Eerst zekerheid, dan pas kinderen

Veel mensen wachten met het krijgen van kinderen tot ze een partner, een vaste baan of een eigen huis hebben. Zij blijven het ouderschap alsmaar uitstellen. Sommigen blijven hierdoor uiteindelijk – ongewenst – kinderloos.

Nederlanders krijgen op steeds latere leeftijd hun eerste kind. In 1970 lag de gemiddelde leeftijd waarop een vrouw moeder wordt onder de vijfentwintig jaar, nu is dat dertig jaar (zie ook CBS, 2019). Bij mannen ligt deze leeftijd tegen de drieëndertig jaar. Een dergelijke toename is zichtbaar in veel Westerse landen, maar Nederland hoort bij de landen waarin de leeftijd bij ouderschap het hoogste ligt.

Aangezien vrouwen, en in mindere mate ook mannen, op een hogere leeftijd minder vruchtbaar zijn, kunnen oudere stellen meer moeite hebben met het realiseren van hun kinderwens. Vruchtbaarheidsbehandelingen zijn mooie innovaties, maar ze zijn doorgaans minder effectief bij oudere vrouwen en mannen en kunnen slechts gedeeltelijk compenseren voor de met de leeftijd dalende vruchtbaarheid. Dit kan leiden tot ongewenste kinderloosheid en een kleinere gezinsgrootte dan initieel gewenst.

Reden te meer om te onderzoeken waarom mensen het krijgen van kinderen uitstellen.

Eerst vaste relatie, vast werk en eigen huis

De gewenste leeftijd waarop men ouder wil worden ligt voor vrouwen rond de dertig en voor mannen rond de tweeëndertig. De variatie is echter enorm: ongeveer 10 procent van de vrouwen wil het liefst moeder worden op haar vijfentwintigste of daarvoor, terwijl 10 procent dat het liefste wil na haar vijfendertigste. Voor mannen is deze variatie nog groter: zo’n 25% wil z’n eerste kind voor zijn dertigste jaar en 10% wil z’n eerste kind pas na zijn veertigste.

De belangrijkste, en wellicht meest voor de hand liggende, verklaring die we vonden voor deze verschillen is het hebben van een vaste relatie. Mannen en vrouwen die getrouwd zijn of samenwonen willen ongeveer tweeënhalf jaar eerder kinderen krijgen dan vrijgezellen. Een stabielere situatie qua werk en woning is ook belangrijk.

Het hebben van een tijdelijk contract in plaats van een vast contract zorgt ervoor dat de gewenste leeftijd om kinderen te krijgen met een half jaar wordt uitgesteld. Hetzelfde geldt voor het hebben van een huurwoning ten opzichte van een koophuis. Daarnaast willen mensen met alleen een vmbo-diploma zo’n anderhalf jaar eerder ouder worden dan mensen die een hbo- of universitaire opleiding hebben afgemaakt.

Het hebben van een partner, huis en vast contract, hangen niet alleen samen met de wens om eerder ouder te worden, maar zorgen er ook voor dat mannen en vrouwen hun planning minder vaak wijzigen en vaker hun kinderwens vervullen.

Dit zijn belangrijke onderzoeksuitkomsten in het licht van recente ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Bijvoorbeeld de flexibilisering van de arbeidsmarkt, waardoor mannen en vrouwen minder snel een vast contract krijgen. Of de krapte op de woningmarkt, waardoor het voor starters lastig is een eerste huis te kopen. Beide trends kunnen eraan bijdragen dat mensen hun kinderwens verder uitstellen, met mogelijke ongewenste kinderloosheid tot gevolg.

Socialisatie, voorkeur of uitstel?

In dit kader onderzochten we ook of het uitstellen van de kinderwens verklaart dat hoger opgeleide vrouwen zoveel vaker geen kinderen hebben dan lager opgeleide vrouwen. Zo vonden we dat vijfenveertigjarige vrouwen die hun middelbare school nooit afrondden minder dan 10 procent kans hadden om geen kinderen te hebben. Onder vrouwen met een universitaire opleiding lag dit met 25 procent flink hoger.

Doorgaans worden er in de literatuur drie verklaringen gegeven voor het verband tussen opleiding en kinderloosheid. Dat is op de eerste plaats voorkeur: hoger opgeleide vrouwen worden geacht op jonge leeftijd al meer carrière georiënteerd te zijn en hebben minder vaak de wens om moeder te worden.

Ten tweede speelt socialisatie een rol: tijdens het volgen van de opleiding en het starten van een carrière zouden hoogopgeleide vrouwen blootgesteld worden aan andere familiewaarden waardoor zij minder waarde gaan hechten aan het starten van een gezin en meer aan een succesvolle carrière.

Een derde verklaring voor meer kinderloosheid bij een hoger opleidingsniveau vormt uitstelgedrag. Het is lastig om een hoge opleiding en een drukke baan te combineren met het hebben van jonge kinderen, waardoor het moederschap alsmaar zou worden uitgesteld tot het te laat is.

Hoger opgeleiden blijven langer verwachten dat ze moeder worden

In ons onderzoek vinden we weinig bewijs dat hoger opgeleide vrouwen vaker kinderloos wilden blijven rond hun twintigste dan vrouwen met een lagere opleiding. Ook is er weinig steun voor het idee dat de kinderwens wordt bijgesteld door het (langer) volgen van een opleiding.

In plaats daarvan vonden we dat hoger opgeleide vrouwen langer blijven verwachten dat ze moeder worden, terwijl ze juist vaker geen kinderen kregen. Deze bevinding, gecombineerd met het feit dat universitair geschoolde vrouwen gemiddeld zo’n zes jaar later hun eerste kind krijgen dan vrouwen met alleen een middelbareschooldiploma, wijst in de richting dat het uitstellen van ouderschap een belangrijke reden is van kinderloosheid onder hoger opgeleide vrouwen.

Zekerheden worden op steeds latere leeftijd bereikt

Het later starten met een gezin brengt veel voordelen met zich mee: vaak bevinden de oudere ouders zich in een stabielere situatie qua relatie, werk, inkomen en onderkomen. Langdurig de kinderwens uitstellen kan echter ook zorgen voor ongewenste kinderloosheid en kleinere gezinnen dan gewenst, met mogelijke nadelige gevolgen voor het welzijn.

Het uitstellen van het ouderschap is vaak een gevolg van de wens om eerst zekerheid op het gebied van werk en gepaste huisvesting te hebben. Maar deze zekerheden worden op steeds latere leeftijd bereikt. Ook is het volgen van hoger onderwijs en het najagen van een carrière momenteel lastig te combineren met een gezin.

Mogelijke oplossingen om potentiële ouders eerder zekerheid te bieden, zijn het beschikbaar stellen van betaalbare starterswoningen, goede, betaalbare kinderopvang en zekerheid op de arbeidsmarkt door middel van vaste contracten. Tegelijkertijd moeten er meer mogelijkheden voor zowel mannen als vrouwen komen om een baan te combineren met ouderschap, met bijvoorbeeld flexibele werktijden en vaderschapsverlof.

Renske Verweij is postdoctoraal onderzoeker bij bestuurskunde en sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zij promoveerde onlangs aan de Rijksuniversiteit Groningen met het proefschrift ‘Understanding Childlessness: Unravelling the link with genes and socio-environment’. Gert Stulp is assistant professor bij sociologie aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Foto: Hernán Piñera (Flickr Creative Commons)