zeer ontoereikend getuigt van te grote afstand tot de dagelijkse praktijk.
    Daarbij wordt gedaan of het inzetten van netwerken een nieuw fenomeen is. Ik werk al meer dan 35 jaar in het maatschappelijk werk en het is altijd een item geweest om een beroep te doen op familie, buren en kennissen. Maar dit gebeurde zonder veel omhaal of het zoeken van publiciteit. We gaven er ook geen namen aan met “marktwaarde”. De toegenomen burgerinitiatieven zijn daarentegen wel nieuw.
    Ik ben niet cynisch en ook niet negatief en doe iedere dag mijn best om vanuit de eigen kracht mensen te stimuleren om weer perspectief in hun leven aan te brengen. Dit is maatwerk. Een creatief proces want geen mens en geen situatie is hetzelfde.
    Het is professioneel als een huisarts goed onderscheid maakt tussen interventies die de patient aansporen om zelf aan zijn gezondheid te werken met juiste informatie of dat er gehandeld /ingegrepen moet worden. Dit waarderen wij alom. Is de hulpverlener net zo professioneel dan wordt al gauw het woord pamperen gebruikt. Hulpverlenen is een besmet woord geworden. Maar o wee de hulpverlener die niet heeft ingegrepen en er een kindje dood is gegaan dan is het land te klein en wordt er massaal gewezen naar diezelfde hulpverlener.
    De discussie dat men in het wijkteam naar buiten generalist moet zijn en naar binnen een specialist kost veel energie en levert weinig op naar mijn mening.
    Belangrijker is dat de de verschillende beroepsgroepen integraal kunnen kijken, en kunnen handelen en vooral dat er bereidheid is om dit samen te doen met respect voor ieders inbreng en deskundigheid, ook die van de hulpvrager.

  10. De auteurs schetsen in hun uitgebreid verhaal 9 obstakels maar blijven optimistisch. Recente rapporten van het SCP (kleine gebaren 8-2), niet buiten de burger rekenen! (3-2), informele hulp (15-12-2015) zijn wat minder optimistisch en waarschijnlijk wat meer realistisch. Als het gaat om het jeugddomein is ombudsman Marc Dullaert regelrecht kritisch. Maar de auteurs hebben in hun optimisme in het artikel vergeten de vraag te beantwoorden of de ontwikkelingen ook schade kunnen toebrengen aan kwetsbare burgers en kinderen. Ik ben benieuwd naar hun antwoord op die vraag.

    Peer van der Helm is lector bij het Expertisecentrum Jeugd aan de Hogeschool Leiden

  11. @ Pieter Hilhorst en @ Jos van der Lans,

    Als ik u goed begrijp concludeert u dat er geen visie, geen model is, hoe de sociale infrastructuur er uit zou moeten zien en dat er geen visie is hoe, met beheersing van organisatieverandering, complexe processen als de onderhavige tot een goed einde te brengen zijn. Tevens stipt u ook aan dat de complexiteit van de samenleving als zodanig groot is dat noch specialisten, noch generalisten in staat zijn de processen in de juiste banen te leiden.

    Ik ken het werkveld onvoldoende, maar tracht vanuit mijn ervaring een kijk te introduceren om daarmee op meta niveau naar de decentralisatie te kijken.

    Veranderen systeemwereld

    Om een systeem te kunnen veranderen is het nodig om te begrijpen hoe een systeem werkt. Ik merk vaak dat dat inzicht bij sociale vraagstukken ten onrechte onderbelicht blijft. Ieder systeem is door een analyse begrijpelijker te maken en ieder systeem kan leren van type oplossingen die in een ander systeem zijn bedacht.

    Zo zal een onderneming die aan een complex vernieuwingsproces begint dat nooit doen zonder te experimenteren en onderzoek naar de werking van de veranderingen te doen. Bedrijven die dat niet doen gaan failliet. Er worden pilots opgezet, er worden opschalingsscenario´s uitgewerkt en continue vindt er monitoring plaats om te zorgen dat positieve ervaringen en leermomenten zo snel mogelijk op beleidsniveau worden onderkend en al dan niet worden geïntegreerd.

    Dat vereist centrale en juist niet decentrale aansturing. Decentrale uitvoering van complexe processen en (zorg)diensten is alleen efficiënt mogelijk als alle factoren die de complexiteit van de uitvoering vergroten zijn onderkend en zijn opgelost. Dat vergt een proces waarbij alle definities en begrippen worden gecodificeerd; dat zij zodanig worden vastgelegd dat individuele misinterpretaties tot een minimum worden gereduceerd. De consequentie daarvan is dat ook de lokale beleidsvrijheid aan banden wordt gelegd.

    Gemeenten verwarren de gemeentelijke autonomie met de vrijheid om alles zelf te bedenken. Daarmee hebben zij een chaos van grote proporties gecreëerd. Slechts datgene dat aan de gemeentegrens ophoudt te bestaan, is iets dat een gemeente nog zelfstandig kan en mag oplossen. Alles dat die grenzen overschrijdt dient in overleg opgelost te worden, waarbij de leus centraal wat moet en decentraal wat kan het leidende principe is.

    Natuurkundigen duiden de mate van chaos in een systeem aan met het begrip entropie. De entropie van een pan kokend water is hoog en die van een pan koud water is laag. De koude pan is beter hanteerbaar dan de hete.

    Door de mate van complexiteit in maatschappelijke systemen uit te drukken in zoiets als ´maatschappelijke entropie´, is het gemakkelijker om richting aan maatschappelijke veranderingen te geven. De entropie van de gewenste oplossing dient zo laag mogelijk te zijn. Zelfs politici zullen dat uiteindelijk wel inzien.
    Met als doel het verlagen van de maatschappelijke entropie voor ogen, zullen vak professionals, als vanzelf met effectievere, meer gestandaardiseerde en meer duidelijke oplossingen komen. In de huidige opzet zijn meer dan 50.000 zorgcombinaties mogelijk. Van zo´n aantal loopt elk back office proces gierend uit de hand.

    Op eigen kracht en vanuit de leefwereld

    De hedendaagse mens leeft nauwelijks meer in een hechte groep waarin verbondenheid en opkomen voor elkaar centraal staan. Natuurlijk er zijn nog volop hechte verbanden, maar kinderen, vrienden en familie wonen vaak op dermate grote afstand, dat dat verband niet meer hetzelfde is als een hechte groep. Waar verband en groep vroeger vrijwel altijd een op een identiek waren, is dat nu niet meer het geval.

    Terwijl in een groep een zekere mate van zekerheid en veiligheid heerst (afhankelijk van de onderlinge hechtheid en verbondenheid), is dat bij verbanden steeds minder het geval. Toenemende angst, onzekerheid en onveiligheid is het gevolg.

    Om mensen op eigen kracht en vanuit de eigen leefwereld grip te geven is herstel van hechtheid en verbondenheid nodig. Daar zit in mijn ogen de uitdaging.
    Voor de manier hoe daar inhoud aan te geven zijn heel veel experimenten nodig. Die kennis dient centraal gemonitord, vastgelegd en uitgedragen te worden. Dat is een belangrijke strategische stap die politiek en vak professionals moeten maken.

    Altijd en overal deel van een hechte, verbonden groep zijn lijkt mij ideaal. Het zal echter heel veel tijd en inspanning vergen om daar flinke vooruitgang in te maken. Informele netwerken en sociale verbanden komen slechts moeizaam van de grond zoals u schrijft.
    Ik zie in geloofsgemeenschappen nog veel hechtheid en verbondenheid terug komen. Maar welk element kenmerkt geloofsgemeenschappen waar in het sociale domein van geleerd kan worden?

    Wellicht is het mogelijk om met gebruik van de techniek van digitale sociale media, hechtheid en verbondenheid in de directe omgeving te realiseren.

  12. Politieke bestuurders zullen de bevolking nooit echte autonomie voor hun handelen willen geven.
    Hooguit als bezuinigingsinstrument zoals de ‘participatiesamenleving’ door hen wordt aangekondigd.
    De enige echte visie die hier aan ten grondslag ligt is een terugtrekkende overheid maar dan wel op neoliberale leest gestoeld.
    Een neoliberale overheid faciliteert marktwerking op het alle terreinen van de sociale infrastructuur.
    De krenten worden uit de pap gehaald om ‘marktpartijen’ te kunnen laten winst maximaliseren zoals thans in gezondheidszorg gaande is.
    Kortom de belangen van de burger staan hier niet centraal maar het kunnen profiteren van bepaalde marktpartijen binnen de sociale sector.

  13. Deze analyse komt aardig overeen met mijn ervaringen als burger in de wijk Feijenoord. Ze motiveren me voor het verder ontwikkelen van het Pedagogisch Collectief Feijenoord zodat de wijk toegroeit naar een ‘village to raise a child’

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.