Het brede vrijheidsideaal van Rutger Claassen

In zijn nieuwe boek 'Het huis van de vrijheid' bepleit politiek filosoof Rutger Claassen onder meer een andere kijk op vrijheid. Vrijheid is dan niet meer een individualistisch begrip, maar krijgt een behuizing in de politieke gemeenschap van mensen.

Voor veel Nederlanders is ‘vrijheid’ zo vanzelfsprekend, dat we soms vergeten dat ze een verworvenheid is, dat ze moet worden onderhouden. Het huis van de vrijheid  poogt groot onderhoud te plegen, en de actuele politiek in Nederland vanuit het vrijheidsideaal te analyseren. Tijdens het schrijven werd ik gedreven door twee missies. Ik wil beide hier kort toelichten.

Missie 1: Andere kijk op vrijheid

Vrijheid als onbegrensde vrijheid
Van verschillende kanten horen we dat ‘de vrijheid is doorgeslagen’. ‘Meer vrijheid’ zou ons niet helpen, integendeel, de individuele vrijheid is zelf het probleem geworden. ‘Andere waarden’ moeten tegenwicht bieden. Zo zou de individuele vrijheid moeten worden ingeperkt ten behoeve van meer veiligheid bijvoorbeeld, of meer gelijkheid of meer duurzaamheid.

Hiertegenover verdedigen vrijzinnige partijen de individuele vrijheid. Zij roepen dat de overheid veel te bemoeizuchtig dreigt te worden. De staat doet, als hij die andere waarden omarmt, de individuele vrijheid teniet.

Gek genoeg delen beide kampen het basisschema van een botsing tussen individuele vrijheid en andere, vaak meer collectieve waarden. De een wil de onbegrensde vrijheid verdedigen, de ander wil haar inperken, maar allebei gaan ze uit van hetzelfde stramien, dat van de
onbegrensde vrijheid.

Vrijheid is altijd begrensd
Mijn eerste missie is de zaak vanuit een ander perspectief te bekijken. Er is een mooie passage in de roman Vrijheid van de Amerikaanse schrijver Jonathan Franzen. Daarin beschrijft Franzen het leven van Einar, een migrant uit Zweden: Hij werd een schoolvoorbeeld van het Amerikaanse experiment in persoonlijke autonomie (…). Voor Einar was Amerika het land van de on-Zweedse vrijheid, het oord van de onbegrensde mogelijkheden waar iemand zich nog een uitverkoren zoon kon wanen. Maar niets doet zozeer afbreuk aan het gevoel uitverkoren te zijn als de nabijheid van anderen die zich óók uitverkoren voelen. (…)

Einars onvermogen om anderen naast zich te dulden blijkt vooral uit zijn rijgedrag: als een of andere imbeciel aanstalten maakte hem op een tweebaansweg te passeren, dan gaf Einar net genoeg gas om hem voor te blijven, en minderde telkens net op tijd vaart om te  voorkomen dat de imbeciel weer in kon voegen, een vermaak dat hem des te meer plezier verschafte als er op de andere strook een truck in zicht kwam en de dreiging van een frontale botsing ontstond.

Wat uit deze passages pijnlijk duidelijk wordt, is dat onze vrijheid altijd begrensd is. Onbeperkte individuele vrijheid bestaat slechts voor Robinson Crusoe, alleen op zijn eiland.

Herijking van vrijheid
We moeten vrijheid niet opvatten als iets dat elk individu voor zich moet maximaliseren. We doen het vrijheidsideaal tekort als we het beschouwen als een handvest voor elk individu op zich, om dan vervolgens te constateren dat dit leidt tot een verzameling ongeremde individuen. We kunnen vrijheid beter opvatten als iets waarnaar we streven voor alle individuen gezamenlijk.

Dat vereist niet het ‘balanceren’ van botsende waarden. Waarden botsen alleen als we de vrijheid opvatten als onbegrensde individuele vrijheid, die dan ten behoeve van andere mooie dingen moet worden ingeperkt.

Als we oog krijgen voor de verbindingen tussen vrijheid en die andere waarden, zien we dat we soms aan gelijkheid, duurzaamheid, veiligheid, etc. doen, precies omdat we aan vrijheid hechten. Er ontstaat dan een mozaïek waarin vrijheid verweven is met andere goede dingen des levens. Vrijheid is dan niet meer een individualistisch begrip, maar krijgt een behuizing in de politieke gemeenschap van mensen die er om geeft dat elk van haar leden in vrijheid kan leven.

Missie 2: Positieve vrijheid redden van misbruik

Positieve en negatieve vrijheid
Negen van de tien keer wordt met vrijheid ‘negatieve vrijheid’ bedoeld: de vrijheid om met rust gelaten te worden, en verder te doen waar je zelf zin in hebt. Kortweg: 130 kilometer  op de snelweg rijden, dat is het toppunt van negatieve vrijheid (denk aan Einar!). Een nogal  karig vrijheidsbegrip, want wie met rust gelaten wordt, heeft vaak nog niet de mogelijkheden om iets van zijn leven te maken.

Tegenover deze negatieve vrijheid staat ‘positieve vrijheid’, het vermogen om het leven naar eigen hand te zetten, ook wel ‘zelfbeschikking’ of ‘autonomie’ genoemd. Om positief vrij te worden, is het niet voldoende, ja soms zelfs contraproductief om met rust gelaten te worden. Voor positieve vrijheid hebben wij allemaal de hulp van anderen nodig: van ouders, leraren, vrienden, en ja ook van goede overheidsvoorzieningen. Een overheid die negatieve vrijheid als richtsnoer neemt laat zijn burgers vrij; een overheid die in positieve vrijheid gelooft maakt zijn burgers vrij.

Misbruik van positieve vrijheid
Ik geloof in dit positieve vrijheidsbegrip. Maar helaas wordt het vaak misbruikt. Mijn tweede missie is om positieve vrijheid van dit misbruik door zijn beste vrienden te redden. Neem André Rouvoet. Hij poogt het kabinet Balkenende IV van een filosofische basis te voorzien in een speech over een Christelijk geïnspireerd vrijheidsbegrip. Hij citeert eerst Galaten 5: 13: ‘Broeders en zusters, u werd geroepen tot vrijheid. Alleen, misbruik de vrijheid niet als voorwendsel voor een zondig leven, maar dien elkaar door de liefde.’

Vervolgens stelt Rouvoet: 'de kernboodschap van deze passage is: ja, de mens is bestemd vrij te zijn, maar als hij die vrijheid werkelijk wil genieten, moet hij aan zijn zelfgerichtheid ontsnappen, en leren om te leven in liefde met de ander en in het zoeken van gerechtigheid. Dit is de missende link, de blinde vlek in het wijdverspreide negatieve vrijheidsconcept. Dit is waarom de westerse cultuur de neiging heeft te
ontsporen, en niet de vruchten van werkelijke vrijheid geniet.'

Er zit een kern van waarheid in Rouvoets constatering dat mensen zich om ‘de ander’ moeten bekommeren; namelijk dat vrijheid een bepaalde zorg om de kwaliteit van de gemeenschap vereist. Maar bij Rouvoet is de zorg voor de ander niet een voorwaarde voor vrijheid, maar het doel ervan. Daarmee beveelt hij een bepaalde invulling van ieders vrije handelen aan. Dat doet die vrijheid teniet.

Nu staat het elke dominee vrij om mensen op te roepen hun tijd en energie aan de zorg voor anderen te besteden. Maar Rouvoet was politicus: hij doet een poging om een brede kabinetsfilosofie te formuleren. Dan is het formuleren van het ‘doel van de vrijheid’ opeens minder onschuldig.

Vrijlaten, vrijmaken en weer terug
Deze neiging om vrijheid in te vullen met een visie op ‘het goede leven’ is overigens niet alleen aan onze christelijke broeders voorbehouden. Het is een verleidelijke gedachte, voor allen die kritiek hebben op de negatieve vrijheid, ook voor links. We moeten deze neiging echter weerstaan en streng voor onszelf zijn. De staat is er om mensen het vermogen te geven vrij te zijn; vrij te maken dus; maar hoe mensen die vrijheid vervolgens willen benutten is aan hen. Na het vrijmaken komt weer het vrijlaten.

Huis van de vrijheid
Deze twee missies vormen tezamen het fundament of het DNA van Het huis van de vrijheid. Hoe dat verder uitpakt, ga ik nu niet verklappen. U zult zelf het boek moeten lezen als u wilt weten waarom Klinks rookverbod in de horeca te streng was; waarom Laura Dekker te makkelijk toestemming heeft gekregen voor haar zeilreis rond de wereld; waarom PVV-Kamerlid Martin Bosma gelijk had toen hij klaagde over verdachtmakingen van de linkse kerk in het debat over de kunstsubsidies  etc. etc. Dit alles, en nog veel meer, vindt u in Het huis van de vrijheid.  

Dit is een verkorte weergave van de toelichting die Rutger Claassen hield bij de presentatie van ‘Het huis van de vrijheid’ in november, waarin hij uitlegt waarom hij dit boek heeft geschreven.