Corona-burgerschap mag niet vernederen

Meer informalisering, andere vormen van kwetsbaarheid, een arbeidsmarkt met minder plek voor contact – Menno Hurenkamp ziet in het licht van deze recente ontwikkelingen een nieuwe vorm van corona-burgerschap gloren. Die mag niet vernederen, is lastig en kost tijd.

 Afgelopen maanden verschenen verschillende beleidsadviezen over de maatschappelijke impact van corona, variërend van de VNG en Platform 31 tot het SCP. Uitzoomend van de eerste rapportjes gemaakt door het veld lijkt sprake van minstens drie bewegingen, waar we misschien beter naar moeten kijken zonder er direct panklare adviezen uit te willen destilleren.

Informalisering lijkt te versnellen

De eerste beweging is dat de informalisering van de samenleving zich lijkt te versnellen. Het werk thuis, zonder kantoor, neemt toe en het werk op kantoor neemt af. De hulp die mensen zelf kunnen geven neemt toe, de hulp die van professionals moet komen wordt lastiger. De buurtclubjes die niks met de overheid te maken hebben draaien lekker door, de buurtactivisten die hopen dat de telefoon op het gemeentehuis wordt opgenomen zitten met de handen in haar. De kerken zien hun bezoek niet herstellen na de quarantaine. Mensen zoomen misschien een misje mee, of niet.

Die informalisering of trend naar lichte gemeenschappen is geen nieuws. Deze is er al decennia. Denk aan het afscheid van de kerk of de vakbonden, en hoe sportscholen en informele hardloopclubjes georganiseerd korfbal en badminton vervangen. Maar de trend lijkt een nieuwe wending te nemen. Bovenop het door emancipatie gedreven afscheid van veeleisende verenigingen en formele sociale verbanden, komt een door gezondheid ingegeven afstandseis. Die voegt afstandelijkheid bij losheid.

Wat niet meer via formele regels afgesproken is, moet via emotiewerk van individuen gecompenseerd worden. De lichte gemeenschappen eisten al veel. Namelijk dat je de liberale code van ‘leven en laten leven’ omhelst. Dat gaat een stuk makkelijker met flink wat opleiding en geld op zak.

Zo eist ook nu de informalisering dat je je aan maatschappelijke opdrachten houdt. Je mag niet zomaar alles doen waar je zin in hebt in een informele samenleving, er zijn tal van regels. Sommige zijn nog best letterlijk geformuleerd, zoals geen handen schudden. Maar de ander vragen hoe deze over direct contact denkt, lijkt logisch of zelfs onvermijdelijk. Dat gesprek kan gedoe opleveren, er borrelen veel meningen en gevoelens direct onder de oppervlakte.

Terugkeer van kwetsbaarheid

Een tweede beweging is de terugkeer van kwetsbaarheid. Oude, bestaande kwesties rond kwetsbaarheid komen opnieuw in beeld. Langzaam maar zeker dringen de verpleeghuizen zich weer het publieke bewustzijn in. Dat gebeurt meestal alleen rond verkiezingen, nu wordt bij vol daglicht duidelijk dat de verzorgingsstaat ook minder mooie plekken heeft die makkelijk verwaarloosd worden.

Dat gaat niet alleen om poen. De negatieve kant of de last van de lichte gemeenschappen komt ook hier terug. Mensen zeggen hardop dat ze niet meedoen aan een vergadering omdat ze maar een halve long hebben, of een partner met een zwak ademhalingssysteem, of iets anders dat maakt dat ze niet alleen thuisblijven maar ook actief vertellen waarom ze dat doen. Dat gebeurt vaak in een gespannen context. Het blijkt immers amper te doen om van de meeste mensen te verlangen dat ze permanent op hun kot blijven of zelfs maar iedere publieke plaats mijden. Men redeneert massaal in de lijn dat de kwaal misschien een griepje is of misschien zelfs een verzinsel, maar dat covid hoe dan ook iets is waar met name anderen zich druk om maken, of zouden moeten maken. Het lukt minister van Justitie Ferd Grapperhaus zelfs al niet zich aan de regels te houden.

Bovendien wordt kritiek op het covid-beleid vooral verwoord door extremisten. De nette oppositie steunt de regering, terwijl ook los van het falen door Grapperhaus zowel de casus ‘mondkapjes’ als de casus ‘testbeleid’ aanleiding geven tot gerede aarzeling. Maar over de hele linie groeit het vertrouwen in de politiek de afgelopen maanden, dus voor de politici van het midden is er niet veel te winnen met kritiek.

Wie baalt van het feit dat hij of zij afstand moet houden staat dus snel alleen, vandaar misschien dat chagrijnige roepen in de bus of in de supermarkt dat je te dichtbij komt.

Een arbeidsmarkt met minder plek voor contact

Overlappend met de twee bovengenoemde ontwikkelingen is dat de arbeidsmarkt echt verandert. Veel kleine bedrijfjes, café’s en restaurants of knusse theatergezelschapjes gaan vroeg of laat kopje onder. Nu is er nog wat economische steun, straks niet meer.

Aan de ene kant wil de politiek nu collectief van de overdaad aan flexwerk af, dat zal allicht ten bate komen van een deel van de pakketbezorgers, fietskoeriers en thuishulpen en een beetje afsnoepen van de winst van de internet-ondernemingen. Maar tegelijkertijd is er aan de andere kant dadelijk gewoon veel minder vraag naar werk in de culturele sector, in de horeca, in het toerisme.

Het gaat veelal om leuk, creatief werk met festivals en vieringen maar in ieder geval altijd om contact met mensen - en het zal flink afnemen. Minder barista’s, minder performers, minder gastheren, minder straatartiesten, minder buschauffeuses, minder geluidsvrouwen. Het klimaat wordt misschien warmer, maar het werk zal wat kouder worden. Ook het aanzien van de binnensteden zal hierdoor overigens danig veranderen, zoals de beleidsnota’s opmerken.

Maar belangrijker, grote groepen mensen zullen zich gaan afvragen hoe ze hun geld dan gaan verdienen. Wie graag ‘iets met mensen’ of met grote groepen mensen doet, moet opnieuw nadenken. Mbo’s, hbo’s en universiteiten zullen zich over het aanbod aan opleidingen moeten buigen – nog los van het zelfonderzoek dat goed afstandsonderwijs en online-onderwijs vergt. Of de groei in ICT-ondersteuning en de groei in verpleging alle jonge mensen kunnen opvangen die niet meer achter de bar of een receptie aan de slag kunnen, staat nog te bezien.

Meer en minder

Meer informalisering, andere vormen van kwetsbaarheid, een arbeidsmarkt met minder plek voor contact: het zijn geprononceerde ontwikkelingen die niet per se nieuw zijn, maar door de coronacrisis en de bijbehorende maatregelen wel explicieter naar voren komen.

Je kunt er nieuwe scheidslijnen of botsingen tussen bevolkingsgroepen bij verzinnen, al is het de vraag of inkomen en opleiding in verklarende kracht zullen afnemen. Gezondere mensen en mensen die handiger zijn met internet hadden toch al een voorsprong. Bovendien weten we van de medische kant van de kwaal nog altijd weinig, dus analytische bescheidenheid kan geen kwaad.

Misschien moeten we het tot nader order over ‘corona-burgerschap’ hebben, dat in ieder geval twee kenmerken heeft. Ten eerste zorgt het in de directe omgang tussen burgers voor gedeelde verantwoordelijkheid tussen weerbare en minder weerbare burgers – met als centrale vraag niet ‘wat zeur je nou’ maar ‘hoeveel plek heb je nodig’? Waarbij die plek op sociaaleconomische en een fysieke manier invulling geeft aan bestaanszekerheid. Omdat het om burgerschap gaat, mag het antwoord op die vraag niemand vernederen – en moeten we ons er tegelijkertijd bij neerleggen dat nooit iedereen tevreden zal zijn met de uitkomsten.

En corona-burgerschap gaat ten tweede uit van de nadelen van informele of zelfs afstandelijke verhoudingen in de publieke ruimte, met name dat interactie via het scherm lastig is en tijd kost. Waardoor vergaderingen en verkiezingen dus met extra zorg omkleed moeten worden om ongelijkheid tegen te gaan, en burgers een democratisch minimum aan directe ontmoeting met ambtenaren, ambtsdragers of volksvertegenwoordigers kunnen verlangen.

Menno Hurenkamp is publicist en als politicoloog verbonden aan de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam.

De volledige versie van dit artikel verschijnt in het komende Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

 

Foto: News Oresund (Flickr Creative Commons)