En toch hebben we religie ook nodig

Religie is een randverschijnsel in de samenleving aan het worden. Exotisch op zijn best, maar vaak ook een steen des aanstoots. Gelovigen moeten zich voor hun religie verantwoorden. Niet gelovig zijn is de norm. Waarom is religie tegenwoordig een moeilijk onderwerp?

Religie laat zich niet eenvoudig definiëren, maar kenmerkend lijkt toch wel te zijn dat in een religie het leven in deze wereld wordt gezien in het licht van een andere werkelijkheid, bijvoorbeeld het Rijk Gods voor christenen of de reïncarnatie voor boeddhisten. Religie is traditioneel ook een sociaal gedeeld fenomeen, volgens sommigen zelfs het sociale bindmiddel bij uitstek.

De een kan het niet volgen, de ander kan het niet uitleggen

Om als bindmiddel te kunnen fungeren, wordt religieuze communicatie ondersteund door teksten, voorwerpen en rituelen. Symbolische handelingen en terugkerende teksten creëren gemeenschap tussen mensen zonder dat er veel uitgelegd hoeft te worden. Rituelen die uitdrukking geven aan emoties en overtuigingen, zijn veelal belangrijker dan expliciete kennis. Religie is ook een inrichting van het leven en geen louter ideologische overtuiging.

Als de sociale plausibiliteit wegvalt en gelovigen een (kleine) minderheid gaan vormen, wordt religieuze communicatie lastig. Dat lijkt in onze samenleving het geval. Omdat religie in zekere mate het benoembare overstijgt, is er sprake van een dubbel obstakel: de een kan het niet volgen, en de ander kan het niet uitleggen.

Niet alleen de marginalisering van religie maakt het lastig om religieuze inspiratie te delen, ook de negatieve connotaties die religie vaak oproept spelen een rol.

Religie is autoritair

Vanuit de nog recente historie in eigen land en in het licht van diverse religieuze praktijken wereldwijd is het niet bepaald verwonderlijk dat religie vaak wordt geassocieerd met autoriteit en paternalisme. Maar er lijkt ook meer aan de hand: in onze Nederlandse samenleving bestaat een min of meer algemene weerstand tegen autoriteit, in vrijwel iedere context, en hebben we de eigen keuze heilig verklaard.

Tegen deze achtergrond is het begrijpelijk dat religieuze tradities weerstand oproepen. Immers, hoe kan iemand zich vrijwillig aan een religieuze autoriteit onderwerpen? Hoe kan iemand ermee instemmen zich in zijn of haar vrijheid te laten beperken? Dat religieuze tradities vragen om een bepaalde discipline interfereert met ons idee van het autonome zelf en het principe dat iedereen zelf mag bepalen hoe hij of zij wil leven.

Maar net als sport, onderwijs en cultuur kan ook religie een leerschool zijn, in dit geval om te leren reflecteren op zingevingsvragen. Wat is vrijheid? Wat zijn de grenzen van mijn verantwoordelijkheid? Hoe ga ik om met schuld?

Verwetenschappelijking maakt religie verdacht

Wetenschap en religie hebben een ongemakkelijke relatie. Religieuze mensen lijken immers te geloven in dingen die niet bestaan of tegen wetenschappelijke kennis indruisen. Voor een deel klopt dit, getuige bijvoorbeeld de fanatieke weerstand tegen de evolutieleer binnen sommige religieuze stromingen. Maar door religie enkel als onwetenschappelijk weg te zetten, gaat men voorbij aan het feit dat religies veeleer een manier voorstellen van omgaan met de vraag: wat doen wij hier eigenlijk?

Veel mensen deinzen terug voor een materialistisch en naturalistisch mens- en wereldbeeld waarin zij slechts de contingente uitkomsten zijn van talloze toevallige determinanten. Op die manier staat men niet in het leven. De morele basis van onze samenleving is van evident en alledaags belang, maar – evenmin als religie – louter gestoeld op wetenschap.

Bidden als een vorm van zelfreflectie, de pelgrimstocht als uitdaging

De reserves tegenover religie reflecteren het dominante klimaat van individualisme, liberalisme en wetenschappelijkheid. Religieuze geboden of rituelen zijn slechts acceptabel als onderdeel van een lifestyle, een vorm van zelfontplooiing. Bidden wordt dan een vorm van zelfreflectie, de pelgrimstocht een uitdaging en het Boeddhabeeld aan de vijver getuigt van een fijnzinnig en bewust gevoelsleven. Het andere perspectief dat religies hebben op deze wereld, het transcendente, is min of meer aan het oog onttrokken.

Wat daarbij ook buiten beschouwing gelaten wordt en misschien nog wel belangrijker is dan de vraag of er wel of niet een God bestaat, is dat religie bij uitstek gaat over de ander, over relaties, over de verbondenheid van mensen onderling en met de aarde als geheel. Wie is mijn naaste? Hoe verhoud ik mij tot mensen die ik niet begrijp of niet mag? Welke verantwoordelijkheid hebben wij als mensen ten opzichte van dier en natuur? Wanneer religie wordt verengd tot navelstaarderij of een soort particuliere wellness, is er geen sprake meer van religie.

Vragen blijven stellen is van levensbelang

Een ander punt is dat een maatschappij die steeds meer draait om empirische feiten en wetenschappelijke bewijzen, het risico loopt het vermogen te verliezen om te discussiëren over goed en kwaad. Het leidt bijvoorbeeld tot rechtspositivisme: een handeling is goed omdat het in de wet staat. Wat legaal is, is ook automatisch legitiem. Maar als enkel het strafrecht nog kaders stelt, gaat er toch echt iets mis.

Deze juridische kaders zijn namelijk enkel de uitdrukking van een morele consensus. Zodra we een gemeenschappelijke moraliteit verliezen, verliest het strafrecht dus ook zijn fundament en zeggingskracht. Juist in een sterk individualistische en cultureel diverse samenleving waarin niet langer één traditie als morele autoriteit optreedt, is het dan ook van levensbelang om vragen rond moraliteit te blijven stellen: Wie zijn ‘wij’? Waar staan ‘wij’ voor? Wat zijn de onderlinge verschillen en hoe kunnen we daarover in gesprek blijven?

De weerstand ten opzichte van religie is op diverse punten begrijpelijk. Maar religieuze tradities – net als filosofie, ethiek en andere niet-religieuze levensbeschouwingen – helpen mensen om zingevingsvragen te formuleren en beantwoorden, zowel op persoonlijk als op intermenselijk niveau. In een tijd waarin mensen steeds meer op zichzelf zijn teruggeworpen, lijkt dat geen overbodige luxe.

Ton Bernts is godsdienstsocioloog en publiceert over kerkelijke en religieuze ontwikkelingen, en over geestelijke verzorging. Liesbeth Jansen is theoloog en programmamaker bij Radboud Reflects. Daarnaast schrijft zij over de relatie tussen religie en liefde.

 

Foto: Ben White via Unsplash

Dit artikel is 9586 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (7)

  1. “Maar religieuze tradities – net als filosofie, ethiek en andere niet-religieuze levensbeschouwingen – helpen mensen om zingevingsvragen te formuleren en beantwoorden, zowel op persoonlijk als op intermenselijk niveau”

    Met deze centrale existentiële vragen zal religie en religieus denken nooit een randverschijnsel in de samenleving worden.
    Integendeel. In deze moderne tijden schreeuwt de mens om zingeving juist omdat de moderniteit (techniek?) de mens steeds meer terugdringt in een bastion van verlatenheid en de relatie met anderen steeds problematischer wordt.
    Wetenschap kan dit probleem wel signaleren maar niet oplossen. Wetenschappelijk denken gaat niet over God en kan daar ook geen vragen over beantwoorden.
    Religieus zijn wordt steeds minder in de instituties als kerken beleefd.
    Maar dat is nog niet het bewijs dat religie een randverschijnsel is geworden.

  2. Ten eerste is religie, ook in Nederland, gen (kleine) minderheid. Veel belangrijker is dat je voor alle door de auteurs opgeworpen verdiensten van religie, helemaal geen religie nodig hebt. Iedere levensbeschowuing volstaat. Dat mensen, conform Durkheim, een morele autoriteit nodig hebben om hun handelen aan af te meten is niet perse een pleidooi voor religie. Zoals gezegd, iedere vorm van nadenken over zingeving kan dit vervullen. Interessantere vraag lijkt mij waarom er in de (post)moderne samenleving zo’n enorme nadruk op individualiteit, authenticiteit en originaliteit ligt, terwijl mensen bijna nooit alleen willen zijn en altijd ergens bij willen horen. De vraag is ook of je religie, met alle bijkomende onverklaarbaarheden en instititionalisering, nodig hebt. De discussie over zingeving kan wellicht nieuwe en zinnigere paden inslaan als de religieuze mist is opgetrokken (nog afgezien van de alle praktische ellende die het gevolg is van eeuwenlange ruzies over wiens imaginaire vriendje het belangrijkst is).

  3. Op de één of andere manier moet ik sterk denken aan het Minnesotamodel. Hoe ze daar zijn omgegaan met de weerstand naar en God vervolgens een Hogere Macht zijn gaan noemen.

  4. Toch ‘vreemd’ dat het meestal één kant opgaat. Bv. abortus veroordelen tot hel en verdoemenis. Maar oorlog voeren, dat niet. Men is dan zelfs dan zo zijn verstand kwijt dat men die onmenselijkheid gaat “zegenen”. Begin daar maar eens aan. Lijkt mij het minimum.

    Religie is een rookgordijn dat het zicht op de werkelijke problemen belemmert.

  5. ‘Wetenschap en religie hebben een ongemakkelijke relatie’

    ‘Vanuit de nog recente historie in eigen land en in het licht van diverse religieuze praktijken wereldwijd is het niet bepaald verwonderlijk dat religie vaak wordt geassocieerd met autoriteit en paternalisme’

    Paternalisme zit niet geworteld in de religie zelf maar is het gevolg van het gegeven dat de mens geëvolueerd is uit een dier waarin het mannelijke dominant is geweest. Onze instincten zijn patriarchaal. Uit dit dier heeft zich ook de taal ontwikkeld met als gevolg dat de taal zelf patriarchaal is. Wat niet is geëvolueerd, is niet, er is dus ook niet zoiets als de taal van de vrouw.

    In de evolutie is een kenmerkend verschil tussen het mannelijke en het vrouwelijke. Om het eigen nageslacht veilig te stellen, heeft het mannelijke de dominantie over het vrouwelijke nodig, hij dient het vrouwelijke te monopoliseren. Andersom, als het vrouwelijke dominant is, heeft het vrouwelijke het mannelijke niet nodig, ze is immers zelf brenger van het nageslacht, het mannelijke is slechts nuttig als zaaddonor en kan eventueel ingezet worden voor hand en spandiensten.

    Een vraag die ik mij lang geleden heb gesteld is hoe het kan dat de mens zich fundamenteel buiten de natuurlijke orde opstelt? Volgens de Verlichtingsidealen schijnt dit ook zeer ‘wetenschappelijk’ te zijn. De absolutie tegenstelling tussen denken en natuur, het denken als objectief observant dat een logisch punt in de ruimte inneemt dat de natuur onderzoekt en zelf geen plaats meer heeft in de natuur. Is het niet veel logischer door de ogen van de natuur te kijken? Een uitspraak vorige week galmt nog na door mijn gedachten; ‘de natuur heeft niets te willen’, de tirannie van het denken over de natuur.

    Het mannelijke, representant van de geest, heeft een niet bestaande entiteit nodig om de dominantie over het vrouwelijke te verwerven, want als er al sprake is van geest, dan is dat de natuur zelf. Het mannelijke als de grote zwendelaar van de evolutie. Een zwendel dat voortleeft in de bestaande levende wetenschappen waarin de dualiteit tussen lichaam en geest geheel en al intact is gebleven. Het probleem is dan ook niet dat religie onwetenschappelijk is, maar andersom, de wetenschap verdomd religieus! Menswetenschap is protowetenschap en nog lang geen volwaardige wetenschap.

    Misschien hebben we wel een beetje religieuze verlichting nodig om ons te bevrijden van een paternalistische en autoritaire wetenschap, de verlichting kan echter nooit komen van de bestaande en gevestigde religies, immers, wetenschap en religie spreken hier dezelfde taal, vanuit dezelfde instincten, dat de wil wil opleggen aan de scheppende natuur.

  6. Een reactie vanuit een Christelijk standpunt.

    “Wetenschap en religie hebben een ongemakkelijke relatie. Religieuze mensen lijken immers te geloven in dingen die niet bestaan of tegen wetenschappelijke kennis indruisen.”

    Dat hangt er vanaf hoe wetenschap wordt benaderd. Het feit dat planten uit cellen bestaan is nog geen bewijs dat God niet bestaat. Daarnaast hoeft de evolutietheorie niet uitgesloten te worden, maar daarbij moet wel gezegd worden dat de evolutietheorie het bestaan van het leven niet kan verklaren en dat evolutiebiologen dit mysterie ook niet proberen op te lossen (bron: Scientas). In een rechtzaak wordt met bewijsmateriaal gewerkt van getuigen. Daarmee wordt bewezen dat iemand schuldig wordt verklaard. Zo kunnen getuigenschriften uit de bijbel ook als bewijs worden gezien. Het idee dat geloven in God en Jezus betekent dat je blind gelooft in het Goddelijke is achterhaald. Als Jezus daadwerkelijk de zoon van God is, dan is het ook aannemelijk dat hij wonderen kan verrichten, toch? Anders kan iedereen claimen de Messias te zijn. Mensen kunnen geen wonderen verrichten, zo simpel als dat. Wonderen kunnen niet wetenschappelijk verklaard worden, dat klopt. Dus dat bewijst dat het van een “hogere macht” komt. Dat maakt een wonder geen sprookje, maar een bewijs. Als er nu iemand op aarde zou komen die zou zeggen dat hij Jezus is, maar hij kan dat op geen enkele manier bewijzen. Hij zegt alleen ‘je moet mij op mijn woord geloven.’ Dan geloof je dat toch niet? Ik niet tenminste, tenzij hij kan aantonen dat hij het daadwerkelijk is. Zo laat God telkens met bewijzen zien dat hij daadwerkelijk bestaat.

    “….Maar als enkel het strafrecht nog kaders stelt, gaat er toch echt iets mis.”

    Wat ik mij hierbij afvraag is het volgende. Als je niet gelooft in God, maar je wel duidelijk hebt dat het strafrecht te kort schiet als het gaat om moraal, dan betekent dat dus dat het moraal boven het recht staat, en het recht gevormd wordt uit dat moraal. Hoe komt het dat we ergens allemaal diep van binnen weten wat het juiste moraal is (los van of we daar naar handelen of niet) als niet iemand dat moraal heeft bepaald? Als we waren geboren uit toevalligheden dan is het moraal ook slechts een toevalligheid, toch? Dan is het mijn mening tegenover die van jou? Dat is de basis van het uitsluiten van bepaalde groepen, zoals de Joden in de Tweede Wereldoorlog.

    “…in onze Nederlandse samenleving bestaat een min of meer algemene weerstand tegen autoriteit, in vrijwel iedere context, en hebben we de eigen keuze heilig verklaard.”

    Hier ben ik het helemaal mee eens, dat maakt het voor mij ook lastig om er voor uit te komen dat ik Christen ben. Het is niet dat ik vrijheid inlever omdat ik Christen ben. In tegendeel: ik voel mij juist vrij. Bij het Christendom (en dan met name bij de kerk) denken mensen aan regels en dogma’s, maar de samenleving zit ook vol met (ongeschreven) regels. Als je politiek linksgeörienteerd bent en hoogopgeleid dan moet je bewust leven, mindfull zijn, veganistisch eten, je koffie scoren bij een hippe tent op de hoek, en vooral niet geloven in God, enz. Dit is natuurlijk uitvergroot, maar elke subcultuur heeft zo zijn eigen (ongeschreven) regels. Ik geloof ook dat de kerk vooral vol zit met regels en dat dat de kracht van het Christendom wegneemt op het moment dat het voorbij gaat aan de bijbel en de regels op zich zelf gaan staan.

    Als laatste wil ik zeggen dat ik, omdat ik christen ben, geen haar beter ben dan jullie, en dat wil ik ook helemaal niet met mijn verhaal zeggen. Alleen dat er meerdere manieren zijn om naar religie te kijken, en dat wetenschap het bewijs van God niet uitsluit, maar in mijn ogen juist het bewijs voor God juist vergroot.

    Fijne dag!

  7. @ Marjan,
    Moraal hoeft geen toevalligheid te zijn .
    Het lijkt mij eerder een gevolg van evolutie.
    Een soort heeft meer kans op voortbestaan, als de individuen aardig, eerlijk, zorgzaam behulpzaam, schuldbewust enzovoort zijn. Een mens wordt niet zonder moraal eboren, denk ik.
    Een deel kan opvoeding zijn, straffen en belonen etc.
    Een eencellige heeft geen moraal.
    Amoreel gedrag wordt misschien veroorzaakt door angst, honger en wellust?
    Zomaar wat hersenspinsels van iemand die niet in God gelooft, maar wel gelooft dat wij heel weinig weten en niet alles kunnen begrijpen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *