Arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsbeperking stijgt na bij- of omscholing

Mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering gaan na scholing meer werken, blijkt uit onderzoek van UWV. Na een korte of langere opleiding of cursus vinden ze vaker werk, met meer uren en gaandeweg een hoger uurloon. UWV wil dan ook meer scholing voor uitkeringsgerechtigden met een arbeidsbeperking inzetten.

Mensen met een arbeidsbeperking participeren nog altijd minder op de arbeidsmarkt dan mensen zonder beperkingen (Van der Zwan, De Beer, Westerveld, 2020). Scholing is een van de instrumenten die UWV inzet om de arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering te bevorderen. Een meta-analyse op basis van meer dan tweehonderd internationale wetenschappelijke studies laat zien dat scholing een effectief re-integratie-instrument is, met name voor mensen die (zonder scholing) moeilijk aan het werk komen (Card, Kluve, Weber, 2018).

Het is aannemelijk dat een groot deel van de mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering onder die groep valt. Zo kunnen veel mensen met een WGA-uitkering (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten, red.) door opgelopen beperkingen hun oude beroep niet meer uitoefenen of missen digitale of taalvaardigheden. De meeste Wajongers hebben geen startkwalificatie, missen basisvaardigheden of hebben weinig werkervaring.

Uitkeringsgerechtigden mogen scholing volgen als dit noodzakelijk is

Jaarlijks ontvangt UWV budget van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarmee scholing kan worden ingezet voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Als de scholing noodzakelijk is om werk te vinden, dan kunnen uitkeringsgerechtigden uit dit budget scholing volgen met behoud van uitkering en worden ze gedurende die scholing vrijgesteld van eventuele re-integratieverplichtingen. Is de scholing niet noodzakelijk, dan mogen uitkeringsgerechtigden wel scholing volgen, maar dan moeten ze de financiering op een andere manier regelen en worden ze niet vrijgesteld van re-integratieverplichtingen.

Het gaat vooral om om- en bijscholing

Om meer inzicht te krijgen in de scholing die UWV inzet voor mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering onderzochten we driehonderd casussen (De Graaf-Zijl, & Van Raaij, 2020). Hieruit blijkt dat WGA’ers zich vooral laten omscholen naar een ander beroep, omdat zij door hun beperkingen hun oude beroep niet meer kunnen uitvoeren (zie figuur 1). Bij Wajongers gaat het voornamelijk om bijscholing: een cursus van een dag tot enkele weken gericht op het aanleren van vaardigheden om een specifiek beroep beter te kunnen uitoefenen. Vaak zijn dit cursussen voor beroepen waarvoor weinig kwalificaties zijn vereist.

In veertig procent van de onderzochte casussen duurde de scholing niet langer dan enkele weken. Met name voor de sector transport en logistiek zijn de meeste scholingstrajecten van korte duur. Dit betreffen vaak beroepsgerichte cursussen voor een heftruckcertificaat, taxipas of een veiligheidscertificaat voor de bouw. Bij zo’n twintig procent duurde de scholing zes maanden tot een jaar. Dit zijn bijvoorbeeld ICT-gerelateerde opleidingen, opleidingen in de zorg of opleidingen tot beveiliger. WGA’ers volgen relatief vaak opleidingen in de zorg.

Tien procent van de onderzochte casussen betrof een leer-werkcombinatie, waarin mensen tegelijkertijd leren en werken. Leer-werkcombinaties worden met name ingezet voor Wajongers. Reguliere mbo-opleidingen maken negen procent uit van het geheel. Brancheopleidingen komen in een kleine minderheid (drie procent) voor. De rest van de ingezette scholing betrof beroepsgerichte cursussen die veelal van korte duur waren.

Bron: De Graaf-Zijl & Van Raaij, 2020.
Toelichting: 35-80 en 80-100 bij WGA zijn arbeidsongeschiktheidspercentages.

Arbeidsdeelname neemt toe na het volgen van scholing

De arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering neemt toe na het volgen van scholing. Over een periode van twee jaar neemt het percentage dat werkt geleidelijk toe van twintig procent vóór de start van scholing, tot vijfendertig procent na een half jaar, eenenveertig procent na een jaar en vierenveertig procent na twee jaar. Daarna blijft de arbeidsdeelname min of meer stabiel (zie figuur 2).

Naarmate mensen die scholing volgden langer werken, krijgen ze steeds vaker een vast contract, gaan ze meer uren per week werken en ontvangen ze een steeds hoger loon. Bij de start van de eerste baan na scholing heeft zestien procent een vast contract. In de drie jaren die daarop volgen stijgt dit aandeel naar drieëndertig procent. Het aantal gewerkte uren neemt in drie jaar tijd geleidelijk toe van gemiddeld eenentwintig en half uur per week naar zevenentwintig en half uur per week. Het bruto uurloon steeg in deze periode van gemiddeld negen euro vijfenvijftig per uur tot twaalf euro dertien per uur (De Graaf-Zijl, & Van Raaij, 2020).

De gesignaleerde toename in arbeidsparticipatie kan niet geïnterpreteerd worden als een causaal effect. We weten niet in hoeverre deelnemers ook werk hadden gevonden als zij die scholing niet hadden gevolgd. Ook weten we niet hoe het aandeel vaste contracten, gewerkte uren per week en de hoogte van het uurloon zich zou hebben ontwikkeld als zij geen scholing hadden gevolgd. Daarvoor is een (quasi) experimentele onderzoeksopzet nodig. Voor zover wij weten is dergelijk onderzoek nooit specifiek voor mensen met arbeidsbeperkingen uitgevoerd.

Bron: Administratieve gegevens uit UWV-MIP-bestand scholing en de polisadministratie.
Toelichting: Deze figuur toont het percentage dat x-maanden na het starten van een scholingstraject een dienstverband heeft. Tijdstip 0 betreft de start van een scholingstraject.

Meer kennis en handvatten voor de UWV-professionals

UWV zet scholing op dit moment op beperkte schaal in. Uit onderzoek van Artéduc blijkt dat er winst valt te behalen als UWV-professionals meer kennis en handvatten krijgen om scholing en leerwerkcombinaties in te zetten (De Greef, Heimens Visser, 2020) – voor meer scholing en voor (nog) succesvollere inzet van scholing.

Factoren die bijdragen aan het succes zijn bijvoorbeeld dat er voldoende rekening wordt gehouden met de leefsituatie van de deelnemer, dat er een balans is tussen de eisen van het opleidingsinstituut en de belastbaarheid van de deelnemer, dat er intensieve persoonlijke begeleiding wordt geboden en dat de deelnemer geleidelijk steeds meer regie krijgt over zijn leer- en baanvindproces.

Er worden concrete acties ondernomen

UWV streeft naar meer scholing voor uitkeringsgerechtigden. Op dit moment worden extra UWV-professionals opgeleid tot expert op gebied van scholing. Verder start UWV eind dit jaar met een kleinschalige pilot, waarin op regionaal niveau wordt beproefd wat er aanvullend nodig is om meer leer-werkcombinaties in te zetten voor WGA’ers. En UWV breidt haar scholingsaanbod uit met functiegerichte taaltrainingen.

Marloes de Graaf-Zijl en Neeltje van Raaij werken als kennisadviseurs bij UWV Kenniscentrum.

 

Foto: Chris Bentley (Flickr Creative Commons)