Verschillen tussen Syrische statushouders: integratie op maat nodig

De verschillen in participatie en sociaal-culturele posities onder Syrische statushouders zijn opvallend groot, meldt het SCP-rapport ‘Opnieuw beginnen’. Dit wijst op uiteenlopende mogelijkheden, aspiraties en wensen en vereist individuele ondersteuning bij integratie. 

Er wonen op dit moment ongeveer 90.000 Syriërs in Nederland, de meesten zijn hier pas enkele jaren. Syriërs vormen de grootste groep onder de asielmigranten en nareizigers die hier sinds 2014 hun toevlucht zochten. Wij deden onderzoek naar de participatie en sociaal-culturele posities van Syrische statushouders die nog maar kort in Nederland wonen.

Participatie: vooral taal leren en weinig combinaties van participatie

Bij participatie keken we breder dan betaald werk. De weinige Syrische statushouders die werken hebben flexibele, kleine banen zonder vast arbeidscontact. We keken daarom ook naar werk zoeken, stage, vrijwilligerswerk, taalcursus en regulier onderwijs.

Ons onderzoek onderscheidt vier groepen. De grootste groep noemen we ‘taal’ (66%): iedereen volgt een taalcursus, verder is de participatie beperkt. Binnen de groep ‘voorzichtige start’ (17%) volgt niemand een taalcursus (meer). Het aandeel dat werkt of onderwijs volgt is relatief hoog, maar sterk onderscheidend zijn de verschillen niet. De twee andere groepen combineren vaker verschillende participatievormen. De groep ‘actieve zoekers’ (11%) ontplooit allerlei activiteiten, is het meest op zoek naar werk en frequent actief in vrijwilligerswerk. De groep ‘leergierigen’ (6%) valt op door de hoge participatie in het reguliere onderwijs. Daarnaast volgt een aanzienlijk deel een taalcursus, werkt of doet een stage.

De twee laatstgenoemde groepen zijn echter betrekkelijk klein: het beleidsstreven om het integratieproces op tempo te houden door participatievormen als werk (zoeken), taal en school parallel plaats te laten vinden, geldt dus maar voor een klein deel van de Syriërs.

Kwart Syriërs sterk gericht op Nederland

Aansluiting vinden in een nieuwe samenleving heeft ook een sociaal-culturele component: het opnieuw vormgeven van het sociale netwerk, het aarden en het kennisnemen van gangbare normen en waarden. Uit ons onderzoek kwam naar voren dat veertig procent van de Syrische statushouders tot het gematigde integratie-type behoort.

Zij hebben relatief veel contact met zowel Syriërs, autochtone Nederlanders als met andere migranten. Zij rekenen zich vaak tot de Syrische groep, maar combineren dat met een behoorlijk sterke identificatie als Nederlander. Hun waardeoriëntatie (ten aanzien van homohuwelijk en man-vrouw rollen) zit tussen conservatief en progressief in.

Iets meer dan een derde heeft sterkere sociale en emotionele bindingen met de herkomstgroep en is naar verhouding conservatief wat betreft waardeoriëntatie (gematigde separatie-type). Bijna een kwart onderhoudt een relatief sterke sociale en emotionele binding met de Nederlandse samenleving en hun waardeoriëntatie is progressiever dan die van de andere typen (gematigde assimilatie-type).

Pre-migratiekapitaal betaalt zich uit

Wat men ondernam buiten Nederland doet ertoe voor de wijze van participatie in Nederland. Er lijkt binnen de Syrische groep een soort voorhoede te bestaan die met naar verhouding gunstige kenmerken naar Nederland is gekomen (hogere opleiding gevolgd, daar werkzaam of scholier) en z’n leven hier vormgeeft via diverse vormen van participatie. Ook jongeren combineren vaker diverse vormen van participatie, evenals mannen.

Verder is het zo dat mensen die in het azc al actief waren met onder meer het leren van de Nederlandse taal en het verrichten van vrijwilligerswerk meer vormen van participatie combineren. Contact met autochtone Nederlanders en het spreken van de Nederlandse of Engelse taal hangen eveneens samen met meer participatie.

Vaker separatie bij psychische ongezondheid en sterkere religieuze beleving

Een kortere duur in het azc en het ontplooien van activiteiten aldaar, het spreken van de Nederlandse of Engelse taal en naar school gaan of werken in Nederland verkleinen de kans om te behoren tot het gematigde separatie-type.

Daarentegen zien we psychische ongezondheid, ervaren uitsluiting en een sterkere religieuze beleving juist vaker bij Syrische statushouders die behoren tot het gematigde separatie-type. Naar verhouding maken ook veel vrouwen deel uit van dit type, terwijl hoogopgeleide Syriërs relatief vaak behoren tot het gematigde assimilatie-type.

Vroeg beginnen met integratie op maat

Deze onderzoeksbevindingen bieden aanknopingspunten voor de verbetering van beleid voor de integratie van statushouders. We noemen er drie:

  1. Diversiteit in de groep noopt tot gedifferentieerd beleid

De grote verschillen in participatie en sociaal-culturele posities wijzen erop dat Syrische statushouders verschillen in hun mogelijkheden, aspiraties, wensen en integratie. Die diversiteit betekent dat een one-size-fits-all aanpak niet effectief is, maar dat een gedifferentieerde aanpak noodzakelijk is. Hierbij moet steeds opnieuw worden bezien welke ondersteuning iemand op welk moment nodig heeft.

In de voorstellen voor een nieuw inburgeringsbeleid zien we deze gedifferentieerde aanpak terug, met onderscheid in drie routes en het opstellen van een persoonlijk inburgeringsplan. Uit verschillende landen komen voorbeelden van positieve ervaringen met individuele actieplannen, waarbij statushouders zelf worden betrokken en niet zozeer worden gezien als cliënten, maar als deelnemers die in staat zijn om – met enige ondersteuning – hun eigen problemen op te lossen.

Aanvullend hierbij is een vroege signalering en cultuur-sensitieve aanpak van de psychische problematiek belangrijk vanwege de wisselwerking tussen de (psychische) gezondheid en de activiteiten op andere terreinen in het leven, zoals het onderwijs, het vinden van werk, het aangaan van sociale relaties en het leren van het Nederlands.

  1. Meer inzet op combinaties van participatie: duale trajecten

Hoewel breed bepleit door onderzoek en beleid blijkt uit ons onderzoek dat maar een betrekkelijk gering aandeel statushouders meerdere participatievormen combineert. Zeker duale trajecten waarin het leren van de Nederlandse taal wordt gecombineerd met werken of het volgen van een opleiding komen weinig voor. Gemeenten beseffen dat een parallelle aanpak nodig is, maar stuiten in de praktijk op organisatorische en financiële problemen. Het nieuwe inburgeringsstelsel biedt mogelijkheden voor zo’n aanpak, maar de start hiervan laat (te) lang op zich wachten (1 januari 2021).

  1. Zorg voor een ‘waardevolle wachttijd’

In de afgelopen jaren zijn de mogelijkheden toegenomen om in een azc activiteiten te ondernemen, zoals het leren van de Nederlandse taal en het doen van vrijwilligerswerk. Dergelijk beleid gericht op het bieden van ‘waardevolle wachttijd’ is relevant, zo blijkt uit onze bevindingen. Mensen die actief zijn in een azc zijn dat daarna ook, zij combineren vaak verschillende vormen van participatie. Ze kenmerken zich bovendien vaak door een betrekkelijk geringe sociaal-culturele afstand. Ons onderzoek ondersteunt dus het voortzetten en intensiveren van beleid gericht op participatie in het azc.

De richting is duidelijk

Veel statushouders zijn pakweg drie jaar in Nederland. Veel gemeenten en andere beleidsuitvoerders hebben inmiddels een flinke dosis ervaring opgedaan en stellen op verschillende punten aanpassingen voor. Interessant is dat de discussies over de richting van de voorgestelde beleidsveranderingen nauw aansluiten op hetgeen wij afleiden uit de verschillen in sociaaleconomische en sociaal-culturele posities van statushouders.

Die richting is: vroegtijdig, vraaggericht (rekening houden met wat iemand wil en kan), gedifferentieerd, integraal (zet in op meerdere leefgebieden vanwege gecombineerde problematiek) en duaal beleid (vgl. Klaver et al., 2019; SER, 2019; Beckers et al., 2018 en de voorgestelde beleidswijzigingen in het inburgeringsbeleid).

Ervaringen in de beleidspraktijk en empirische uitkomsten over de positie van Syrische statushouders wijzen kennelijk in dezelfde richting. Nu de uitvoering nog.

Jaco Dagevos, Emily Miltenburg, Willem Huijnk en Roxy Damen zijn onderzoekers bij het Sociaal en Cultureel Planbureau. Dit artikel is gebaseerd op het recente SCP-rapport ‘Opnieuw beginnen’.

Foto: MO* (Flickr Creative Commons)