Amsterdam wordt een gewonere metropool, met meer segregatie

In Amsterdam concentreert sociale uitsluiting zich meer en meer in de buitenwijken. Probleemcumulaties en afstemmingskwesties maken het werk hier complex voor stedelijk sociaal werkers. Toch is hun ‘duurzaam doormodderen in de chaos van de buurt’ betekenisvol voor ‘de uitgeslotenen’, stelt Lex Veldboer in zijn lectorale rede.

Amsterdam is een economisch succesvolle boomtown waar de sociale scheidslijnen scherper worden. Burgemeester Eberhard van der Laan sprak twee jaar geleden reeds zijn zorg uit of Amsterdam wel een ‘lieve stad’ zou blijven. Hij waarschuwde in de periode voor zijn overlijden herhaaldelijk dat de stad langzaam maar zeker uit balans raakt, door toenemend toerisme, maar ook doordat kansarme bewoners zich soms niet meer thuis voelen in de gentrificerende stad.

Steeds luider klinken de waarschuwingen dat er tegenwoordig in de hoofdstad alleen nog plaats is voor de uitersten, voor ‘chic en sjofel’, voor sociaal ongelijke groepen die steeds meer gesegregeerd van elkaar komen te wonen.

Een proces van segregatie, tweedeling en polarisatie

Tot voor kort leek Amsterdam de sleutel te hebben tot een logica van het ‘inweven’ van groepen met een lage sociaaleconomische status, zoals migranten. Amsterdam gold internationaal als voorbeeld van een stad in balans waar bevolkingsgroepen in relatief gelijke mate recht hadden op de stad en relatief vreedzaam samenleven.

Maar de tijden lijken veranderd. Amsterdam wordt een ‘gewonere’ metropool onder druk van de krimpende verzorgingsstaat, deregulering van de woningmarkt, snelle gentrification en groeiende scheidslijnen tussen lager opgeleiden en hogeropgeleiden. In andere Europese steden werd al steeds vaker gesproken in termen van tweedeling, van polarisatie, van de verplaatsing van armoede naar de buitenwijken. In Amsterdam zien we nu eenzelfde proces zich aftekenen.

Er is zowel verrijking als verarming, verbreding van netwerken als vereenzaming, er komen zowel dure penthouses bij als daklozen. Binnen de ringweg A10 zien we een zeer sterke toename van hogeropgeleiden met hogere inkomens, die met elkaar strijden om de schaarse koopwoningen. De sociale-huurvoorraad in dit geliefde gebied is flink geslonken.

Buiten de ring overtreft – ondanks de relatief grote omvang van de sociale-huurvoorraad – de vraag het aanbod, zeker nu dertig procent van de vrijkomende sociale-huurwoningen wordt gereserveerd voor onder andere mensen met een vluchtelingenstatus, mensen uit de maatschappelijke opvang en ggz, en mensen met een medische indicatie. Mensen met een smalle beurs die een betaalbare woning zoeken zijn daardoor deels aangewezen op huurwoningen buiten de gemeente. In de hele stad komen middengroepen bovendien minder aan bod.

Een nieuwe geografie van sociale uitsluiting

We zien dus toenemende probleemcumulaties aan de rand van de stad en ook een ‘suburbanisatie van armoede’. In de minst gewilde delen van de buitenwijken in Noord, Zuidoost en Nieuw-West, en in sommige wijken in omliggende overloopgemeenten zoals het Zaanse Poelenburg is sprake van een toenemende concentratie van laagopgeleide mensen, deels van Nederlandse afkomst, deels van buitenlandse origine, met weinig grip op hun eigen leven. Zij kampen met andere woorden met sociale uitsluiting; een toestand van materiële deprivatie, beperkte toegang tot een prettige leefomgeving en goede zorg, geringe sociale participatie en gebrekkige  integratie (Jehoel-Gijsbers, 2004).

De verschillende etnische groepen staan hier soms tegenover elkaar en ze hebben allemaal betrekkelijk weinig profijt van het succes van de stad. Voor veel nieuwe banen in de dienstensector worden lager opgeleiden verdrongen door studenten en scholieren. In het beleidsperspectief wordt bij die verdringing van economische participatie nog weinig stilgestaan.

Sociaal werkers helpen participeren in aandachtswijken

De nieuwe coalitie in Amsterdam zoekt het in een combinatie van investeringen in armoede en onderwijs en een nieuwe wijkaanpak ‘inclusief welzijn’. Ze wil op de moeilijkste plekken waar veel problemen zich opstapelen, extra investeren in de woningen en in de mensen. Met deze hernieuwde nadruk op plaats, samenwerking en nabijheid probeert Amsterdam ‘de onderkant erbij te houden’. Maar die opgave is organisatorisch complex.

Tussen wijkprofessionals, bewonersorganisaties en binnen de interdisciplinaire wijkteams in deze gebieden spelen allerhande afstemmingsvraagstukken. Onder de uiterlijke overeenstemming over het hoofddoel (bijvoorbeeld werken aan een inclusieve samenleving) schuilt vaak een wirwar aan inzichten en kennis. Ook kunnen ingesleten patronen  meespelen: verschillen in werkcultuur, perspectief, macht, financiering, doelstelling en ‘frames’.

Ondanks deze en andere moeilijke omstandigheden slagen sociaal werkers er als street level agents toch vaak in de uitgesloten bewoners in deze aandachtswijken te laten participeren in onze maatschappij. Als nabije sociaal professionals hebben ze impact op het leven van mensen. Denk aan iemand die uit z’n sociale isolement wordt gehaald door een outreachend werker, aan de probleemjongere die wordt losgeweekt uit het verkeerde milieu, de allochtone moeder die overgehaald wordt om mee te doen aan fietslessen, aan buurtbewoners die hun drempelvrees leren te overwinnen en op de wethouder af stappen of aan mensen die met hun eigen ervaringen anderen gaan helpen.

‘Duurzaam doormodderen in de chaos van de buurt’

Let wel: het gaat dus hoofdzakelijk om kleine antwoorden op grote uitdagingen. Sociaal werkers hebben niet de grote veranderkracht die soms aan hen wordt toegeschreven – zij zijn niet de change agents die problemen aankaarten en emancipatie bewerkstelligen of juist disciplinerende bestendigers van de status quo. Hun reikwijdte richt zich op ‘duurzaam doormodderen in de chaos van de buurt’ of positiever geformuleerd op ‘context-transformationele kracht’ (Van Robaeys & Van Ewijk, 2015). Binnen gegeven contexten ondersteunen en versterken ze burgers in kwetsbare posities.

Een metropool als Amsterdam vraagt door de concentratie van sociale uitsluiting, de complexe samenwerking en andere vraagstukken om iets extra’s van sociaal werk. Sociaal werkers die in de moeilijkste omstandigheden en met weinig doorzettingsmacht toch kunnen bijdragen aan de vitaliteit van bewoners en van de buurt, leveren een bijzondere prestatie. Wie weet te ‘leveren’ bij het tegengaan van sociale uitsluiting in de moeilijkste buurten van Amsterdam of Rotterdam kan (bijna) overal aan de slag. Of zoals Sinatra zingt in z’n evergreen New York, New York:If I can make it there, I’ll make it anywhere.’

Lex Veldboer is lector Stedelijk Sociaal Werken aan de Hogeschool van Amsterdam. Dit artikel is een afgeleide van zijn lectorale rede ‘De stad als setting van sociaal werk. Werken aan het zwakste belang in een stad uit balans’, uitgesproken op 29 mei 2018.

 

Referenties

Jehoel-Gijsbers, G. (2004). Sociale uitsluiting; een conceptuele en empirische verkenning. SCP.

Robaeys, B. Van & H. van Ewijk (2015). Sociaal werk in de marge van een complexe en superdiverse samenleving. In: Driessen et al. Een caleidoscoop van sociaalwerkonderzoek.

 

Foto: Karen Eliot (Flickr Creative Commons)

Dit artikel is 6564 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Lees ook de beide net uitgekomen verkenningen van de Wrr over de veranderende migratiestromen 1 De nieuwe verscheidenheid; toenemende diversiteit naar herkomst en 2 Wereld in een stad;migratiediversiteit en stedelijk beleid inEuropa.

  2. Massamigratie leidt altijd tot ‘segregatie’. De gevestigde sociale samenhang in de woongebieden wordt hierbij ernstig verstoord.
    In Amsterdam komt men daar pas laat achter. Alle sociale technologie die opbouwwerkers en andere sociale hulpverleners willen of kunnen inzetten wordt nu dweilen met der kraan open.

  3. Rond 2006 noteerde ik na een leefbaarheidsonderzoek met behulp van een summier uitgebreide LEMON vragenlijst in enkele woongebiedjes om ons heen het volgende als dé meest belangrijke beleving van de leefbaarheid ervan:

    “Sociale onveiligheid, immigratieleed en vervuiling
    Het meest springt er alles bij elkaar uit dat de bewoners van het ‘Groene woningcomplex’ zich
    ergeren aan vervuiling, agressie, vandalisme en ander overlastgevend gedrag en dat zij dat koppelen aan de slechte relatie tussen allochtonen en autochtonen. We zouden dit kunnen samenvatten onder de noemer ‘sociale onveiligheid’ die hier dan sterk gerelateerd wordt aan immigratie en vervuiling.
    Dit cluster van leefbaarheidsaspecten scoort in het ‘Groene woningcomplex’ massaal als ‘matig’.
    De bewoners noemen hierbij de in hun ogen gebrekkige ondersteuning door lokale autoriteiten
    als ’t ware in één adem. Dit duidt op – voor hún gevoel – een gebrek aan handhaving, op verwaarlozing. Dit beeld kwamen wij overigens vaker tegen in allerlei mondelinge signalen vanuit deze woningcomplexen. Desondanks is de reactie op de ene ’totaalvraag’ naar het veiligheidsgevoel een ‘voldoende’… Overigens zijn de ondersteuning door lokale autoriteiten en het ’totaaloordeel’
    betrekkelijk ondergeschikte aspecten van dit belevingsgebied. Dat illustreert nog maar eens de
    mentale afstand.
    Het contrast tussen de opgehaalde, dominante beleving en de quasi-geruststellende cijfermatige score duidt naar mijn mening op verregaande vervreemding.
    Verrotzooiing van de wijk Nieuw-West was eerder al als de top-ergernis opgehaald door een team van De Witte Woud (destijds: Joop Hofmans Allianties). VVD-fractievoorzitter Michel Tromp haalde dan ook in de stadsdeelraad ooit vernietigend uit naar de woningbouwcorporaties die volgens hem hun bezit schandelijk verwaarloosden. et Parool wees op 2 juni 2018 ook op zoiets…

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *