‘Mensen verliezen het vertrouwen in de overheid en instituties.’ We kunnen het elke dag wel ergens horen of lezen. Overigens net zoals de tegenovergestelde bewering: ‘Nederlanders hebben nog steeds vertrouwen in de overheid.’ Beide beweringen zijn waar, afhankelijk van hoe en waar we kijken.
Vertrouwen is een psychologisch complex concept. Opvattingen van mensen kunnen variëren al naargelang het onderwerp en de stemming van de dag. Dat geldt des te meer voor ‘het vertrouwen in de democratische rechtsstaat’, omdat iedereen daar zijn eigen beelden bij heeft.
Verhalen over wantrouwen
Het is belangrijk om zicht te hebben op wat mensen bedoelen als ze zeggen dat ze de overheid en instituties niet vertrouwen. We hebben vijftig Nederlanders hierover uitgebreid aan het woord gelaten. Zij vertegenwoordigen een deel van de Nederlandse samenleving dat weinig gehoord en begrepen wordt. Wie zijn zij en wat voor verhalen hebben ze te vertellen?
Bij de selectie van kandidaten streefden we naar diversiteit in achtergrond: jongeren en ouderen, hoog- en laagopgeleiden, mannen en vrouwen, inwoners van steden én dorpen, Nederlanders met en zonder migratie-achtergrond.1
Uit onze gesprekken komen vijf narratieven naar voren, verhalen van mensen over gedeelde persoonlijke ervaringen, zorgen en frustraties. De bevindingen laten zien dat de aanname dat gebrek aan vertrouwen voortkomt uit gebrek aan kennis bij burgers, niet klopt. De wantrouwende burgers in ons onderzoek, ook de laagopgeleiden onder hen, zijn goed geïnformeerd.
De vijf narratieven van burgers met wantrouwen tegenover overheid en instituties zijn: 1.Onzichtbaarheid van de overheid: het beeld van een overheid die steeds verder van de burger af is komen te staan. 2.Onzichtbaarheid van de burger: het gevoel niet gezien te worden door de overheid. 3.Ongelijke behandeling: onvrede voortgestuwd door een wij-zij-gevoel waarbij mensen zich achtergesteld voelen of menen dat andere groepen bevoordeeld worden. 4.Het niet horen van burgers bij besluitvorming waarbij zij rechtstreeks partij zijn (of geen partij zijn, maar wel het gevoel hebben dat dit zo zou moeten zijn). 5.Ervaren incompetentie van bestuurders en ambtenaren. |
Vertrouwensbreuk
Aan alle vijf oorzaken voor de vertrouwensbreuk is iets te doen. We bespreken de vijf narratieven daartoe eerst meer in detail:
1. Onzichtbaarheid van de overheid
De overheid is steeds verder van de burger af komen te staan. Dit wordt het sterkst gevoeld op lokaal niveau, waar de overheid traditioneel gezien het meest tastbaar is. Het sluiten van fysieke gemeenteloketten en politiebureaus, doorgeslagen digitalisering en complexe wet- en regelgeving zonder de overweldigde burger bij de hand te nemen – het zijn ontwikkelingen die wijzen op een terugtrekkende overheid, waarbij de burger zich niet zelden aan zijn lot overgelaten voelt.
Ambtenaren, politici en bestuurders worden als incompetent beschouwd
Negatieve ervaringen van burgers met callcenters en digitalisering kunnen resulteren in nog minder vertrouwen in de overheid. Als de onvrede niet meer kan worden geprojecteerd op een tekortschietende individuele ambtenaar, zal deze zich gaan richten op het systeem of de institutie.
2. Onzichtbaarheid van de burger
Dit narratief omvat het gevoel van de burger dat de overheid hem niet meer ziet, dat de menselijke maat is verdwenen in het contact met de overheid en dat de overheid niet weet wat er leeft in de samenleving. Ook heerst het gevoel dat de overheid onvoldoende haar verantwoordelijkheid neemt en ongevoelig is voor bepaalde maatschappelijke problematiek.
De afstand tussen overheid en burger leidt tevens tot wantrouwen bij de overheid tegenover de burger. Het ontbreken van de menselijke maat en wantrouwen tegenover burgers vormen ingrediënten voor het ontstaan van de zogeheten toeslagenaffaire.
3. Ongelijke behandeling
Onvrede en wantrouwen worden voortgestuwd door een wij-zij-gevoel, waarbij ‘wij’ zich achtergesteld voelt of het gevoel heeft dat andere groepen bevoordeeld worden. Onvrede is er ook over het feit dat de overheid er vooral voor zichzelf is of bepaalde groepen in de samenleving bevoordeelt: de elite, Nederlanders met een migratie-achtergrond, vluchtelingen, witte Nederlanders.
4. Ongehoorde burgers
Onvrede en wantrouwen worden gevoed als mensen zich niet gehoord voelen, zowel bij besluitvorming waarbij ze rechtstreeks partij zijn (of dat niet zijn, maar ze het gevoel hebben dat dit wel zo zou moeten zijn), als bij besluitvorming die zich meer op landelijk niveau afspeelt en waarbij ze indirect partij zijn (coalitievorming en opvolging van referenda).
Ook bestaat er onvrede over schijninspraak, waarbij de burger louter voor de bühne wordt opgetrommeld om zijn mening te geven. Burgers wensen liever ‘onpopulaire’ eerlijkheid, dat er geen inspraak is, dan dat er om de hete brij heen wordt gedraaid.
5. Ervaren incompetentie
Ambtenaren, politici en bestuurders worden als incompetent beschouwd. Het ontbreekt aan vertrouwen in de daadkracht van politiek en overheid om urgente vraagstukken goed en tijdig op te lossen. Ook wordt politici en politieke partijen een gebrek aan visie verweten; politiek zou worden bedreven met huiver voor het grote verhaal, gericht op stemmen winnen en gericht op de korte termijn.
De respondenten vragen zich af wiens belang politici en overheid dienen; de belangen van het land en burgers; de belangen van Brussel, van grote bedrijven of duistere belangengroepen; of gaat het wellicht om het eigenbelang?2 Ook hier voelt de burger zich niet serieus genomen in zijn wensen, zorgen en problemen.
Egoïstisch, wappies of extreemrechts
De burger met een gebrek aan vertrouwen heeft vele gezichten; van politiek actief tot politiek teruggetrokken en van hoogopgeleid tot laagopgeleid. Ons onderzoek zet vraagtekens bij een bij beleidsinterventies veelgehoorde redenering: dat gebrek aan vertrouwen voortkomt uit gebrek aan kennis bij burgers. Onbekend maakt onbemind, en dit zou om een kennisinjectie vragen.
Onze respondenten, ook de laagopgeleiden, leken over het algemeen echter goed geïnformeerd te zijn. De door ons geïdentificeerde vijf verklaringen voor een gebrek aan vertrouwen zijn, met andere woorden, relevanter dan het veronderstelde gebrek aan kennis.
Het veldwerk van onze diepte-interviews met burgers hebben we afgerond vlak voordat de coronacrisis uitbrak. De aanpak van de pandemie leidde tot heftige discussies over individuele vrijheid versus inperkingen hiervan door de staat, en creëerde een voedingsbodem voor ressentiment en wantrouwen bij tegenstanders van beperkende maatregelen.
Een narratief dat regelmatig opduikt in de sociale media is zo duidelijk dat het hier niet mag ontbreken. De overheid, met name de politiek, scheert tegenstanders van coronamaatregelen niet zelden over één kam en zet hen weg als egoïstisch, als wappies of zelfs als extreemrechts.
Aanhangers van complottheorieën
Naast de luidruchtige groep aanhangers van complottheorieën zijn er verschillende andere groepen te onderscheiden met oprechte zorgen of motieven. Mensen die niet te veel overheidsbemoeienis willen en die opkomen voor het recht op zelfbeschikking; religieus gemotiveerde ongevaccineerden; zij die angst hebben voor gezondheidsschade of onvruchtbaarheid, of bang zijn voor een tweedeling en polarisatie.
Daarnaast zijn er mensen die onrecht ervaren omdat ze met hun vrienden niet meer naar het café mogen, of individuen die vanuit linkse motieven tegen de verdiensten zijn van Big Pharma. Veel van deze burgers voelen zich niet gehoord door de overheid en zetten de hakken in het zand.
Juist het gevoel ‘niet gehoord’ te worden, is een van de belangrijkste redenen waarom het vertrouwen in politiek en overheid onder druk staat. Om met deze mensen weer in gesprek te komen, moet de overheid inspelen op hun diverse motieven.
Inzichten van burgers
Een kritische houding van burgers − die kan leiden tot scepsis tegenover instituties en machthebbers, maar ook tot instemming en vertrouwen – komt de democratie ten goede. Daarnaast is de overheid slechts tot op zekere hoogte bij machte iets te doen aan onvrede en wantrouwen.
Voorkom dat de burger het gevoel krijgt dat hij voor de bühne is komen opdraven
Het maatschappelijk onbehagen bij een deel van de Nederlanders is immers niet los te zien van globale processen als internationalisering en toenemende complexiteit, die de macht van nationale en lokale overheden te boven gaan. Daarnaast zal elke poging om vertrouwen te herstellen, moeten opboksen tegen het cynisme dat vaak de boventoon voert op platformen als Twitter en Facebook. Bij herstel van vertrouwen past realisme. Wat er in ieder geval moet gebeuren, is dat de overheid burgers het gevoel geeft dat ze hen ziet én hoort. Wat is nodig daarvoor?
- De overheid moet investeren in haar zichtbaarheid en de burgers meer bij de hand nemen bij complexe regelgeving.
- De overheid moet in haar afwegingen duidelijk maken dat ze rekening houdt met de zorgen en inzichten van de burgers. Ook moet ze burgers inzicht geven in de complexiteit van haar afwegingen om het begrip bij burgers te vergroten en haar betrouwbaarheid te doen toenemen. Is de uitkomst anders dan gehoopt, dan wordt in elk geval het vertrouwen niet beschadigd. Het creëren van begrip bij burgers draagt bij tot meer acceptatie van genomen besluiten. Een betrouwbare overheid is vooral helder over de eigen rol, als facilitator én als wetgever en handhaver. Dat een besluit niet iedereen zal bevallen, soit. Maar geef ten minste de grenzen ervan aan.
- Voorkom schijninspraak. Voorkom dat de burger het gevoel krijgt dat hij voor de bühne is komen opdraven. Betrek burgers vroegtijdig en actief bij beleid en ga op zoek naar nieuwe vormen van co-creatie.
- Erken de zorgen van burgers. Als de overheid rekening wil houden met wat er onder burgers leeft, wat hun zorgen en verliesgevoelens zijn, dan moet ze met hen op een constructieve wijze in gesprek. Oftewel: overheid, neem de bezorgdheid van burgers serieus. Belangrijk is om ook met angstige of kritische burgers in gesprek te gaan en hen te blijven beschouwen als mensen die het beste willen voor de samenleving.
Inzicht in ideeën, beelden en gevoelens van burgers helpt om bezorgdheid onder burgers te herkennen en te duiden. Ook kan dit ervoor zorgen op meer effectieve wijze contact te leggen en te communiceren met burgers en tot breed gedragen oplossingen te komen. Deze strategie is óók inzetbaar om het vertrouwen te herstellen van de diverse tegenstanders van vrijheidsbeperkende maatregelen ten tijde van de coronacrisis.3
Ron van Wonderen is senior onderzoeker bij het Verwey-Jonker Instituut, Timo Peeters is onderzoeker bij hetzelfde instituut.
Noten
1 Zie voor het volledige rapport: https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/van-persoonlijke-krenking-tot-vertrouwensbreuk/
2 Deze bevindingen komen (cijfermatig onderbouwd) ook terug in het rapport Democratisch bewustzijn: https://www.verwey-jonker.nl/publicatie/democratisch-bewustzijn-in-nederland
3 Joline Verloove, Ron van Wonderen & Hanneke Felten, Theorieën en praktijkaanpakken van polarisatie. Utrecht: Kennisplatform Integratie en Samenleving, 2020.
Foto: SHVETS production via Pexels