Amerikaanse inkomensongelijkheid is geen voorbeeld voor Nederland

De Amsterdamse lector Armoede Interventies Roeland Geuns verblijft voor een sabbatical in Berkeley, een universiteitsstad in Californië. De confrontatie met de enorme ongelijkheid in een van de rijkste landen ter wereld, doet hem verzuchten dat het belastingstelsel in Nederland toch niet zo verkeerd is. 

Zowel in de Verenigde Staten als in Nederland is het percentage mensen met een inkomen onder de armoedegrens na de financiële crisis in 2008 sterk gestegen. Inmiddels is er in beide landen sprake van stabilisatie en zelfs lichte afname van de armoede. Niettemin moet 8 procent van de huishoudens in ons land nog steeds leven van een inkomen op of onder de armoedegrens, in de VS ligt dat percentage beduidend hoger, ongeveer 13 procent.

Argument vóór inkomensongelijkheid

Wat de armoede in de VS extra schrijnend maakt, is dat ze bestaat te midden van ongekende rijkdom. De enorme verschillen tussen arm en rijk zie je vaak letterlijk terug op straat. In het centrum van San Francisco bijvoorbeeld spat de rijkdom je tegemoet, maar tegelijkertijd kom je grote aantallen dak- en thuislozen tegen. Het zijn vaak mensen die werken, maar onvoldoende verdienen om een woning te kunnen kopen of huren. Onder de mensen die noodgedwongen op straat leven, zijn er ook die geestelijke gezondheidsproblemen hebben maar niet de zorg krijgen die ze nodig hebben.

In het algemeen worden drie argumenten gebruikt om inkomensongelijkheid te verdedigen.

Het eerste is dat de top - vooral van het bedrijfsleven – goed beloond moet worden omdat zij een zware verantwoordelijkheid heeft en grote risico’s draagt.

De cruciale vraag is tot hoe ver we daarmee moeten gaan. Er is wetenschappelijk bewijs dat beloningen boven een bepaald niveau niet nodig zijn. De grenswaarde (€ 600.000) ligt overigens ver onder de beloningen die in de VS vaak aan CEO’s betaald worden. Het is overigens een verwante vraag wat de morele verdediging kan zijn om een CEO 1000 keer meer te laten verdienen dan het mediane salaris van hun werknemers.

Het tweede argument is dat inkomensongelijkheid helemaal geen probleem is omdat de lagere inkomens ook groeien.

Dat laatste is aantoonbaar onjuist, zeker als we kijken naar de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen. In de VS is de koopkracht van het gemiddelde uurloon tussen 1964 en 2018 met 11,5 procent gestegen.[i] Deze cijfers betekenen over zo’n lange periode de facto een stilstand. Tegelijkertijd is de meestverdienende 10 procent er meer dan 150 procent op vooruitgegaan en de bovenste 0,1 procent zelfs 340 procent. Zelfs wanneer het eerste argument waar zou zijn, is het de wederom morele vraag of dat dergelijke verschillen in inkomensontwikkeling rechtvaardigt.

Het derde argument is dat we, om de betekenis van inkomensverschillen echt te kunnen beoordelen, moeten kijken naar de inkomensverdeling ná belastingheffing.

Belastingen zijn een belangrijk middel om tot inkomensherverdeling te komen en lagere- inkomensgroepen toegang te bieden tot voorzieningen als onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer en dergelijke. De vraag is in hoeverre dat ook gebeurt in de VS.

Hoge inkomens in de VS betalen steeds minder belasting

Vanaf de regering van Ronald Reagan is er in de VS sprake geweest van een gestage denivellering door belastingverlaging. De eerste jaren onder Barack Obama vormden daar wellicht een uitzondering op. Het mag niet verbazen dat Donald Trump een abrupt eind maakte aan het beleid van zijn voorganger en het aloude beleid van denivellering extra vaart heeft gegeven.

In 2017 verlaagde de regering Trump de belastingen, maar met name het hoogste belastingtarief en wel van 39,6 naar 37 procent, voor huishoudinkomens vanaf 612.351 dollar. Die maatregel leidt ertoe dat een huishouden met een inkomen onder de 165.000 dollar hoogstens 22 procent aan federale belastingen betaalt. Daar komen overigens nog wel belastingen van de staten, lokale overheden en consumptie bij. Voor zeer hoge inkomens kunnen die belastingen oplopen tot 10 procent.

Gelet op de vele en zeer grote aftrekposten die zij mogen opvoeren, is de belastingdruk voor de hogere middenklasse en de allerrijksten mild te noemen. Temeer daar de omzetbelasting - onze BTW - laag is, variërend van 5 procent tot 10 procent.

Niet geld, maar belasting maakt gelukkig

Het belastingstelsel in de VS zorgt kortom maar voor een beperkte herverdeling van inkomens. Een herverdeling die vooral ten goede komt aan de AOW - die iedere Amerikaan ontvangt - en gezondheidszorg voor ouderen - ook voor iedereen - en de zogenaamde Affordable Care Act - Obama-care - waarvan vooral de lagere en middeninkomens profiteren.

Welke lessen kan Nederland trekken uit de situatie in de VS? Moet ons land ook alle prioriteit geven aan economische groei, los van het verdelingsvraagstuk?

De belangrijkste les is dat Nederland vergeleken met de VS voor de meeste mensen een paradijs op aarde is. We zien dat ook terug in de ranglijst van de gelukkigste landen ter wereld. Daarop staat Nederland steevast in de top tien samen met de Scandinavische landen.

Niet de allerrijkste landen zijn het gelukkigst, dat privilege is voorbehouden aan samenlevingen met een relatief groot overheidsbudget, een grote inkomensherverdeling en georganiseerde solidariteit. Hoewel weinigen graag belasting betalen, is het wel goed om je te realiseren dat je er veel voor terug krijgt, in materiële en immateriële zin. De VS bieden wat dat betreft geen wenkend perspectief.

Roeland van Geuns is Lector Armoede Interventies aan het Amsterdams Kenniscentrum voor Maatschappelijke Innovatie van de Hogeschool van Amsterdam

 

Noten:

Berg, M. Van Den, Boutorat, A., Garretsen, H., Groningen, R., Stoker, J., & Groningen, R. (2019). Managementkwaliteit en microdata : een dataverkenning. Heerlen.

Cooper, M. J., Gulen, H., & Raghavendra Rau, P. (2016). Performance for pay ? The relation between CEO incentive compensation and future stock price performance.

Core, J. E., Holthausen, R. W., & Larcker, D. F. (1999). Corporate governance, chief executive officer compensation, and firm performance. Journal of Financial Economics, 51(3), 371–406. https://doi.org/10.1016/S0304-405X(98)00058-0

Grusky, D., Coddou, M., Cumberworth, E., Fisher, J., Furuta, J., Hill, J., Wright, R. (2014). Why is there so much poverty in California? Main report. In Review & Expositor. https://doi.org/10.1177/0034637314534626

 

[i] Het gemiddelde reële huishoudinkomen lag in 2017 met $ 61.372 $ 1.310 boven dat van 1999. Bron: https://fred.stlouisfed.org/series/MEHOINUSA672N geraadpleegd op 28 juli 2019.

 

Foto: vhines200 (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 12352 keer bekeken.

Reacties 3

  1. Ik lees dit terwijl ik op Bonaire voor een jaar woon en werk, en geconfronteerd wordt met het zeer lage minimum loon. De meeste mensen verdienen hier tussen de 5 en 8 dollar per uur.
    Boodschappen kosten echter 2 tot 3 keer zoveel als in Nederland. Huren zijn hetzelfde als in Nederland.
    Simpel gezegd, ik verdien momenteel als 33 jarige hier 1250,- dollar per maand voor 40 uur p.w.
    Daar gaat 850,- vaste lasten vanaf, wat overblijft gaat op aan eten en huishoudelijke producten.
    Als je wil zien hoe Nederland eruit zou zien, met een Amerikaans loonstelsel, kan gewoon binnen het koninkrijk komen kijken. Uiteraard wordt de zorg en de scholing hier wel zoals Nederland geregeld sinds 2010, en dat is wel te merken. Maar de scheiding tussen arm en rijk, is hier Amerikaans schrijnend. (en als Bonairiaan heb je geen recht op wettelijk college geld, maar alleen instellingsgeld, dus hoger onderwijs leid tot hoge schulden)

  2. Er is weinig tegen Geuns artikel in te brengen. Als Nederlanders zich statistisch gelukkiger voelen dan Amerikanen, is dat een (statistisch) feit. Wél onderging ik bij kennisneming van zijn hele opstel het onbestemde gevoel dat ik zijn ‘boodschap’ al eens eerder gelezen had, vroeger en nog langer geleden. Auteurs en titels herinner ik mij niet meer, maar het deuntje wel: ‘Bij ons is alles beter.’

    Voornaamste conclusie uit Geuns studie: ‘Amerikaanse inkomensongelijkheid is geen voorbeeld voor Nederland’, luidt: Nederland is in vergelijking met de VS voor de meeste mensen een paradijs op aarde is.’
    Een uitgewoond, overbevolkt land een paradijs? Maar dat kan toch alleen een ‘fools paradise’ zijn, waar ze je margarine als boter weten aan te smeren. Maar het is waar. De dingen zijn vaak – neem Plato’s grot – zoals je ze ziet, of je worden wijs gemaakt. Die filosoof wilde zijn grotmensen uit hun waan verlossen, maar Geuns lijkt ze erin te willen làten.

    Te prijzen wat de Heren wijzen blijft onvervalst Neerlandsch hoogste goed.

  3. Ik denk dat iemand überhaupt zelf niet (en nooit) goed kan beoordelen of hij zich gelukkig voelt. Wanneer je bv niet weet wat het is te leven op een andere plek en in een ander land is zo´n inschatting op straatniveau weinig waard. Bovendien kun je als vraagsteller heel makkelijk misbruik maken van een interpretatie van het eigen leven die ingegeven is alleen al door het feit dat je bv een ander (of zelfs een wetenschapper) hoort zeggen dat de Nederlandse bevolking gelukkig is (of behoort te zijn). Ook kan het zijn dat je je schaamt wanneer je zegt dat je níét gelukkig bent. Anders gezegd; de slinkse uitnodiging verpakt in een vraagstelling om te reageren op, of eigenlijk via, een vraag die slim zo voorgesteld wordt dat je als vragensteller een bepaald antwoord kunt verwachten en wel omdat diezelfde vraagsteller tot een bepaalde en waarschijnlijk door hem bekoorde uitkomst wenst te komen. Geluk kun je namelijk niet beoordelen maar je er alleen bewust van worden tijdens een vluchtig moment. Elke vergelijking gaat dan ook mank. Achter een lach ligt veel verborgen. De pijn van het drie tot vier keer verschillende soorten belasting te moeten betalen over zuinig opzij gelegd geld dat je, uit de deugd van de eigen spaarzaamheid en via een sober inkomen, bv als buffer voor slechte tijden of uit verantwoordelijkheidsgevoel voor het eigen pensioen, voor jezelf en je gezin opzij hebt gelegd, is iets dat wel gemeten zou kunnen worden. Eenzijdige ´verhandelingen´ zoals hierboven lees ik al decennia en verhelderend werken ze niet. Bij het antwoord van de heer of mevrouw ´HPax´ hierboven leg ik mij wat betreft het ´herhalingsaspect´ graag neer, echter, niet bij zijn vaststelling dat er sprake van een statistisch feit zou zijn. De uitvoering van filantropie behoort toe aan het individu, de overheid zou daartoe slechts een kader moeten scheppen. Het loopt altijd verkeerd af wanneer een derde gaat beoordelen wat wel of niet goed voor een ander is. Zeker wanneer het autoriteiten betreft.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *