COLUMN Hoezo ‘nieuwe’ onzekerheid? Vraag dat aan mensen buiten de EU

De ‘nieuwe onzekerheid’ is helemaal niet zo nieuw. Voor de meeste mensen op deze wereld hoorde het al lang tot het dagelijks leven. Of precariteit nieuw is hangt dus sterk af van aan wie je het vraagt, en waar op de wereld die persoon zich bevindt. De onzekerheid van flex wonen en werken is vooral nieuw voor diegenen (mijzelf incluis) die gewend zijn aan de bescherming van de verzorgingsstaat.

Ik schreef eerder al dat onzekerheid voor vrouwen veel minder een nieuw fenomeen is dan voor mannen (omdat de zekerheid van vrouwen lange tijd afhankelijk was van hun huwelijk met mannen). Voor mensen buiten de (Europese) verzorgingsstaat is onzekerheid en kwetsbaarheid evenmin een noviteit.

Jan Breman, emeritus hoogleraar en expert informele economieën in onder meer India, schreef daarom boos dat ‘het precariaat’ een ‘bogus’ (onzin) concept is. Hij reageerde in zijn felle artikel op Guy Standing die in zijn wervende teksten en speeches het precariaat als een nieuw verschijnsel lanceert. Breman schrijft hoe het Westen gewend is te kijken naar ‘de Rest’ van de wereld als volgend: alsof het Westen altijd vóór gaat in ontwikkelingen. Hij merkt vervolgens op dat de ‘nieuwe’ onzekerheid toch vooral betekent dat het Westen de Rest nu volgt.

Die verzorgingsstaat was een uitzonderlijk project. Toegang tot zorg, een basale inkomenszekerheid, toegang tot onderwijs, huisvesting: het is in de meeste verzorgingsstaten onder druk van vakbonden en andere sociale bewegingen afgedwongen en met grote zorg opgebouwd. Op evenzovele plekken staan die instituties nu onder druk of zijn ze al afgebroken. Daarmee keert een basale kwetsbaarheid terug in Nederland en Europa voor groepen die een generatie terug nog beschermd waren.

Die zekerheid van de verzorgingsstaat kon óók bestaan door onzekerheid te verplaatsen naar de kolonie, de post-kolonie en naar migranten die als gastarbeider hier kwamen. De verzorgingsstaat is nooit open geweest voor iedereen, er is altijd een ‘ander’ nodig geweest, vaak door deze ‘ander’ uit te sluiten van de natiestaat maar wel haar arbeid te gebruiken. De extreme uitbuiting in de koloniën financierde deels de Europese zekerheid, en de uitbouw van de verzorgingsstaat in de decennia na de Tweede Wereldoorlog werd mede mogelijk gemaakt door de inzet van gemigreerde arbeiders in Europese fabrieken. De Duitse politiek denker Isabell Lorey zegt daarom ook dat het recht op leven in de verzorgingsstaat altijd de keerzijde van de destructie van leven elders heeft gekend.

Om precariteit te begrijpen is het daarom heel belangrijk de vraag te stellen wie altijd al niet beschermd werd en hoe die ongelijkheid ook nu weer doorspeelt. Veel politieke reacties op ‘nieuwe’ onzekerheden bestaan uit oproepen tot een terugkeer naar oude zekerheden: een terugkeer naar vaste banen, een terugkeer naar woonzekerheid. Dat is heel begrijpelijk en terecht, maar we moeten ook vragen blijven stellen bij wie daarbij kunnen horen. Want die roep om terugkeer naar zekerheid gaat vaak gepaard met een roep om Fort Europa. Solidariteit, zo klinkt het dan, is alleen te organiseren als we vluchtelingen en migranten niet zomaar toegang geven tot onze zekerheden. Het is een beeld van een eiland van zekerheid waar met alle macht sommige mensen opgetrokken moeten worden (mensen met flexcontracten bijvoorbeeld die vaste contracten zouden moeten krijgen) en andere mensen vanaf geduwd worden (migranten die proberen in Europa te werken bijvoorbeeld). Daar hoort een angst bij om niet meer op dat eiland te mogen zijn: om tot de periferie te gaan behoren en er af te vallen. Volgens Lorey maken we ons door die angst heel volgzaam en kan er te weinig verzet ontstaan.

Maar in economieën die zo verbonden zijn, waarin onze relatieve rijkdom zo afhankelijk is van de arbeid van mensen die buiten Europa werken, of binnen Europa maar zonder papieren, moet die solidariteit verder reiken: de precariteit van een fabrieksarbeidster in China is niet hetzelfde als die van een Nederlandse docent met een flexcontract, maar ze zijn wel verbonden. Europese economieën zijn nog altijd sterk afhankelijk van de arbeid van mensen die geen toegang hebben tot onze georganiseerde solidariteit. We leren kinderen op school dat de uitbuiting uit de tijd van de industriële revolutie niet meer bestaat, maar eigenlijk hebben we dus vooral aan verplaatsing gedaan. De textielarbeiders werken niet meer in Twente maar in Bangladesh.

Zo makkelijk is die solidariteit natuurlijk niet te organiseren. De belangen van al diegenen die in het huidige mondiale kapitalistisch systeem onzeker zijn, zijn vaak te verschillend. Niet alle vormen van precariteit zijn even bedreigend, niet alle mensen in onzekerheid delen belangen op de manier waarop de arbeidersklasse in een industrieel Europa in de negentiende en twintigste eeuw belangen deelde. Collectieve actie, zo merken alle denkers over onzekerheid op, is steeds moeilijker.

In ieder geval is het belangrijk te beginnen bij het stellen van vragen over migratie. Want ook op onze Europese grond kunnen we niet zonder werkende lichamen die we geen bescherming bieden. Hoogleraar Hein de Haas (lees hier zijn blog) zegt terecht dat het Europese migratievraagstuk pas echt goed begrepen kan worden als we het ook zien als een arbeidsmarktvraagstuk: onze economieën draaien deels op slecht betaald onzeker werk voor (irreguliere) migranten en dat is een belangrijke reden dat jonge mensen de Middellandse zee over willen steken. Als wij arbeid en productie anders organiseren is het waarschijnlijk dat de vraag naar migrantenarbeid ook zal veranderen en daarmee migratiepatronen.

Nu riskeren migranten vaak hun leven voor dat Europese werk. De lichamen die we levenloos in de zee vinden laten een precariteit zien die volstrekt anders is dan de onzekerheid die ontstaat bij flexwerk. Toch moeten we het een met het ander verbinden om te beginnen vorm te geven aan solidariteit die bij een 21ste eeuwse wereld past.

Marguerite van den Berg is universitair docent sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze werkt nu aan onderzoek over precair werk in Nederland.

Foto: chrisowenrichards (Flickr Creative Commons)