De sekte van de burgerkracht

Het was vorige week. Ik wist niet hoe snel ik weg moest wezen. Toen de spreekstalmeester van buurtcentrum De Meevaart in de Indische Buurt van Amsterdam mij naar voren riep om te worden toegeklapt, schoot ik in mijn jas en rende de Balistraat uit. In wat voor wereld ben ik beland?

 

Toen ik bij het Javaplein mijn pas vertraagde werd ik overmand door een ongemakkelijk gevoel. Waarom toch altijd zo zuur? Wat is er mis met mensen die zich inzetten voor de buurt? Waarom niet meedoen met de samenzang? Misschien moet ik, net als in Dank U, eens een andere toonsoort opzoeken. Twee dagen heb ik mijn averechtse spieren gemasseerd. De kramp bleef. Dan moet er een ratio voor zijn. Anders zou ik ook niet kunnen verklaren dat de verstijving niet alleen optreedt bij allerlei communities in de Indische Buurt maar ook bij zo ongeveer alle bijeenkomsten in Pakhuis de Zwijger (foto), bij alle recente publicaties over burgerkracht en vooral bij alle blogs en tweets waarin jubel de winnaar is en kritiek de verliezer.

Misschien helpen onderstaande waarnemeningen.

Wat gewoon is wordt als bijzonder beloond

Het lijkt wel alsof we collectief zijn vergeten dat het van alle tijden is dat burgers samen dingen regelen. Sporten, muziek maken, volkstuintjes aanleggen. Anno 2013 heet dat laatste een doetuin en beloont de gemeente dit burgerinitiatief met 10.000 euro. Ander voorbeeld: een paar vriendelijke mensen willen het isolement onder ouderen bestrijden en bedenken een cursus fotografie. Dat levert ze 22.500 euro op. Iemand anders leert de buren schilderen: 8350 euro. Of geeft als vrijwilliger schaakles aan kinderen: 14.235 euro. Mensen met schulden helpen: 10.500 euro (bron: gemeente Amsterdam, monitor Bewonersinitiatieven Wijkaanpak en Subsidieregister Sociaal Domein, stadsdeel Amsterdam Oost). Het klassieke aanbod van het oude buurthuis is daarmee gedecimeerd, versnipperd en vermarkt tegen omgerekend hogere kosten per activiteit.

Wat professioneel geregeld was, wordt amateuristisch nagebootst

In de voormalige buurthuizen waar het nu doedemocratie voor en cocreatie na is op kosten van de overheid, viert gerommel hoogtij. Terwijl de klassieke instellingen aan de meeste zotte regels moeten voldoen is alles wat burgerkracht heet vrijgesteld van veiligheidseisen. Voorspelbaar is de wereld van de burgerkracht evenmin: vandaag is het deze community, morgen een andere. Flexibel zijn de initiatieven. Zo vluchtig als een tweet.

Hobbyboertjes vinden het heerlijk

Natuurlijk, jonge creatieve types benutten de ruimte die ze krijgen. Ze hobbyen erop los met op zich sympathieke initiatieven rond cultuur, natuur en economie. Ik kan ze geen ongelijk geven. Allemaal in plaats van dat aanbodgerichte welzijnswerk dat hoorde bij die ouderwetse verzorgingsstaat. Maar wat heeft de burger-die-het-zelf-niet-redt hieraan? Niks. Dat geeft op zich ook niet. Maar wees dan creatief op eigen kosten, zou ik zeggen. Daar denkt de overheid echter anders over.

De overheid wil de boot niet missen

Stel je voor: je bent gekozen door het volk en wilt de tijdgeest op zijn staart trappen. Dan reis je af naar Pakhuis de Zwijger en geef je een dikke like aan elk burgerinitiatief. Dat is het spel boven de tafel. Onder tafel worden intussen de steekpenningen betaald. Net passeerden al wat bedragen die burgerinitiatieven opstrijken zonder overigens een tegenprestatie te hoeven aantonen. Maar wat kosten Pakhuis de Zwijger zelf, De Meevaart, de Noorderparkkamer en de Tolhuistuin, en wat levert het buiten al dat geschrijf, gejubel en geconfereer eigenlijk op voor de doorsnee-burger? De Meevaart alleen zit al op ruim 300.000 euro subsidie per jaar zonder dat een prestatie geëist wordt.

Geen daden maar woorden

Het gewapper, gefeest, getwitter kent geen maat. Successen vieren is regel, kritisch discussiëren ouderwets. Iedereen die meedoet is een held en moet worden vereerd. Uit heel Europa bezoeken delegaties De Meevaart en het Makassarplein. Rutte en Roemer lopen de deur plat bij de Makkies (buurtgebonden nepgeld). Met de regelmaat van de klok worden feestjes gehouden om een straathoek te openen, een zebrapad terug te geven aan de buurt, samen soep te eten, een fotomoment met een wethouder te regelen. De etalage van de burgerkracht ligt vol schitterende waar.

Maar de werkplaats is leeg. Het is er stil. De stilte die ook heerst in Het Karrewiel, De Meevaart en De Evenaar (drie grote gebouwen in de Indische Buurt die in handen zijn van de burgerij) als er even geen Haagse delegatie langskomt of een conferentie over burgerkracht wordt gehouden.

Slordig werk van de wetenschap

De Tilburgse wetenschapper Gabriël van Brink sloeg steil achterover toen hij hoorde hoe eenvoudig en effectief de stichting MOI (10.500 euro) de schulden van mensen aanpakt. Het is allemaal zoveel beter dan de overheid. Domme, domme overheid. Binnen het circuit van journalistiek, wetenschap en overheid is aandacht voor de financiering en de feitelijke effecten schaars. Alle aandacht gaat naar het verhaal. Zo past Van den Brink in zijn recent verschenen boek Culturele Kansen de statistieken aan zijn verhaal aan, terwijl je toch andersom zou verwachten. Nederland wordt harder en crimineler, betoogt hij, en haalt er een stokoude grafiek bij die aan moet tonen dat het aantal geweldsdelicten alsmaar toeneemt. Terwijl elk onderzoek  aangeeft dat dat aantal al tien jaar afneemt. Het CBS laat een duidelijk dalende trend zien: van 7,5 geweldsdelicten per 1000 inwoners in 2005 naar 6,5 in 2012.

Maar ja, dat past niet bij de stelling dat sociale ondernemers de boeven gaan verslaan. En juist die stelling gaat er in als koek bij de opdrachtgever van het onderzoek: de gemeente Amsterdam, tevens financier van De Zwijger, waar Van den Brink zijn eigen statistische werkelijkheid onlangs nog eens predikte. Wetenschap moet wijken voor het geloof. Dat brengt ons bij de laatste waarneming.

Klappen en zingen, geen kritiek

Klappen en zingen. Nooit over geld praten. Het is opvallend dat in Sociaal Doe-Het-Zelven (Jos van der Lans en Pieter Hilhorst) critici bij voorbaat worden weggezet als cultuurpessimisten. Nu zou dat allemaal nog door de beugel kunnen als er intussen in de Indische Buurt nuttig werk wordt verricht. ‘De Indische Buurt is in veel opzichten een voorloper op actief burgerschap en nieuw welzijn in Nederland’. Dat zijn de woorden in ‘Culturele Kansen’. De werkelijke oogst steekt daar schril tegen af. Makkies doen het uitstekend in de pers en bar slecht in de praktijk. De Meevaart is leeg als er geen rondleidingen zijn. Het Karrewiel heet een draaiend burgerinitiatief te zijn, maar is bijna altijd dicht, wat ik op zich logisch vind, maar vanwaar dan de suggestie dat het bruist zoals in ‘Culturele Kansen’ te lezen is? De Evenaar kent een paar huurders en is verder vooral een leeg schoolgebouw. Allemaal gerund door aardige mensen met goede bedoelingen. Allemaal heel gewoon. Allemaal geen reden om zo hoog van de toren te blazen.

Stephan Steinmetz is bewoner van de Indische Buurt in Amsterdam en auteur van ‘De Brievenbus van mevrouw De Vries – gekmakende post van de overheid’. Hij was in de jaren ‘90 voorzitter van stadsdeel Zeeburg.

Dit artikel is 4447 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (11)

  1. Ok, ik hoor ook bij die sekte, alhoewel ik dat nooit bedacht zou hebben.
    En dat burgerkrachtinitiatieven soms te hoog opgepompt worden, dat is waar en dat ze omarmd en geknuffeld worden door beleidsmakers en politici klopt ook. Want deze groep zoekt hulp en wil tegelijker steun geven aan mensen die andere wegen in slaan.

    Maar als mijnheer bereid is de grens van Amsterdam over te steken en eens kijkt wat er gaande is in het land. Zonder een dubbeltje overheidssubsidie
    In mijn eigen buurt zijn nu twee ‘buurthuizen’ –zonder 1 euro gemeentesubsidie en een daarvan is 24/7 open en heeft een wachtlijst van vrijwilligers- terwijl het traditionele overheidsbuurthuis met het aanbodsprogramma sinds ruim een jaar dicht is. Dat kost de gemeenschap wel weer geld want er staat nu een leeg gebouw.
    Het ene leuke, goede en actieve project na het andere steekt de kop op in de wijk. Zo hebben we nu de ‘gekke henkies’. Bewoners die de buurt schoon maken onder voorwaarde dat de overheid zich er NIET mee bemoeit, geen buurtwerkers als begeleiders, geen subsidie geeft en vooral niet wil uitrollen. Een aantal bewoners zijn geveltuintjes gestart (hoe eenvoudig en ouderwets) en hebben nu tientallen bewoners op sleeptouw genomen inclusief de hovenier. Voor de helderheid: geen beleidsafdeling die subsidie betaalt. Zie http://www.youtube.com/watch?v=JZd9d1IuIxo. En 300 meter verderop is een ecogroep gestart met het inrichten van een tijdelijk lege ruimte, we vinden het een beetje vreemd in onze ‘oude’ wijk maar ook wel weer spannend. En onze kinderen vermaken zich wel bij die ‘weirdo’s. Ondertussen gaan de ondernemers in de straat wat meer bankjes buiten zetten, heeft de kerk een moestuinproject gestart voor buurtbewoners en de voedselbank en de zitbanken zijn gemaakt door een aannemer uit de wijk.
    Dit is in mijn buurtje in Deventer en zo zijn er geen tientallen maar honderden nieuwe initiatieven in het land. Laten we dat niet weg redeneren door mensen met angst voor jubel en applaus.
    Wat ben ik blij dat die oude buurthuizen –vaak ook alleen maar kantoren van buurtwerkers- zijn gesloten en dat veel lokale overheden het daar niet bij gelaten hebben, maar nieuwe initiatieven en enthousiastelingen die kans geven om nieuwe antwoorden te zoeken op oude vragen rond gemeenschapsvorming.
    Die niet goedkoper zijn, maar veel, veel, veeeeeel goedkoper en niet alleen goed aanslaan in de wijk. Maar gewoon een enorme verbetering zijn.
    T is ff wennen. Maar die oude vrijwilligster van het buurthuis kwam nu opeens aan met het idee om een wasserette te beginnen. Hoezo? Vroeg ik, “ ach wat maakt mij het uit. Maar moet een beetje leuk ding zijn in de buurt, overal plopt het hier en dan ga ik er wel zitten. Beetje kleppen met mensen en zo, filmpjes…” Wasserette als derde nieuwe buurthuis in ons officiële achterstandsbuurtje?

  2. Zoals altijd zijn er mensen die hun ideaal trachten te verwezenlijken en daar meestal geld voor nodig hebben en een overheid die graag de regie wil houden. Dat werd “vroeger” geregeld binnen een maatschappelijk middenveld dat samenhing met de politiek. De organisaties hoorden binnen een “zuil” en werden ook door die zuil betaald. Sinds de 70’ger jaren is dit middenveld “geprofessionaliseerd” en werd het ook uitgebreid vooral via subsidies…De binding met de “zuilen” werd losser, de afhankelijkheid van de overheid werd groter, mede via het adagium “wie betaalt bepaalt”.

    Nu de samenleving (nog?) volwassener en (nog!) mondiger is geworden èn de oude zuilen voor een groot deel zijn verdwenen èn de communicatiemmiddelen (nog) sneller zijn èn de overheid het liefst marktwerking ziet is iedereen met een “goed” plan welkom aan de (steeds leger wordende) subsidieruif. (De plannen moeten wel passen binnen de doelstellingen van de subsidieverstrekker natuurlijk).

    Dikwijls zijn de plannenmakers en beoordelaars niet behept met de realisatie in de praktijk. Het beste plan is dan ook een beleidsplan dat qua formulering aansluit bij het door de overheid gehanteerde jargon. Top down dus. Initiatieven die proberen opnieuw een heel klein “zuiltje” te vormen onder onze geïndividualiseerde samenleving, bottum up, worden niet zo erg (h)erkend. Ze bestaan immers al langer en van voor de onderzoeksrapporten van de wetenschap en beleidsrapporten van de overheid…

    De oplossing is relatief eenvoudig: neem de burger serieus (bv http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-Rapporten/Vertrouwen_in_burgers.pdf) of draai de situatie zelfs om door met de voorlopers in de samenleving mee te werken! De burger moet dan wel met een achterban komen, niet alleen maar met een “goed(liggend)” beleidsplan.

    Het mooist is natuurlijk wanneer een plan niets kost, behalve misschien een belastingverlegging van oud naar nieuw. Wellicht dat de duurzame participatie samenleving (die natuurlijk een duurzame economie oplevert, niet omgekeerd) de beste proeftuin is: zoveel mogelijk burgers aan de duurzame energie met zelf opgewekte stroom uit zon en wind. Daar is een (bewezen!) markt voor (rechts) en samenleving mee te winnen (links).

  3. Prima artikel. Ook vanuit mijn achtergrond, Andragoog, buurt/jongerenwerker en nu bezig met verzamelen van verhalen van ‘gewone mensen’ en hun zeggenschap geven. Ik ben Amsterdammer al woon ik nu in Zwolle. Ik woonde ooit in de Indische buurt waar ik mijn inmiddels ex leerde kennen.
    In wat heet participatiesamenleving ronde de kerken daar. De inmiddels gesloopt Elthetokerk en de Katholieke kerk. Dus wijs maar even op een verplicht boek uit 1986 De Steppe zal Bloeien (Uitgeverij Luyten, Amstelveen 1986) ISBN 90 6416 104 6). Verhalen van activiteiten (burgerparticipatie zouden we zeggen) aangeboden aan pastor Stan voor zijn jubileum. Op achterkant: 60% werkloos, 19% moslim, 15% katholiek. En verhaal van, voor en over gewone mensen, over hun leven, hun werk, hun onmacht en apathie…. het vertelt ook hoe zij hun vaak wanhopige situatie kunnen omkeren en van slachtoffer tot vrienden worden die zich inzetten voor anderen. ..1986 dus! De buurt is er weer mooi bovenop gekomen -ver voor Rutte-. Ik heb het artikel maar doorgestuurd aan een kennis in die Indische Buurt.

    Ik zoek mijn leven lang al verhalen van mensen die elkaar inspireren. Nu o.a. voor de burgerwebsite van de provincie Overijssel als verhalenjager (www.jijenoverijssel.nl). Op zoek naar identiteit van Overijsselaren (wie zijn dat dan wel?) misschien is de volgende stap eens te vragen naar het verhaal van de overheid zelf en waarom ze met wat bezig zijn (want dat blijft buiten schot; tot de verkiezingen dan…)

    Op http://www.hetgeheugenvanoost.nl overigens ook mooie verhalen.

    Benieuwd naar reacties.

    Jan Swagerman info@janswagerman.nl http://www.narratievecoaching.nl

  4. Ach ja, ik weet nog dat meneer Steinmetz voorzitter was, toen zijn ze begonnen met de afbraak…

  5. Burgerkracht, participatiesamenleving, fenomenen waarvan ik wist dat het bestond maar nauwelijks in onze cultuur.
    Ik ben opgegroeid tussen bemoeiende buurtwerkers en maatschappelijk werkers. Allemaal goedbedoeld maar het leidde tot niets. Ik geloof in een participerende omgeving, in een participerende maatschappij. Een cultuuromslag die hard nodig is.
    Hulde en groot applaus dus voor mensen die zich hiervoor inzetten, want nee Stephan, het is niet gewoon maar bijzonder. En laten we met applaus net zo lang doorgaan tot het wel gewoon is….

  6. In het verhaal van steinmetz worden de Meevaart en de Evenaar genoemd als voorbeelden van hoe het niet moet. Als voorzitter van de stichting die beide panden in beheer heeft moet ik dus een zondagmiddag offeren om te reageren. Maar het offeren hoort bij de sekte. Ik heb het met liefde gedaan.

    Met één observatie van Steinmetz ben ik het eens. Er wordt te gemakkelijk en te hard geklapt bij willekeurig welk burgerinitiatief. Initiatieven van burgers zijn van alle tijden en er is niets ongewoons aan. Dat de overheid ze nu soms al te extreem in het zonnetje zet heeft meer te maken met de agenda van de overheid dan met het toevallige burgerinitiatief. De overheid heeft namelijk een dubbele agenda. Niet alleen wil ze burgerinitiatieven stimuleren, ook wil zij haar eigen uitgaven verminderen. En dat laatste vraagt om een goednieuwscampagne. Vandaar het vele geklap.

    Maar de dubbele agenda van de overheid hoeft geen reden te zijn om initiatieven van bewoners naar de mestvaalt van de geschiedenis te verwijzen en de fossielen van het welzijnswerk opnieuw te aanbidden.

    Wat bijzonder is wordt gewoon beloond.

    De financiering van wat vroeger welzijnswerk heette is de laatste jaren sterk gewijzigd. Steinmetz heeft die ontwikkeling misschien gemist. De professionele welzijnswerker is zo goed als verdwenen uit de buurten en met hen ook de meeste buurthuizen. Bewoners hebben zich hierdoor niet laten remmen en zijn gewoon doorgegaan. Maar waar ze vroeger terecht konden voor ruimte in de buurthuizen en hun activiteitenkosten via de begroting van de instellingen betaald werden, moeten ze nu zelf op zoek naar financiering. Steinmetz noemt voorbeelden van wat nu met kleine bedragen wordt ondersteund. Het had hem gesierd als hij ook de lange lijst genoemd had van initiatieven waar geen geld voor is en een vergelijking had gemaakt tussen de welzijnsbegroting uit 2003 en die van 2013. Dan was de conclusie duidelijk geweest: er gebeurt meer met minder geld.

    Waar professionals verzaakten nemen bewoners het over

    Dat de lokale overheid de laatste jaren zwaar bezuinigd heeft op het welzijnswerk was niet alleen blinde bezuinigingsdrift maar ook een logische reactie op een sector in crisis. De prestaties van het welzijnswerk waren niet te meten, hun kosten hoog, de tevredenheid van bewoners laag en de buurthuizen waren beperkt open en werden door kleine groepen gebruikt. Dan is het logisch dat de lokale overheid ingrijpt. Maar evenzo logisch is het dat die overheid bewoners de kans geeft om te laten zien dat het tegen minder kosten kan, anders en beter. Het klopt dat de Meevaart een jaarlijks subsidie heeft van 300.000 euro. Maar het klopt ook dat de helft daarvan opgaat aan vaste lasten zoals huur en energie. Maar het is ook zo dat de Meevaart 46 weken per jaar 90 uur per week open is, 1800 m2 groot is en voldoet aan alle veiligheidseisen. En ook de Meevaart moet gewoon zijn prestaties leveren. Naast de genoemde openingstijden moet 70% van de gebruikers een bewonersinitiatief zijn (die de ruimte om niet kunnen gebruiken) en moet de bezettingsgraad van elke ruimte > 50% zijn. Prestaties die we tot nu toe gewoon realiseren. Daarboven hebben we nog een afspraak met het stadsdeel. Als het ons niet lukt om de Meevaart tot een succes te maken, of als bewoners geen behoefte meer hebben aan deze ruimte, dan geven we de sleutels terug.

    Megabedrijven hebben hun tijd gehad

    Welzijnswerk is ooit begonnen in de buurt, bewoners waren eigenaar en bestuur van de vele duizenden kleine stichtingen. Ze kwamen op en stierven uit als er geen vraag meer was, of als de initiatiefnemers geen zin meer hadden. Maar daar kwamen andere initiatieven voor in de plaats. Vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw zijn deze organisaties footloose geworden, losgeraakt van de buurt. Ze fuseerden en groeiden en de bewoner werd van eigenaar getransformeerd tot klant/client. Recent zien we een tegenontwikkeling. Kleine buurtgebonden organisaties komen op en welzijnswerkers maken zich los van hun grote organisaties en gaan als ZZP-er in de buurt aan de slag. We zijn nu beland in een fase van zoeken naar verbinding tussen deze lokale structuren en de professionele instellingen. Want er zijn in elke buurt mensen die zodanig weinig redzaam zijn dat ook een professionele inzet nodig is. Vanuit de vele initiatieven in de Indische buurt wordt die samenwerking gezocht. Maar voor ontmoeting en samenwerking zijn twee partijen nodig. Nog te vaak worden bewonersinitiatieven gezien als ondeskundig en concurrerend.

    De overheid kan het niet (meer) alleen.

    Niet alleen de welzijnsorganisaties zagen de bewoners als hun klanten, ook de overheid zag geen burgers, maar slechts kiezers en klanten. Een hoge klanttevredenheid werd het centrale doel. Langzaamaan dringt het besef door dat dit een onbegaanbaar pad is. Een klant zal steeds hogere prestaties eisen en als die niet geleverd worden is de ontevreden kiezer geboren. Langzaamaan dringt het besef door dat de oplossing niet ligt in het steeds maar opnieuw aanbesteden van het welzijnswerk maar dat partnerschap gezocht moet worden met bewoners en hun organisaties. Het stadsdeel Oost heeft in de Indische Buurt de moed gehad om dat partnerschap aan te gaan. Dat vraagt moed omdat de resultaten niet meteen zichtbaar worden. Maar het is beter dan doorgaan op het doodlopende pad van telkens een nieuwe welzijnsaanbieder uit de hoge hoed toveren.

    Geen woorden maar daden

    Successen moet je vieren. Daar is niets mis mee. Waar wel iets mis mee is, is het geven van foute informatie. Het Karrewiel is een buurthuis dat vele jaren terug door het stadsdeel is gesloten en voorzien werd van een kraakwacht. In 2007 hebben bewoners het pand weer in gebruik genomen in wat we nu leegstandsbeheer noemen. In 2011 moesten ze het pand uit omdat de corporatie er graag een grand cafe in wilde vestigen. Alleen er was en is nog steeds geen exploitant. Wie nu langs het Karrewiel loopt ziet bouwvakkers aan het werk. Maar of ze zinvol werk doen is de vraag. Nog steeds is er geen zicht op een exploitant. De Evenaar is een leegstaande basisschool (ontwerp van Herzberger). We hebben dit pand in leegstandsbeheer genomen en van de 12 lokalen zijn er 9 verhuurd aan organisaties als de voedselbank, eropaf, buurtzorg, de Regenboog en enkele lokale organisaties. Drie lokalen zijn beschikbaar voor bewonersorganisaties die van het stadsdeel wel activiteitensubsidie krijgen, maar geen budget voor ruimtehuur. Kosten voor het stadsdeel 20.000,- per jaar. Dat is minder dan 1/3 van de exploitatiekosten. Resultaat is wel dat een leegstand pand midden in een kwetsbaar deel van de buurt weer wordt gebruikt. En wat de Meevaart aangaat. Welke welzijnsorganisatie kan een pand van 1800 m2 open houden, voor beheer en schoonmaak zorgen, faciliteiten bieden aan gebruikers en dat 90 uur per week gedurende 46 weken per jaar en daarbij ook nog eens een hoge bezettingsgraad realiseren. Laat het ons weten.

  7. Alles overziende, lijkt me al het voorgaande een enerzijds wellicht ietwat allergische reactie op de nu inderdaad veel voorkomende juichstuip bij bestuurders en ‘aanjagers’ en anderzijds reacties op teleurstellende ervaringen met een voormalige bestuurder. Het zal misschien toch balanceren moeten worden, tussen maatschappelijk en politiek participeren, én proberen die twee te verbinden, zoals ik hoorde in de lezing van de Amerikaanse socioloog Nina Eliasoph in de conferentie ‘Eigen kracht ontkracht?’, in mei in Utrecht.

  8. Bij deze wil ik graag iets rechtzetten. In zijn bijdrage aan Sociale Vraagstukken van 14 december 2013 beschuldigt Stephan Steinmetz mij ervan de statistiek aan te passen bij mijn verhaal. Ik zou beweren dat Nederland steeds harder en crimineler wordt en daartoe een stokoude grafiek van stal halen die moet aantonen dat het aantal gewelddelicten alsmaar toeneemt. Terwijl elk onderzoek laat zien dat het aantal gewelddelicten al tien jaar aan het dalen is.

    Laat ik voorop stellen dat het beter was geweest als ik de betreffende grafiek (opgenomen in het boek Culturele kansen, p. 61) tot het in het recente verleden had laten doorlopen. Het aantal gewelddelicten tussen 2005 en 2012 inderdaad gedaald van 7,7 naar 6,5 per 1000 inwoners. Het aantal verstoringen van de openbare orde daalde in diezelfde periode van 14,2 naar 9,6 per 1000 inwoners. De moeilijkheid is evenwel dat dit weinig uitmaakt voor mijn betoog en wel om de volgende redenen.

    Ten eerste beweer ik niet dat Nederland steeds crimineler wordt maar dat zich een verharding van het sociale klimaat aftekent. Dat komt volgens mij op meerdere manieren tot uitdrukking, bijvoorbeeld in een hardere bejegening van misdadigers of het niet langer accepteren van gedragingen die een of twee generaties terug nog heel gewoon waren.

    Ten tweede ligt de oorzaak van die verharding in een combinatie van afgenomen tolerantie enerzijds en hogere verwachten onder burgers anderzijds. Daarom kan er een verharding van het maatschappelijk klimaat optreden, ook als de criminaliteitscijfers gelijk blijven of zelfs afnemen. Het gaat niet alleen om de criminaliteit op zich maar even goed om de vraag hoe het publiek daarop reageert.

    Ten derde valt het met die afname criminaliteit wel mee. Sinds 2005 gingen gewelddelicten met 15 procent omlaag maar vergeleken met het begin van de onderzochte periode (namelijk 1970) is het huidige niveau nog altijd vijf keer zo hoog. Voor verstoringen van de openbare orde geldt hetzelfde. De bewering dat ik een ‘stokoude grafiek’ gebruik is niet relevant omdat ik onderzoek doe naar ontwikkelingen die zich binnen een of twee generaties voordoen.

    Ten vierde mogen we cijfers van het CBS niet gelijkstellen met de werkelijke hoeveelheid delicten. Er zijn ook bronnen die erop wijzen dat het geweldsgebruik veel minder sterk stijgt. Het punt is evenwel dat de cijfers van het CBS niet alleen reële gedragingen uitdrukken maar veranderingen in gevoeligheid of betere registratietechnieken. Dat is relevant voor mijn betoog omdat het, zoals gezegd, niet zozeer over crimineel daden maar over de publieke reactie op die daden gaat

    Omdat de heer Steinmetz werkzaam is al journalist, neem ik aan dat hij kan schrijven. Het zou mooi zijn als hij ook kan lezen en kan luisteren. Hij bestrijdt een visie die ik niet naar voren heb gebracht en hij verwijt mij vervolgens dat ik de feiten onvoldoende respecteer. Dat is nu juist een manier van polemiseren waarbij de feiten sneuvelen.

    Overigens wijs ik erop de mogelijke afname van criminaliteit door mijzelf is voorspeld. Ik deed dat in het boek Geweld als uitdaging (2001) waarin ik vier mogelijke scenario’s voor de omgang met asociaal gedrag schetste (p. 355-363). Als meest waarschijnlijke gang van zaken noemde ik het scenario waarbij de tolerantie voor asociaal gedrag zou blijven afnemen terwijl het gedrag van burgers zich daarnaar voegt. Ik geef toe dat de sinds 2005 ingezette daling te bescheiden is om haar als een echte bevestiging van het geschetste scenario te mogen zien. Maar ze illustreert in elk geval wel dat de these van alsmaar toenemend geweld in Nederland zeker niet de mijne is.

    Gabriël van den Brink

  9. Burgerinitiatief: een container aan betekenissen
    Met de kanteling in de samenleving, de afbraak van de verzorgingsstaat en de nog onvoorspelbare uitwerking van de transities, wordt in de systeemwereld van overheid en instellingen het burgerinitiatief volop ingezet als het nieuwste redmiddel voor zorg en sociale samenhang binnen het sociale domein.
    Dat leidt tot een modieuze koerswijziging, waarbij niemand de boot lijkt te willen missen.
    Kennisinstituten komen met trainingen voor professionals en actieve wijkbewoners om een burgerinitiatief te leren managen, adviesbureaus en trainingsinstituten organiseren het ene congres naar het andere en gemeenten faciliteren de burger binnen de bestuurlijke verwarring van het ‘loslaten van de regie’. Ook kom ik steeds meer aspirant ondernemers tegen, die een burgerinitiatief zijn gestart, waar ze voorheen aangaven een bedrijfje te willen beginnen.
    Daarnaast schieten de burgerinitiatieven op meerdere leefgebieden als paddenstoelen de grond uit, waardoor de gemeenten het overzicht kwijtraken.

    Zo ontstaat een wel heel chaotisch beeld rond het thema ’de burger aan zet’.
    Kijkend vanuit de leefwereld van bewoners, in de buurten en wijken van dorpen en steden, is een geheel ander perspectief te ontdekken. Initiatieven die voorheen veelal door de zorg en welzijn instellingen in de markt gezet werden en niet of onvoldoende aansloten bij de behoeften van de burgers, zijn ontdaan van hun ‘institutionele karakter’. Dat geeft een ongekende dynamiek aan mensen die beseffen dat samen-leven in buurten en wijken een meer maakbaar proces is dan voorheen. En dat is pure winst!
    Een paar -wellicht discutabele- voorbeelden uit een wijk in Amsterdam, kunnen bepaald niet als maatgevend worden aangemerkt voor het gehele land, zoals ook mag blijken uit de reactie van Joop Hofman. Het getuigt zelfs van een zekere minachting voor de inzet van een toenemend aantal burgers, die zich dagelijks bezig houden met het exploiteren van maatschappelijk onroerend goed (buurthuizen e.d.) en groen, energie en duurzaamheidinitiatieven.

    Daarbij valt nog de kanttekening te plaatsen, dat in vele gemeenten de facilitering van burger initiatieven vanuit de overheid te wensen overlaat. Dat betekent voor de vele gangmakers in buurten en wijken niets minder dan een bijna fulltime arbeidsinzet, om naast het vorm en inhoud geven van hun project, het plaatselijk bestuur en de politiek te informeren en te beïnvloeden.
    Dat er in deze experimentele dynamiek fouten worden gemaakt, mag duidelijk zijn.
    Maar mag er wat ruimte zijn voor de burger om in korte tijd dat te leren, waarin de instituties veelal faalden: het nauw in contact met de burger ontwikkelen van gemeenschapszin in de vorm van tastbare en dienstbare projecten in buurten en wijken?

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.