Beter koffie schenken in het buurthuis dan niets doen

In Waalwijk, Loon op Zand en Heusden proberen gemeente, woningcorporatie en zorgverzekeraar gezamenlijk de vergeten mens weer actief aan de samenleving te laten deelnemen. Nu nog een pilotproject, straks wellicht een integrale interventie die ook op andere plaatsen toepasbaar is.

Elke stad of dorp in Nederland herbergt mensen die in afzondering leven en volkomen op zichzelf teruggeworpen zijn. Vanwege hun maatschappelijke isolement hebben ze tal van sociale, lichamelijke of psychische klachten waardoor ze relatief vaak een beroep doen op de zorgvoorzieningen. De intergemeentelijke sociale dienst (ISD Waalwijk), de woningcorporatie (Casade) en de zorgverzekeraar (CZ) in Waalwijk, Loon op Zand en Heusden zijn in 2012 een pilotproject gestart om deze ‘moderne kluizenaars’ te stimuleren (weer) aan de lokale samenleving mee te doen. Ook sportverenigingen, welzijnsorganisaties, vrijwilligersorganisaties en bedrijven doen mee. Cruciaal in dit project is dat mensen een bezigheid krijgen aangeboden waarmee ze hun eigenwaarde kunnen opkrikken. En dat hoeft dan niet per se (direct) een betaalde baan te zijn. Daarnaast is een doel natuurlijk ook dat, voor zover haalbaar, mensen uiteindelijk betaald werk in het verschiet krijgen.

Consulenten zien participatie nog teveel als werk

De academische werkplaats van Tranzo en CZ (Preventie Verzekerd) doet onderzoek naar de resultaten van het project van de intergemeentelijke sociale dienst dat tot medio 2013 doorloopt. De uiteindelijke bevindingen bieden idealiter een leidraad voor het gesprek tussen consulent en cliënt over wat deze wil en kan. Ze laten, althans dat wordt gehoopt, zien op welke manier een consulent van de sociale dienst of de woningcorporatie samen met de cliënt kan vaststellen, hoe die kan en wil participeren in de samenleving. En wat dit betekent voor het welbevinden van de cliënt. Ook moet het onderzoek bouwstenen opleveren voor een interventiemodel dat overdraagbaar is.

Uitgangspunt van het project en daarmee ook van het te ontwikkelen interventiemodel is dat mensen actiever en gelukkiger zijn als ze aansluiting hebben bij hun directe leefomgeving. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer iemand kansloos is voor een betaalde baan of serieus vrijwilligerswerk, dat het dan beter voor hem én de samenleving is dat hij een uur per week koffie schenkt in het buurthuis dan dat hij zich van alles en iedereen afzondert en in lethargie vervalt. En dat op zijn beurt impliceert dat consulenten van de sociale dienst en de woningcorporatie participatie in een bredere betekenis moeten leren zien, als meer dan betaald werk dus.

Voorlopige resultaten van het Tranzo-onderzoek laten zien dat het niet zo eenvoudig is voor consulenten om vanuit die bredere opvatting van participatie te werken. De analogie met de re-integratie is treffend. Nadat de re-integratie was opengesteld voor particuliere bureaus, deden deze enorm hun best om werklozen snel weer aan het werk te krijgen. Maar, aldus de klacht van menig UWV-coach toen, om hun doelen te halen, richtten de particuliere bureaus zich vooral op de gemakkelijk bemiddelbare werklozen. De minder kansrijken bleven in de kaartenbakken van de sociale dienst achter. En ook nu weer dreigen de ‘moeilijke gevallen’, de mensen die zich op de onderste treden van de participatieladder bevinden, achter te blijven.

Activeren zoals in Wmo en Participatiewet bedoeld

De consulenten van de sociale dienst in Waalwijk, Loon op Zand en Heusden zagen hun ‘moeilijke’ klanten niet of nauwelijks meer. We hebben het dan over mensen die al wat langer zonder werk zijn, een bijstandsuitkering ontvangen en vanwege bepaalde karakteristieken moeilijker bemiddelbaar zijn; mensen met psychische of lichamelijke klachten die zelf ook niet goed weten wat ze (nog) op de arbeidsmarkt kunnen; en geïsoleerd levende mensen die nauwelijks het huis uitkomen, laaggeschoold zijn en veelal psychosomatische klachten hebben waar huisartsen geen raad mee weten.

Voor het pilotproject zijn in de genoemde gemeenten twee part-time consulenten aangesteld die zich heel specifiek bezighouden met mensen onderaan de participatieladder. Daarbij beperken zij zich niet tot het bemiddelen naar werk, maar proberen ze hun cliënten vooral activiteiten op maat aan te bieden. De consulenten, ondersteund door de woningcorporatie en de zorgverzekeraar, proberen hun cliënten te activeren, zoals in de Participatiewet en de Wet maatschappelijke ondersteuning is bedoeld.

Anders dan voorheen worden de opgeroepen cliënten gevraagd naar hoe zij de kwaliteit van hun leven, gezondheid en hun plaats in de buurt of wijk ervaren en wat zij zouden willen doen. Samen met de consulent maken ze een diagnose van hun situatie, kansen en beperkingen. Als er geen perspectief op betaald werk is, wat soms evident is, dan is de volgende vraag wat wel mogelijk is. Kan de cliënt als vrijwilliger iets doen bij een buurtcentrum, sportvereniging, ziekenhuis of zorginstelling? Gezamenlijk, en dat is echt een novum, leggen consulent en cliënt een directe link tussen wat er dient te gebeuren opdat de laatste op zijn niveau mee kan doen aan de samenleving. De consulenten worden voor deze nieuwe taak onder anderen geschoold in de techniek van de motiverende gespreksvoering.

De voorlopige indruk van de onderzoekers van Preventie Verzekerd is dat het pilotproject zijn vruchten afwerpt. Er is door individuele cliënten vooruitgang geboekt en de deelnemende partijen doen hun uiterste best om het positieve resultaat te laten beklijven. Tegelijkertijd is er de twijfel of deze interventie iedere cliënt van de sociale dienst blijvend kan activeren. Elke samenleving heeft nu eenmaal mensen die het zonder ondersteuning niet redden: alleenstaanden met een chronische psychische problematiek, licht verstandelijk beperkten en sociaal zwakkeren. Zij zullen lang niet allemaal de stap naar werk, betaald of vrijwillig, kunnen maken en voortdurend aandacht nodig hebben, ten behoeve van hun welzijn en dat van de samenleving. Hoogstwaarschijnlijk kan ook deze interventie daar weinig aan veranderen.

Daar komt nog bij dat gemeente, woningcorporatie en zorgverzekeraars, ook al werken ze eendrachtig samen, maar een beperkte invloed hebben als het gaat om de achterliggende problematiek. Aan de werkloosheid, die almaar toeneemt door de voortdurende economische crisis, kunnen ze relatief weinig doen. Ze kunnen maar heel beperkt banen scheppen. Waar ze veel meer resultaten kunnen boeken, en de voorlopige resultaten van het pilotproject laten dat ook zien, is in het versterken van de mens en zijn sociale omgeving. Dat begint met een gesprek, soms aan de keukentafel, over wat iemand kan en wil en welke ondersteuning hij nodig heeft om (weer) aansluiting te vinden bij de samenleving.

Ien van de Goor is bijzonder hoogleraar Effectiviteit Individuele Preventie en programmaleider Preventie Verzekerd, een gezamenlijk onderzoeksprogramma van Zorgverzekeraar CZ en Tranzo, het Wetenschappelijk Centrum voor Zorg en Welzijn van Tilburg University.

Foto: Bas Bogers