Jongere met beperking wil aandacht voor wat hij niet kan

Goede begeleiding bij de overgang van school naar werk betekent voor jongeren met een beperking dat er meer rekening wordt gehouden met de ondergrens van hun kunnen. De huidige tendens van empowerment en zelfstandigheid heeft daar te weinig oog voor. Dat moet realistischer, vinden ze zelf.

Vroegtijdige, adequate begeleiding naar werk is voor jongeren met een beperking van groot belang, benadrukte Anja Holwerda eerder op deze plek. De overgang van school naar werk blijkt in de begeleiding cruciaal. Gesteld wordt dat met samenwerking tussen schoolbegeleiders en ouders realistische verwachtingen worden geschapen voor de begeleiding van de jongere, zodat deze de best mogelijke werkuitkomst kan bereiken. Uit ons pre-master onderzoek blijkt echter dat ‘realistische’ begeleiding in de overgang van school naar werk niet vanzelfsprekend is.

Rollen weggelegd voor onderwijs, hulpverlening én sociaal netwerk

We deden onderzoek naar de ervaringen van jongeren met beperkingen in de overgang van school naar werk. Tijdens individuele interviews en een focusgroep interview spraken we met jongeren met uiteenlopende beperkingen over hun ervaringen met school en werk. Hieruit blijkt inderdaad dat jongeren tijdens de overgang van school naar werk behoefte hebben aan ‘realistische begeleiding’. Als jongeren het over begeleiding hebben, valt op dat zij dit begrip breder interpreteren dan hulpverlening of onderwijs. Zij voelen zich ook begeleid door bijvoorbeeld ouders en vrienden. Als we het over ‘realistische begeleiding’ hebben, gaat het dus niet alleen om begeleiding vanuit hulpverlening en onderwijs, maar ook om begeleiding vanuit hun sociale netwerk. Maar wat wordt nu eigenlijk door de jongeren verstaan onder deze ‘realistische begeleiding’ en waarom is deze begeleiding volgens hen zo belangrijk?

Alles uitsluiten wat niet kan en kiezen voor dat wat over blijft

De geïnterviewde jongeren gaven vaak aan dat zij het voor een goede begeleiding erg belangrijk vinden dat een begeleider ‘realistisch’ is, wat inhoudt dat deze zowel oog heeft voor de ‘mogelijkheden als de onmogelijkheden’ voor hen op de arbeidsmarkt. Zij willen niet ‘betutteld worden’ of ‘te zeer afhankelijk zijn van begeleiding’. Een begeleider moet ‘grenzen aangeven’ op het moment dat wensen of toekomstdromen niet realiseerbaar zijn vanwege de beperking, maar ook ‘kijken naar talenten en kansen’. Voor zichzelf hebben de jongeren met een beperking meer ‘ruimte nodig’, om dingen in een eigen tempo te leren en er zo achter te komen wat hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt zijn. Een respondent (26 jaar, lichamelijke beperking, epilepsie) verwoordt de behoefte aan realistische begeleiding als volgt:

‘… en dan vind ik bij mensen met een beperking dan misschien nog wel dat extra stukje begeleiding heel belangrijk. Op tijd grenzen aangeven, anders is het zo’n valkuil dat je wordt overschat. Kijk, onderschat dat is ook niet goed…., maar je moet ook niet worden overschat. Ik werd altijd overschat omdat ik heel enthousiast ben…maar ik kan niet alles! Dus die balans vinden van wat je wel en niet kunt.’

Uit de interviews kwam naar voren dat jongeren vaak hun toekomstdromen hebben moeten loslaten, omdat die niet haalbaar waren vanwege hun beperkingen. Nieuwe toekomstdromen gaven zij vorm door ‘alles uit te sluiten wat niet kon, en te kiezen voor dat wat over bleef’, door ‘reëel te blijven’, door hun ‘[vroegere] droom te laten varen’ of ‘onderaan de ladder te beginnen’. Op de vraag wat jongeren nodig hebben in de begeleiding om hun toekomstdroom aan te passen, noemden zij dat ‘grenzen en sterke punten weten’, ‘reëel blijven’ en ‘goede informatie krijgen’ hierbij belangrijk zijn. Sommige jongeren gaven aan niet goed te weten wat zij nodig hebben om hun droom waar te maken. Juist bij het vormgeven van nieuwe toekomstdromen is ‘realistische’ begeleiding dus van belang.

Naar een meer realistische benadering van arbeidsparticipatie

Vanuit het perspectief van jongeren moet in de begeleiding dus het ontwikkelen van nieuwe, realistische toekomstdromen een centrale plaats innemen. Dit vraagt zowel een realistische houding van de jongeren zelf (Holwerda, 2014), als ook van de mensen die hen hierin begeleiden. De huidige tendens in ondersteuning voor jongeren met een beperking is gericht op empowerment en gaat uit van de zelfstandigheid en mogelijkheden van jongeren. Dit kan botsen met de behoefte van jongeren aan een meer realistische benadering van arbeidsparticipatie die niet alleen uitgaat van de mogelijkheden, maar ook rekening houdt met beperkingen.

De beleidsverwachting dat meer mensen meedoen in de samenleving door betaald werk, vraagt dat jongeren nieuwe toekomstdromen creëren die vertrekken vanuit hun dagelijkse realiteit met al hun mogelijkheden en beperkingen. Dit kan vorm krijgen door het organiseren en financieren van re-integratiebegeleiding waarin jongeren zowel hun mogelijkheden als beperkingen op de werkvloer kunnen ontdekken. Van werkgevers vraagt dit een open houding ten aanzien van deze jongeren, waarbij zij verder kijken dan de stempel ‘Wajongers’ en waarbij er zowel aandacht is voor individuele ontwikkelmogelijkheden als voor ervaren grenzen op de werkvloer. Een empowerende én realistische begeleiding vanuit overheid, professionals, sociaalnetwerk en werkgevers, kan dan daadwerkelijk een bijdrage leveren aan het verwezenlijken van de toekomstdromen van jongeren met een beperking.

Wies Arts en Elle Verheijden volgen de masteropleiding ‘Maatschappelijke Opvoedvraagstukken’ aan de Universiteit Utrecht. Dit artikel is een verkorte weergave van het pre-master onderzoek ‘De Overgang van School naar Werk voor Jongeren met een Beperking’(Utrecht, 2014) dat zij uitvoerden in opdracht van Zorgbelang Gelderland. Lineke van Hal heeft hen tijdens dit onderzoek vanuit Zorgbelang Gelderland begeleid. Zij werkt nu bij Kenniscentrum HAN SOCIAAL.