Invoering passend onderwijs gaat wringen

De minister zet haar plannen met passend onderwijs, inclusief 300 miljoen euro bezuiniging, door zo bleek op Prinsjesdag. Daarmee neemt ze een groot risico.  

 

De naam ‘passend onderwijs’ vat het voornemen samen om minder zorgleerlingen te verwijzen naar speciale scholen en ze langer op reguliere scholen te houden. Dit voorjaar maakte ik een zoektocht langs een dertigtal basis- en middelbare scholen. Dat was in opdracht van de ECPO, de Evaluatie Commissie Passend Onderwijs, die is ingesteld om de invoering van passend onderwijs periodiek van advies te voorzien. De ECPO maakt zich zorgen dat de operatie zich aan het voltrekken is over de hoofden heen van de leerkrachten die het straks moeten uitvoeren. Daarom wilde ze een verslag van de werkvloer: wat leeft er binnen scholen over passend onderwijs en wat zijn ervaringen met zorgleerlingen?

Ik ben journalist, geen onderwijsdeskundige, en als betrekkelijke buitenstaander doe je op een dergelijk ontdekkingstocht verbazingwekkende ontdekkingen. Een daarvan is de wirwar aan instellingen die zich rond de scholen strikt; een ingewikkeld veld van besturen, raden, verbanden en commissies, met daar omheen een zwerm van adviseurs, trainers, begeleiders en ondersteuners; allemaal zeer bevlogen, met de beste bedoelingen en schijnbaar onmisbaar. Even verbazingwekkend is de hoeveelheid opdrachten waar leerkrachten tegelijkertijd mee bezig moeten zijn. Het zijn jongleurs die eindeloos veel bordjes draaiende moeten houden. Geen idee of er een verband bestaat tussen de drukte buiten en in de school. In ieder geval is het begrijpelijk dat leerkrachten nieuwe plannen op afstand houden: er is genoeg te doen.

Leerkrachten zeggen: passend onderwijs doen we al
Leerkrachten kennen de details van passend onderwijs niet, maar ze omarmen het idee erachter: samen naar school, natuurlijk! Ze zeggen erbij: passend onderwijs, dat doen we al. In elke klas zitten leerlingen waar wat mee aan de hand is en waar ze hun handen aan vol hebben. De verhalen daarover zijn hilarisch en soms treurigstemmend. Meer erbij kan niet, is over de hele linie de conclusie, de grens is bereikt. Meer zorgleerlingen gaat ten koste van de aandacht voor alle kinderen. Dit klonk mij in eerste instantie in de oren als de typische reactie van mensen die hun hakken in het zand zetten als er veranderingen aankomen. Ik ontdekte namelijk ook dat er nogal wat verschillen zijn tussen scholen en leerkrachten in wat ze aan zorg en aan diversiteit van leerlingen aan kunnen. Ik wilde weten waardoor die verschillen bepaald worden. Na veel praten en rondkijken kon ik uiteindelijk vier factoren vaststellen: voorzieningen (zoals klassengrootte maar ook lokaalgrootte), vaardigheden, houding en leiderschap (van bestuur en vooral directeur). Dit zijn de aangrijpingspunten om de grenzen van scholen en leerkrachten te verleggen. Kwestie dus van aan knoppen draaien.

Kun je wel aan de knoppen draaien?
Zo simpel? Beleidsmakers en onderwijsadviseurs lijken te denken van wel (de minister denkt dat inzetten op alleen grotere vaardigheden al genoeg is). Gaande mijn zoektocht kreeg ik steeds meer twijfels. De genoemde factoren zijn wellicht bepalend, maar zijn het knoppen waar je aan kunt draaien, die je open of dicht kunt zetten? Kan je de knoppen überhaupt vinden? Bovendien kwam ik er achter dat beleidsmakers bij hun plannen maken de context over het hoofd zien waarbinnen een op zichzelf misschien prachtig idee als passend onderwijs moet functioneren. In de eerste plaats de context van klas en school. Dat is er een van grilligheid en onvoorspelbaarheid. Een onderwijsdag loopt nooit als gepland, dat komt omdat er met kinderen wordt gewerkt, niet één maar 20 tot 30 in een klas en honderd of meer op een school. Naast van de grilligheid van de ontwikkeling van een kind is er heel veel onvoorspelbare interactie. Daar bovenop zijn er de ouders die ook deel uit maken van de schoolgemeenschap en met vragen, wensen en tegengestelde eisen komen.

Een tweede vergeten context is de interferentie met andere beleidplannen en –doelen. Met name de verplichte nadruk op individuele leerprestaties (meten, toetsen, aandacht voor excellentie) en collectieve schoolresultaten (het afrekenen van scholen op leeropbrengsten) botst met het idee van meer ruimte maken voor zorgleerlingen.

Het werkt op de tekentafel, maar wringt in de hectische praktijk
Concepten als passend onderwijs die in de rust van de tekentafel prima werken, gaan wringen in een hectische praktijk. Lesgeven en opleiden zijn maar beperkt planbaar en stuurbaar. Daarom is het essentieel dat mensen uit die praktijk betrokken worden bij vernieuwing. Niet (alleen) de mensen uit de schil rond scholen, maar degenen die op de werkvloer staan. Dit is een ontzettende open deur, maar een die keer op keer wordt genegeerd, nu ook bij passend onderwijs. Bezwaren van leerkrachten tegen meer zorgleerlingen worden weggewuifd met oplossingen als leren differentiëren, klassenmanagement en handelingsplannen. Ze worden gepresenteerd als panacee, maar het zijn bezweringsformules en leerkrachten hebben dat door.

Passend onderwijs wordt nu ingevoerd zonder investering in de nodige voorzieningen, voordat de vaardigheden zijn vergroot, en zonder instemming van degenen die het moeten uitvoeren. Daarmee neemt de minister een risico met de kwaliteit van het onderwijs aan alle leerlingen.

Jelle van der Meer is journalist en auteur van ‘Over de grenzen van de leerkracht. Passend onderwijs in de praktijk’; verkrijgbaar via www.ecpo.nl. Dit artikel verscheen ook vandaag in de Volkskrant.