COLUMN Wat mbo’ers kunnen en computers niet

Laten we beginnen met de bijval. Natuurlijk, Martin Slagter (‘Maak werk van vernieuwing mbo’, op de opiniepagina van Nrc-Handelsblad (1/2/2019)) heeft gelijk: mbo’ers hebben recht op goed onderwijs, op bevoegde docenten, en op een curriculum dat is ingesteld op een arbeidsmarkt die door technologische innovatie voortdurend verandert. Ook is het een goed idee om vooruit te lopen op een leven waarin werk minder tijd zal innemen.

Het zijn twee opdrachten die iedereen voor ieder onderwijstype zinnig zal vinden. En er is nog een punt waarin Slagter gelijk heeft. Door de digitalisering verdwijnen routinematige administratieve banen, zoals de massaontslagen bij banken illustreren. Vooral jonge mensen die in die sector op een mbo-1 of -2 niveau werken lopen gevaar.

Maar Slagter heeft ongelijk wanneer hij beweert dat het werk van mbo’ers door de robotisering van de samenleving zal verdwijnen. Dat is een generalisatie die niet klopt, maar die wel een communis opinio dreigt te worden. Het is een van de vele onjuistheden die het mbo – en in het kielzog daarvan ook het vmbo – in een negatief daglicht stellen en die op die manier het stigma bevestigen dat deze scholen toch al treft.

Voor zijn stelling over de robotisering haalt Slagter het interessante boek van Yuval Harari als bewijsmateriaal aan. Maar wie over de toekomst van mbo-banen wil schrijven kan beter wat scherper inzoemen. Het gaat dan om de vraag welke banen computeriseerbaar zijn, of nog preciezer, welke handelingen die in die banen worden verricht zich al dan niet laten computeriseren.

Voor antwoorden kan je terecht bij studies als die van David Autor[1] en Carl Benedikt Frey & Michael A. Osborne[2]. Deze auteurs zijn niet alleen geïnteresseerd in de invloed van digitalisering op de verdwijning van banen, maar ook op veranderingen in de taken die bij een bepaalde baan horen. Welke handelingen zijn door computers over te nemen en welke niet, en wat betekent dat bijvoorbeeld voor het werk van tandartsen of chirurgen? Die maken gebruik van hoogwaardige technologische apparatuur, maar om een ingreep succesvol te laten verlopen hebben ze bij iedere verrichting hun menselijke beoordelingsvermogen nodig. Computers zijn bij heel veel taken een verlengstuk van menselijke vermogens geworden.

Slagter zegt dat leerlingen op het mbo met nieuwe technologie moeten leren omgaan. Dat is waar, maar mensen als Frey & Osborne en Autor zijn daarin preciezer. Zij laten zien dat de meeste werkprocessen op een gecombineerde input draaien. Autor noemt combinaties van creativiteit en mechanische herhaling, het volgen van regels en het discretionair beslissen, technische beheersing en intuïtieve beoordeling, hersenvermogen en fysieke kracht, arbeid en kapitaal (2015: 6). Sommige elementen in deze opsomming zijn te automatiseren, maar andere zijn daarvoor te weerbarstig.

Bij niet-computeriseerbare taken moet je in veel gevallen aan abstracte niet-routinematige taken denken, die mensen alleen kunnen verrichten als ze beschikken over een probleemoplossend vermogen, creativiteit, intuïtie, overtuigingskracht – Frey & Osborne spreken ook nog van sociale intelligentie, coördinatie en manipulatie. Analytisch denken is belangrijk, inductief redeneren, goed communiceren en beschikken over een specifieke expertise.

Meer praktische moeilijk computeriseerbare taken vragen van mensen dat ze over fysieke capaciteiten en communicatieve vermogens beschikken. Veel van die taken moeten ter plekke worden verricht en zijn daarom niet te out-sourcen (12).

‘Robots en zelflerende machines zullen het werk dat nu nog door lager- en middelbaar geschoolden gedaan wordt, in snel tempo overnemen’, aldus Martin Slagter. Die bewering zou opgaan wanneer mensen met lagere en middelbare opleidingen alleen routinematig en eenzijdig werk zouden verrichten, dat zich relatief gemakkelijk laat codificeren en automatiseren.

Voor sommigen is dat het geval en dan loopt hun baan inderdaad gevaar, maar er zijn ook voorbeelden van werk dat moeilijk computeriseerbaar is, of waarvan slechts een deel van geautomatiseerd kan worden. Automatisering leidt dan tot combinaties van taken waarbij werkenden gebruik kunnen maken van technologische hulpmiddelen, en taken waarbij hun menselijke vermogens onmisbaar zijn. Nog steeds zijn er gebieden waarop mensen het winnen van machines. In de omgang met elkaar bijvoorbeeld, in hun flexibiliteit en aanpassingsvermogen.

Veel mbo’ers oefenen beroepen uit, waarbij ze een gecombineerd scala aan vermogens nodig hebben. Denk aan vakmensen die reparaties verrichten aan de verwarming of de waterleiding, denk aan nieuwe sociale beroepen zoals kinderleidster of de coördinatie van de schoonmaak en voeding in het ziekenhuis, of aan nieuwe technische beroepen zoals de ICT-serviceverlening in grote organisaties. Denk aan kleine maar vitale beroepen als restaurateur.

Al deze beroepsbeoefenaars moeten geletterd en gecijferd zijn bezitten, en ze moeten in staat zijn om een traditionele vakkundigheid te verbinden met nieuwe technologische mogelijkheden, en vaak ook met een hoog niveau van sociaal functioneren.

Jonge mensen moeten de gelegenheid krijgen om zich daarop in het middelbare beroepsonderwijs voor te bereiden. De eisen die de komende tijd aan hen gesteld zullen worden zijn hoog en gevarieerd, en technologie vormt daarin een belangrijke component. Het beroepsonderwijs en de bijbehorende lerarenopleidingen moeten zich daarop instellen, meer dan nu het geval is.

En onderschat mbo-leerlingen niet, zeg niet te snel dat iets voor hen ‘te hoog gegrepen is’. Het merendeel van hen bevindt zich qua mogelijkheden in het midden van de normaalverdeling. De verschillen met leerlingen in het hbo zijn niet kwalitatief, maar gradueel.

Rineke van Daalen is socioloog.

Noten:

[1]      David H. Autor 2015, Why Are There Still So Many Jobs? The History and Future of Workplace Automation? In: Journal of Economic Perspectives, 29, 3, 3-30.

[2]     Carl Benedikt Frey & Michael A. Osborne 2013, The future of employment: how susceptible are jobs to computerisation?

 

Foto: Città della Scienza (Flickr Creative Commons)