Integratie moet niet gaan over Nederlandse cultuur

Burgerschap in Nederland wordt steeds meer gebonden aan loyaliteit met een nationale cultuur, die door zijn abstracte en nostalgische karakter  migranten buitensluit. Om deze ontwikkeling een halt toe te roepen, kan het stedelijk leven een oplossing bieden.

 

 

In Nederland vindt een sluipende culturalisatie van burgerschap plaats; een proces waarbij emoties, gevoelens, normen en waarden en culturele symbolen en tradities, inclusief religies, het debat over sociale integratie gaan overheersen. Cultuur wordt gezien als een alternatief vóór, of als een aanvulling óp burgerrechten en socio-economische participatie. Tot voor kort deden vooral de partijen links van het midden de culturalisatie van burgerschap af als irrelevant. Daarmee gingen deze partijen voorbij aan de rol die cultuur speelt bij de ontplooiing van de individuele levenskansen. Zij toonden bijvoorbeeld weinig begrip voor het feit dat culturele kennis en aanpassing nodig zijn om een baan te krijgen. Wie een uitgestoken hand negeert en zijn gesprekspartner niet recht in de ogen kijkt, zal grote moeite hebben om in Nederland werk te vinden en wordt uitgesloten.

Cultuur is dat wat niet meer bestaat
Ook op collectief niveau fungeert cultuur als een mechanisme voor in- en uitsluiting. Hoe dat gebeurt, hebben we onderzocht door discussiegroepen samen te stellen, van vijf tot tien deelnemers uit twee grote steden: Amsterdam en Arnhem. De respectievelijke groepen bestonden uit maatschappelijk actieve burgers; maatschappelijke geëngageerde migranten met een islamitische achtergrond; expliciet ongelovige burgers; mensen met een gemengde achtergrond en toevallig gekozen burgers en beleidsmakers. Alle deelnemers  werden uitgenodigd om over cultuur en samenleving te discussiëren.

Uit onze analyse van die discussies bleek onder meer dat autochtone burgers zich vooral ‘Nederlands’ en/of bijvoorbeeld Twents voelen. Ze gaven allen uiting aan een
sterke nationale binding, maar, heel opvallend, vrijwel niemand wist concreet aan te geven waaraan hij dan precies gehecht was. Nederland is voor de autochtone burger kennelijk zo vanzelfsprekend dat hij het niet met zijn dagelijkse ervaringen weet te verbinden. Bovendien spreekt hij erover in emotionele en nostalgische termen. Voor de autochtone burger is Nederland vooral dat wat teloor is gegaan: tolerantie, respect en vrijheid. Waarden die ooit de kern vormden van de nationale identiteit en nu zo goed als verdwenen zouden zijn.

Die nostalgie maakt het voor migranten vrijwel onmogelijk om zich met de Nederlandse cultuur te identificeren. Daar komt nog bij dat de ongrijpbare gedefinieerde Nederlandse cultuur de migrant plaatst voor een pragmatische paradox (double bind). Van hem wordt verwacht dat hij loyaliteit betoont aan een cultuur die volgens de autochtone Nederlanders alleen nog maar bestaat in het geheugen. Een vrijwel onmogelijke opgave. De migrant die deze paradox probeert te omzeilen, wordt gewantrouwd en loopt voortdurend het risico afgewezen te worden.

Migrant voelt wel binding met zijn stad
In de culturele diversiteit van een stedelijke omgeving heeft de migrant wel identificatiemogelijkheden, omdat de emotionele en nostalgische Nederlandse cultuur er veel minder pregnant aanwezig is. In de stad, veelal de plaats waar hij woont en werkt en waar zijn familie en vrienden wonen, kan de migrant functionele en emotionele bindingen ontwikkelen. De migrant kán en mag zich loyaal voelen aan de stad; iets wat hem op nationaal niveau feitelijk wordt ontzegd. Opvallend is dat de autochtone Nederlanders ook een binding met de stad zeggen te voelen, maar die is vooral functioneel en veel minder emotioneel.

Gelet op het voorgaande, hoe kan de overheid een verdere culturalisatie van burgerschap tegengaan zonder daarbij de rol van cultuur in een samenleving te ontkennen? Om te beginnen lijkt het debat over sociale integratie niet gebaat bij de ontkenning of de overwaardering van de nationale Nederlandse cultuur.

De stad als een plaats waar diverse culturen samenkomen, laat zien dat dialoog, gemeenschap én participatie ervoor kunnen zorgen dat conflicten en spanningen omgezet  worden in creatieve energie ten behoeve van een cultuur waaraan allen, migranten en autochtone Nederlanders, een binding mee kunnen en mogen voelen en niemand wordt uitgesloten.

Evelien Tonkens en en Menno Hurenkamp zijn beide verbonden aan Amsterdam Institute for Social Science Research van de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is een bewerking van hun bijdrage (The Struggle to belong. Dealing with diversity in 21th century urban settings) aan de jaarlijkse conferentie van International Research Committee 21 die dit jaar werd gehouden in Amsterdam.

Foto: Bas Bogers