Effectiviteit hulp aan arbeidsongeschikten met psychische problematiek blijft achter

Het UWV biedt de omvangrijke groep mensen die vanwege psychische problematiek gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn relatief veel ondersteuning. Toch blijft de werkhervatting van deze groep achter bij de overige gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Vaker evidence based methodieken inzetten kan de steun effectiever maken.

Werknemers die arbeidsongeschikt zijn, kunnen een beroep doen op de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen). De WIA bestaat uit een regeling voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) en een regeling voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA).

De doelgroep van de WGA bestaat uit 170.000 mensen die nu of op termijn geheel of gedeeltelijk kunnen werken. Daarvan kampt ongeveer de helft met psychische problematiek. Bij zo’n één op de drie WGA’ers is vastgesteld dat men op dit moment al in staat is nog minimaal 35 procent van het oude loon te verdienen. Hieronder zoomen we in op deze specifieke groep: de WGA’ers met direct benutbaar arbeidsvermogen, waarvan circa de helft psychische problematiek ervaart.

Omvangrijke groep WGA’ers met psychische beperkingen: relatief veel hulp

In een grootschalige enquête vroegen we WGA’ers naar de ervaren hulp van het UWV en re-integratiebedrijven. WGA’ers met psychische problematiek rapporteren relatief veel ondersteuning: ze geven vaker dan andere WGA’ers aan een re-integratietraject of scholing gevolgd te hebben en afspraken over de ondersteuning zijn bij hen ook vaker vastgelegd in een werk- of re-integratieplan.

Daarnaast voerde een groter deel van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten met psychische problemen recent een gesprek op kantoor bij UWV of een re-integratiebedrijf dan WGA’ers met andersoortige problematiek. Zij hebben ook vaker een vast contactpersoon bij deze organisaties.

Groep is relatief kansrijk maar de werkhervatting blijft achter

Vergeleken met andere WGA’ers zijn gedeeltelijk arbeidsongeschikten met psychische beperkingen beter opgeleid: circa 60 procent heeft minimaal een startkwalificatie, tegen 50 procent onder de WGA’ers zonder psychische problematiek. Verder is van de groep van WGA’ers met psychische beperkingen een derde ouder dan 55 jaar, terwijl het aandeel 55-plussers onder de overige WGA’ers zo’n 50 procent bedraagt. De uitgangspositie om het werk te hervatten is derhalve relatief gunstig voor WGA’ers met psychische problematiek.

Maar ondanks deze gunstigere uitgangspositie en de bovengemiddelde hoeveelheid ondersteuning slagen gedeeltelijk arbeidsongeschikten met psychische problematiek er duidelijk minder vaak in om weer aan het werk te komen. Net iets meer dan 40 procent van de respondenten met psychische problematiek werkt naast de uitkering, tegen bijna 60 procent werkenden onder de WGA’ers met andere belemmeringen. Ook werken WGA’ers met psychische beperkingen in de meeste gevallen op tijdelijke basis, terwijl werkende WGA’ers zonder psychische problematiek juist in meerderheid een vast contract rapporteren.

Psychisch beperkten kritisch over ontvangen hulp

De deelnemers werd ook gevraagd een oordeel te geven over de ontvangen ondersteuning. Hoewel arbeidsongeschikten met psychische problematiek door de bank genomen dus meer ondersteuning ontvangen dan arbeidsongeschikten zonder psychische beperkingen en ook vaker contact hebben met UWV of een re-integratiebedrijf, is hun waardering voor de dienstverlening relatief laag, ook na correctie voor achtergrondkenmerken als bijvoorbeeld opleidingsniveau. Uitgedrukt in een rapportcijfer gaat het om gemiddeld een 5,8 onder de cliënten met psychische problematiek tegen een 6,4 onder de overige WGA’ers.

Een deelnemer: ‘Over de keuring van de UWV-arts ben ik ontevreden. Verzekeringsartsen moeten zich beter verdiepen in de medische achtergrond van hun cliënten. Ik wil ook meer contact. Het UWV heeft niet in de gaten hoe het echt met mijn gezondheid is en hoe dat komt.’

De verzekeringsarts speelt een belangrijke rol in de dienstverlening aan WGA’ers. Deze bepaalt de functionele mogelijkheden van de cliënt. WGA’ers met psychische problematiek zijn relatief kritisch over de gesprekken die zij voeren met verzekeringsartsen. Zo is een derde van deze groep van mening dat de verzekeringsarts onvoldoende kennis heeft van zijn of haar aandoening en dat de uitkomst van het gesprek onjuist was. Onder de overige WGA’ers is het aandeel dat negatief oordeelt over de gesprekken met de verzekeringsartsen aanzienlijk lager, namelijk circa 20 procent.

Knelpunten vanuit eerder onderzoek naar de claimbeoordeling

Vorig jaar heeft de Inspectie SZW onderzoek gedaan, specifiek naar de claimbeoordeling voor de WIA bij psychische problematiek. Dit onderzoek signaleerde zowel risico’s in de periode voorafgaand aan de WIA-claimbeoordeling (de periode van  loondoorbetaling tijdens ziekte) als tijdens de claimbeoordeling zelf.

Zo is er gedurende de doorgaans twee jaar durende loondoorbetalingsperiode, wanneer de werkgever nog primair verantwoordelijk is voor de verzuimbegeleiding en re-integratie, vaak sprake van lange wacht- en behandeltijden en vooral van te weinig overleg tussen bijvoorbeeld de bedrijfsarts en de behandelend arts. Tijdens de WIA-claimbeoordeling is er ook weinig aandacht voor de beoordeling van de lopende behandeling en voor de prognose van herstel.

Hoe nu verder?

Zowel in de loondoorbetalingsperiode als in de periode vanaf instroom in de WIA zijn er dus signalen dat de begeleiding aan zieke of gedeeltelijk arbeidsongeschikten met psychische problemen beter kan. Sleutelwoorden daarbij zijn meer communicatie tussen professionals en zo een betere diagnosticering van de beperkingen en mogelijkheden van de cliënt, en meer inzicht in de effectiviteit van specifieke ondersteuning.

Mede naar aanleiding van het genoemde onderzoek naar de claimbeoordeling heeft het kabinet al besloten meer aandacht te schenken aan een goede samenwerking tussen verzekeringsartsen en bedrijfsartsen. Het is van belang om de samenwerking tussen professionals te blijven monitoren en daar waar nodig verder te verbeteren, waarbij ook de rol van de behandelend arts vaker betrokken moet worden. Een mogelijk knelpunt hierbij vormt de toegenomen aandacht voor de uitwisseling van persoonsgegevens ten gevolge van de AVG.

Daarnaast is meer onderzoek nodig naar effectieve ondersteuning aan mensen met psychische problemen, zodat professionals in de uitvoering van de sociale zekerheid vaker evidence based methodieken in kunnen zetten. Een methode waar reeds positieve ervaringen voor met name mensen met ernstige psychische problematiek mee zijn opgedaan en die UWV voor een deel van haar bestand al inzet is IPS (Individuele Plaatsing en Steun), waarbij mensen snel op een passende functie worden geplaatst en van daaruit tegelijkertijd werken aan hun herstel.

Maar ook andere methoden, instrumenten en benaderingen kunnen de effectiviteit van de ondersteuning aan mensen met psychische problematiek wellicht verhogen. Het gaat zoals gezegd om een omvangrijke groep mensen die lang langs de kant dreigen te blijven staan. Daarom is het zowel vanuit zowel maatschappelijk als economisch oogpunt zaak om zo snel mogelijk meer zicht te krijgen welke hulp echt ‘werkt’ voor hen.

Hubert Zuurbier werkt voor de Inspectie van het ministerie van Sociale Zaken Werkgelegenheid. Marijke Habben Jansen is Onderzoekscoördinator bij de Inspectie SZW.

Foto: Nathan Cowley via Pexels