COLUMN Erkenning van een beroep

Schoonmaken is weer belangrijk geworden. Lange tijd was het een restpost in een druk bestaan dat vooral buitenshuis geleefd werd, maar tegenwoordig staat de vitaliteit ervan niet ter discussie.

De dreigende buitenwereld kan niet langer worden buitengesloten door ergens even een doekje overheen te halen of hier en daar de rommel onder het bed te schuiven. Ineens realiseer je je waarom de grote schoonmaak vroeger belangrijk werd gevonden. Je gaat je informeren over de beste middelen om het levensbedreigende coronavirus op afstand te houden. Op welke gladde oppervlakten blijft het beklijven en hoe lang houdt het vol op textiel? Welk schoonmaakmiddelen zijn afdoende, alcohol, dettol, of is een sopje goed genoeg?

Verpleegkundigen en verzorgers staan in de frontlinie van de strijd, maar ook de schoonmaakbedrijven en wasserijen delen in de eer. Op de radio zijn spotjes te horen, en op de site van Springendal Wasserijen staat: ‘Wij zijn trots op de samenwerking met onze klanten als ziekenhuizen en zorginstellingen. Zij leveren een fantastische prestatie voor onze maatschappij! Maar dit geldt ook voor al onze medewerkers. Springendal staat voor u klaar.’

En dan volgt een uiteenzetting over de protocollen waaraan wasserijen zich houden en hoe ze zich dagelijks laten informeren door het RIVM, door virologen en microbiologen. Gedachteloos de lakens in de was, daar ben je er niet mee. De meest recente wetenschappelijke inzichten worden meegenomen en verwerkt in praktische richtlijnen en in huishoudelijk materieel.

Ook schoonmaakbedrijven dragen hun coronabeleid uit, zoals Hago, een landelijk familiebedrijf, dat zich eveneens op het RIVM oriënteert. Op hun site staat: ‘Hago helpt Nederland te blijven draaien (…) Want schoonmaken is een vak, een vak dat zich bij ons de afgelopen jaren enorm ontwikkeld heeft.’

De medewerkers hebben aangepaste kleding, mondkapjes en handschoenen, en ze maken gebruik van de kennis van Alpheios, dat gespecialiseerd is in infectie-preventie, met vestigingen in Nederland en de Benelux. Dat bedrijf levert schoonmaakartikelen en op hun site staan tips en instructievideo’s voor de preventie van corona.

Een kleine tocht langs ziekenhuizen en verzorgingshuizen op het internet laat zien hoe zich een hele wereld aan specialisten op het gebied van hygiëne en infectiepreventie heeft ontwikkeld.Professionals op het gebied van infectiepreventie die een positie innemen tussen wetenschappers en de beroepsmensen zoals schoonmakers en wasserij-medewerkers, en ook verpleegkundigen. Ze vertalen de wetenschappelijke kennis op het gebied van infectiebestrijding naar de dagelijkse gebruikers, en ze leveren daar de praktische middelen bij.

Het zou goed kunnen dat er komende tijd een grote toeloop komt van het aantal jongeren dat microbiologie en virologie gaat studeren, of van studenten dat zich gaat specialiseren als intensivist. Ook zou de belangstelling voor het beroep van doventolk kunnen toenemen. Iedere keer als ik Irma Sluis zie optreden wil ik ook de gebarentaal beheersen.

Maar hoe zit het met de zorg, de verpleging en aanverwante beroepen? Is dat na alle loftuitingen van de afgelopen weken ook een aantrekkelijker beroep geworden?

Verzorgers en verpleegkundigen zijn de afgelopen tijd royaal voor het voetlicht gehaald. Ze hebben zo hard gewerkt dat ze nu moeten oppassen dat ze geen burn-out krijgen. De wereld om hen heen werd stilgelegd, terwijl zij steeds harder moesten rennen, grote risico’s liepen, en in pijnlijke situaties met de dood werden geconfronteerd. In portretjes in de media kwamen ze naar voren als mensen die hun vak verstonden en die daarvan hielden, en als de heldhaftigheid van hun werk ter sprake kwam, relativeerden ze die: ‘We doen gewoon ons werk!’

Daarin klonk een beroepstrots door, een trots op hun professionaliteit. Voor die professionaliteit verdienen ze erkenning. De tijd ligt achter ons dat ze belast waren met een erfenis waarin zorgend werk als vrouwenwerk en als roeping werd gezien. Verplegen, verzorgen, het zijn beroepen, waaraan hoge beroepseisen worden gesteld, standaarden die zijn afgestemd op de nieuwste wetenschappelijke inzichten - en dat laatste geldt ook voor de schoonmaak.

De verpleegkundigen werden toegejuicht en toegeklapt, maar er klonk ook: ‘Geef ze een fatsoenlijk salaris’. En dan zijn we aangeland bij de protesten van de afgelopen jaren. ‘De rek is eruit, de werkdruk is bizar’, ‘Te weinig personeel, te weinig vergoeding, alles staat onder druk’. Het zijn hartenkreten, waarvan je hoopt dat ze nu gehoord zullen worden. De goodwill van dit moment is enorm en het zou het beginpunt kunnen zijn van een waarderingsrevolutie voor beroepen in de zorg, in de verpleging, maar óók in de schoonmaak.

Die waardering zou zich niet moeten beperken tot de korte termijn, nu iedereen nog vol lof is en afhankelijk van hun goede zorgen. Ook daarna is er erkenning nodig, in termen van waardering en financiële beloning. Alleen wanneer die er komen, zullen meer jonge mensen voor deze beroepen kiezen. Dit is het moment om de vraag te stellen: hoe je condities kunt creëren die de zorgende en verplegende beroepen aantrekkelijk maken. Hoe kan al die waardering worden omgezet in een toekomstbestendige erkenning?

Kleinschaliger, lijkt mij, met meer zelfstandigheid voor de beroepsbeoefenaars, meer eigen verantwoordelijkheid voor de planning en uitvoering van hun werk. Maar dat is een vraagstuk voor de beroepsgroep en de werkgevers, die met elkaar de condities moeten verkennen waarin verpleging en verzorging aantrekkelijke beroepen worden.

Nu is het moment!

Rineke van Daalen is socioloog. Een uitvoeriger versie van deze column staat hier.