De classificatie in systeemwereld en leefwereld, gepopulariseerd door de Duitse filosoof Jürgen Habermas (1987) in de jaren ‘80, heeft haar weg gevonden naar lokale beleidsplannen en pamfletten om de verhouding tussen burgers, overheid en professionals te duiden en opnieuw in te richten. Cultuurpsycholoog Jos van der Lans is een van de wegbereiders. Peel en Maas is een voorbeeld van een gemeente die een lans breekt voor de terminologie in de lokale context (Schmitz 2013; Schmitz et al. 2009).
Op zich is filosofische bespiegeling op de dagelijkse praktijk nastrevenswaardig. Er zijn echter drie problemen met de classificatie en de manier waarop die gebruikt wordt. Ten eerste wordt hij op verschillende manieren gebruikt, wat leidt tot verwarring: wat is nu eigenlijk het probleem? Ten tweede klopt de opdeling in twee werelden niet helemaal. Ten derde bestaat het gevaar van een selffulfilling prophecy: het idee dat we ons gaan gedragen alsof de tweedeling wel zou bestaan.
Habermas betoogt het tegenovergestelde van Van der Lans
Onder de titel Loslaten, vertrouwen, verbinden doet Jos van der Lans (2011) verslag van een serie workshops over het thema Binding. Hij beschrijft onder andere een sessie die uitmondt in een flap-over met twee rijtjes woorden erop. Aan de ene kant staan zaken die met de overheid en professionele instellingen verband houden, en aan de andere kant zaken die met burgers verband houden. Voor Van der Lans is dit het onderscheid tussen systeem- en leefwereld. Hij omschrijft onderscheid dit als volgt:
‘De systeemwereld is alles wat mensen ontwikkeld hebben aan instellingen en structuren op gebieden als economie, politiek, onderwijs, wetenschap, overheid, gezondheidszorg, verzorgingsstaat enz. enz. Dus een buitengewoon ongelijksoortige verzameling van systemen en subsystemen. De leefwereld is het ervaringsdomein, waarin mensen met elkaar omgaan in en buiten de systemen’ (van der Lans 2010: 46)
Dit komt nog redelijk overeen met hoe Habermas (1987) de twee werelden beschreef. Van der Lans wijkt echter af van diens ideeën als het gaat om de verhouding tussen die twee werelden. Van der Lans betoogt ‘dat die twee sferen uit elkaar drijven, geen betekenisvolle overlap meer vertonen en elkaar dwars zitten’ (2011: 56). De systeemwereld is volgens hem ‘losgezongen’ van de leefwereld (2011: 75). Hoewel Habermas het eens zou zijn dat de sferen vanuit een andere logica opereren is het probleem dat hij signaleert nagenoeg het tegenovergestelde. Habermas spreekt over een ‘kolonisatie van de leefwereld’. De gemeente Peel en Maas neemt die analyse over (Schmitz 2013; Schmitz et al. 2009).
Het is nogal iets anders: een systeemwereld die is ‘losgezongen’ van de leefwereld of een systeemwereld die de leefwereld ‘koloniseert’. Kort door de bocht gezegd suggereert het eerste dat ambtenaren en professionals niet meer met burgers kunnen praten doordat ze uit andere werelden komen. Het tweede suggereert dat burgers net zo gaan praten als ambtenaren en professionals, als gevolg van de kolonisatie.
Beide implicaties zijn vermoedelijk onwenselijk. Maar ze leiden wel tot verschillende ‘oplossingen’. Van der Lans suggereert dat professionals zich juist weer moeten gaan manifesteren in de leefwereld van burgers, manifesteren zonder te koloniseren zou je kunnen zeggen. Hij noemt dit een ‘modern paternalisme’ (Kuypers en van der Lans 1994; Van der Lans et al. 2003). De wijkteams, waarover nu veel wordt gesproken, ziet hij als een voorbeeld hiervan (Hilhorst en Van der Lans 2015). Peel en Maas begint, in de geest van Habermas, andersom, en gaat uit van zelfsturende gemeenschappen, waarop professionals hooguit kunnen aanhaken.
Waarom denken we in tweedelingen?
Van der Lans geeft meteen toe dat een tweedeling van werelden een kunstmatig onderscheid is. Toch zou het verhelderend zijn, omdat het zou laten zien dat de sferen uit elkaar drijven. Dat is een cirkelredenering. Van der Lans zegt in feite: als we uitgaan van dit onderscheid zien we dat het onderscheid er is en groter wordt. Zijn punt is vermoedelijk dat een dergelijke schematische weergave van de werkelijkheid ons kan helpen om bepaalde grote lijnen te begrijpen. Op zich is dat een valide argument. Het is een bepaalde manier om door conceptualisering orde aan te brengen in de chaos. In die zin is het onderscheid van Habermas zeker verhelderend.
Hoe zijn we ertoe gekomen om zo in tweedelingen te denken? De Franse filosoof en antropoloog Bruno Latour zou waarschijnlijk opmerken dat dit een manier van denken is die typisch past in de moderne tijd. Die begon grofweg in de 16e eeuw. Men is het er niet over eens of we nu nog steeds in dit tijdperk leven, of dat we inmiddels ‘postmodern’ zijn. Wel is men het erover eens dat classificatie, of het maken van onderscheid typisch een onderdeel van het moderne denken is. Het meest extreme voorbeeld is dat van het onderscheid tussen de onderzoeker en zijn object van onderzoek. De onderzoeker wordt voorgesteld als iemand die als het ware over een kloof naar de wereld kijkt, zonder er zelf iets mee te maken te hebben. Het onderscheid tussen systeemwereld en leefwereld is ook zo’n kloof. En die kloof is zo breed dat er aan weerszijden een verschillende logica is ontstaan. Op de flap-over van Van der Lans uit die kloof zich in de witte ruimte tussen de twee rijtjes woorden.
Een consequentie van het moderne denken is dat we daarmee in de inrichting van de samenleving daadwerkelijk dit soort kloven aanbrengen – denk ook aan rolpatronen, en de scheiding tussen het westen en de rest van de wereld – om vervolgens te verzinnen hoe we die kunnen overbruggen. De onderzoeker krijgt methoden en technieken aangereikt om toch iets te kunnen zeggen over objecten aan de andere kant van de kloof. En Van der Lans is erop uit te onderzoeken hoe we die kloof tussen systeem- en leefwereld kunnen dichten. Het ironische is volgens Latour dat we die kloven zelf gemaakt hebben, al doen we heel erg alsof die van nature bestaan. Een titel van een van zijn boeken is dan ook: ‘We zijn nooit modern geweest’ (Latour 1993). We doen maar alsof; we denken niet van nature op de manier die ik hierboven als ‘modern’ beschreef. Modern zijn is een constructie, die we ook weer uit elkaar zouden kunnen halen.
In plaats van algemene dichotomieën: praktijken beschrijven
Wat zou er gebeuren als we er niet bij voorbaat van uit zouden gaan dat professionals en ambtenaren zich in een andere wereld begeven dan de rest van het land? Hoe zouden we dan moeten onderzoeken hoe die zich tot elkaar verhouden? Latour zou zeggen dat we om te beginnen moeten ophouden te denken in algemene, vage termen als ‘systemen’, ‘waarden’ en ‘bureaucratie’. Laten we eens heel praktisch beschrijven hoe ambtenaren, professionals en burgers zich tot elkaar verhouden. Waar spreken ze elkaar? Zijn er plekken waar ze regelmatig samenkomen? Wat voor afspraken maken ze, en hoe leggen ze die vast? Op die manier te kijken hoe dit soort actoren onderling netwerken vormen, of juist netwerkvorming afhouden, is onderdeel van wat Latour met een aantal andere denkers actor-network theory heeft genoemd (zie bijv. Latour 2005). Ongetwijfeld kom je dan ook voorbeelden tegen van professionals die burgers in een bepaald stramien proberen te duwen, of overlegmomenten waarop mensen inderdaad verschillende talen spreken. Maar dan is de insteek om precies te beschrijven waaraan dat nu ligt, in plaats van in algemene dichotomieën te vervallen.
De tweedeling gedicht: ophouden er zoveel over te praten
Stel dat Habermas en Van der Lans allebei gelijk hebben. Stel dat professionele instellingen en de overheid inderdaad volgens een andere logica opereren dan burgers. Of ze nu ‘losgezongen’ zijn van elkaar, of dat de een de ander ‘koloniseert’, we vinden zo’n taalverschil niet wenselijk. Stel nou verder nog eens dat óók Latour gelijk heeft, en dat dat verschil in logica en taal het gevolg is van een kloof die we zelf gemaakt hebben. Als dat het geval is, is het praten in termen van kloven een selffulfilling prophecy. Als we de kloof die we hebben gemaakt zouden willen dichten, dan zou een goed begin zijn om op te houden er zoveel over te praten.
Wouter Mensink is onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau
Habermas, J. (1987). The theory of communicative action, volume 2: the critique of functionalist reason. In: Polity, Cambridge, UK.
Hilhorst, P. en J. Van der Lans (2015). Nabij is beter. Essays over de beloften van de 3 decentralisaties. Den Haag: Kwaliteitsinstituut Nederlandse Gemeenten.
Kuypers, P. en J. van der Lans (1994). Naar een modern paternalisme: over de noodzaak van sociaal beleid: pamflet: De Balie. (Herdruk uit: Not in File).
Lans, J., van der (2010). Eropaf! De nieuwe start van het sociaal werk. Amsterdam: Augustus.
Lans, J., van der (2011). Loslaten, vertrouwen, verbinden. Over burgers & binding. Verslag van een startconferentie en 8 workshops. Amsterdam: Stichting DOEN.
Lans, J., van der, N. Medema en M. Räkers (2003). Bemoeien werkt. Naar een pragmatisch paternalisme in de sociale sector. Amsterdam: Uitgeverij De Balie.
Latour, B. (1993). We have never been modern: Harvard Univ Pr.
Latour, B. (2005). Reassembling the social: an introduction to actor-network-theory: Oxford University Press, USA.
Schmitz, G. (2013). Praten met elkaar en met de overheid. Essay over de communicatieve route naar vitale gemeenschappen. Peel en Maas: Gemeente Peel en Maas.
Schmitz, G., W. Van der Coelen, K. Ahaus, A. Hersevoort en A. Van de Wetering (2009). De ontwikkeling van een zelfsturende en vitale gemeenschap. Het brondocument. Helden: Gemeente Peel en Maas.