Rechts betichten van fact free politics is hypocriet

Links verwijt politici als Wilders ‘feitenvrije politiek’ te bedrijven. De populisten beroepen zich immers niet op wetenschappe-lijke feiten, maar op de meningen van 'gewone mensen'. Dick Pels zet vraagtekens achter deze kritiek. De notie ‘feitenvrije politiek’ is misleidend.

De politieke soap rond Sarah Palin deed Bill Clinton in 2010 verzuchten: ‘We may be entering a fact free period in politics’. In Nederland hekelden politici en columnisten de 'feitenloze politiek' van het kabinet-Rutte. Rob Wijnberg signaleerde bij Wilders een totale politisering van het debat: 'er zijn geen feiten meer, er is slechts politiek'.

Lak aan de feiten
Ook aan recente voorbeelden geen gebrek. Wie heeft niet het ontluisterende You Tubefilmpje van Lilian Helder gezien als 'PVV-Miep’ die niets snapt van statistiek. VVD-staatssecretaris Fred Teeven suggereerde op basis van een wetenschappelijk onderzoek dat er onder ´de bevolking´ een breed draagvlak was voor verplichte minimumstraffen na recidive. Precies zoals Teeven al ‘in de tram’ hoorde. Helaas liet het rapport juist zien dat Nederlanders over de gewenste strafmaat en strafkeuze radicaal van mening verschilden. Taakstraffen bleken bijvoorbeeld verrassend populair te zijn.

Het lijkt vanzelfsprekend en is verleidelijk om het rechtse kabinet, met name de gedoogpartner PVV, neer te zetten als ‘fact free politics’. Tegenover een regering die zich niets aantrekt van cijfers en feiten en regeert op basis van de onderbuik, zou de linkse waarheid schitteren. Links zou - in tegenstelling tot rechts - wel de feiten respecteren en zich baseren op toetsbare, empirische kennis.

Maar klopt die tegenstelling wel? En is het een houdbare en een nuttige oppositie? Mijn stelling is dat de polemische framing van rechts als fact free politics misleidend is, ons bloot stelt aan het risico van hypocrisie, zelfingenomenheid en leidt tot epistemologische arrogantie.

Eerste misleiding: feitenvrije politiek zou alleen rechts toebehoren
Een politiek die het niet zo nauw neemt met de feiten, is geen privilege van rechts. Ook de linkse kerk bedreef vol overgave fact free politics toen ze nog de hegemonie bezat. Een recent voorbeeld daarvan vindt men in de onthulling rond het ‘gifschip' de Probo Koala. Dat bleek geen 'giframp', eerder een stankincident. Van doden en gewonden in Ivoorkust was geen sprake, wél van een agressieve framing door Greenpeace.

Tweede misleiding: rechts is wars van feiten
Rechts zou de feiten minachten, maar de favoriete rechtse pose is juist die van nuchterheid en realiteitszin. Rechts koestert dan ook een minstens even grote liefde voor de feiten als links. De PVV is zelfs systematisch op zoek naar feiten en cijfers die haar versie van de werkelijkheid kunnen onderbouwen. Neem het onderzoek naar de kosten van het verlaten van de euro. Dat wordt uitgevoerd door het bureau Lombard Street Research, bekend om zijn eurosceptische macro-economische analyses. Directeur Charles Dumas noemde de euro eerder een 'absurd concept'. De uitkomst laat zich raden…

Kortom, alle partijen beroepen zich even gretig op de feiten. Waarbij de feiten en cijfers op een hele bepaalde manier worden ingezet. Ze functioneren als ankers voor een politiek perspectief, ze bevestigen en versterken bepaalde argumenten. Harde solide feiten dienen om een betoog te objectiveren en onontkoombaar maken.

Derde misleiding: feiten zijn als dingen
De performatieve 'stelligheidsfunctie' van de feiten biedt zicht op een derde misleiding van de stijlfiguur van de fact free politics: zodra links rechts verwijt aan feitenloze politiek te doen, claimt het van weeromstuit een geprivilegieerd patent op diezelfde feiten. Zo dreigt een terugval in een arrogant-positivistische of rationalistische waarheidstheorie, waarbinnen feiten als objectief gelden.

Deze positie is onhoudbaar sinds wetenschapsfilosoof Bruno Latour het idee ontmaskerde dat feiten zouden worden 'ontdekt' als objectieve dingen in de wereld. Latour toonde dat feiten worden gefabriceerd in een productielijn waarlangs zwakke, subjectieve claims geleidelijk 'uitharden' tot vanzelfsprekende, objectieve kennis. Feiten zijn dus uitspraken waarvan de contextuele oorsprong en het historisch maakproces succesvol zijn uitgewist. Waarden en feiten kunnen moeilijk van elkaar worden gescheiden, niet in de wetenschap, en al helemaal niet in de politiek.

Waarheid als politionele actie
Het beroep op feiten – als een universeel geldige vorm van objectiviteit – wordt zo zelf een politionele actie. Zij dient om andersdenkenden het zwijgen op te leggen, om hen te dwingen de eigen conclusies als onontkoombaar te accepteren. Het grote gevaar van de stijlfiguur van de fact free politics is dat links vervalt in een lichtere variant van dezelfde positivistische retoriek en politionele waarheidspolitiek die wordt gevoerd door rechts. Waar het beroep op de waarheid functioneert als een manier om anderen in het eigen denkraam te persen.

Het gaat echter niet om links tegenover rechts of een 'feitengeladen' tegenover een 'feitenloze' politiek. Het cruciale verschil ontstaat tussen een stellige, absolutistische politiek aan de ene kant en een vrijzinnige, zelfkritische politiek aan de andere kant. De eerste meent de enige en laatste waarheid te bezitten en te belichamen (zoals Wilders in zijn proces uitstraalde en ook letterlijk zei). De tegenstander wordt hier een vijand die per definitie onwaarachtig en immoreel is, en dus moet worden vernederd, zo niet vernietigd. Als je geen spoor van twijfel kent, ben je niet geïnteresseerd in het democratisch debat. Deze houding staat tegenover een vrijzinnige politiek die twijfel toelaat en bereid is het eigen perspectief op de proef te stellen. Die het pluralisme van opvattingen en levensbeschouwingen waardeert en een democratisch debat ertussen koestert.

Politieke religie
Ten diepste gaat het hier om het klassieke onderscheid tussen (fundamentalistisch) geloof en (vrijzinnige) rede. De politieke religie van de  populistische zekerweters kan door geen enkel feit, bewijs of tegenwerping aan het wankelen worden gebracht. Zij is immuun voor kritiek: precies datgene wat ze hun jihadistische tegenstanders verwijten. Hun beroep op de volkswijsheid en het gezonde verstand verraadt dezelfde stelligheid: 'volk' en 'waarheid' zijn als politieke symbolen synoniem en onderling verwisselbaar. Alles is gekleurd, alles is ideologie, alles is politiek. De eigen waarheid staat tegenover die van de tegenstander als goed tegenover kwaad, en er is geen middle ground waarop mensen elkaar met argumenten proberen te overtuigen. Ook voor Clinton was dit de kern van de zaak: fact free politics is een politiek die de fundamentele bouwstenen van het politieke debat negeert.

Geen angst voor feiten, maar voor onzekerheid
Anti-intellectualisme en geringschatting van de wetenschap is dus niet zozeer een minachting van de feiten. Het is een minachting voor het kritische debat en angst voor de daarmee gepaard gaande onzekerheden. Het antwoord daarop is geen presentatie van ‘objectieve feiten’. Links moet juist leren om de feiten te laten dansen op de maat van de eigen muziek: om de feiten te manipuleren, zonder ze te presenteren als onwrikbare dingen. Omdat feiten altijd deel uitmaken van waardengebonden en emotiegeladen verhalen, wordt de noodzaak van een eigen verhaal, een eigen framing alleen maar groter.

Het gevaar van het discours van de fact free politics is dat we te veel concessies doen aan de geloofszekerheid van de tegenstander, die zijn framing beschouwt als de enige mogelijke en legitieme blik op de wereld, en die zijn eigen woordvoerderschap ontkent door zich te verschuilen achter de stugge ruggen van het fictieve echtpaar Henk en Ingrid. De feiten zijn rechts, zei Bolkestein. Misschien moet links daarom mét Hegel zeggen: des te erger voor de feiten. 

Dick Pels is socioloog en directeur van Bureau de Helling, het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. Dit is de verkorte tekst van een lezing in het kader van het 'Actualiteitencollege' voor de Nederlandse Sociologische Vereniging en het Sociaal en Cultureel Planbureau, gehouden op 17 november 2011 in Den Haag. De volledige versie wordt gepubliceerd in De Groene Amsterdammer van 30 november 2011.