Geen verjonging en verharding jeugdcriminaliteit, toch zorgen

De jeugdcriminaliteit neemt al jaren af. Toch blijft een heel kleine groep zorgen baren. Zij plegen routineus vermogensdelicten met soms bruut geweld. Emeritus hoogleraar Ido Weijers pleit ervoor met een doordachte aanpak hun criminele routine te stoppen.

In de media verschijnen regelmatig berichten die de indruk wekken dat de jeugdcriminaliteit momenteel sterk toeneemt (zie Weijers, Ferwerda, & Roks, 2021). Het lijkt erop dat steeds meer jongeren op steeds jongere leeftijd in de serieuze criminaliteit belanden en niets ontziend overvallen plegen en geweld gebruiken. Soms wordt zelfs gesproken van een nauwelijks meer te beheersen probleem.

Een dergelijk beeld is echter volstrekt misplaatst. Precies het omgekeerde is het geval. Er is juist al jarenlang sprake van een spectaculaire afname van de jeugdcriminaliteit. Vast staat dat de criminaliteit sinds 2007 over de hele linie van jong tot oud sterk is afgenomen (Van der Laan, 2022). Volgens alle beschikbare bronnen is de criminaliteit van jongeren de afgelopen jaren zelfs nog harder gedaald dan de criminaliteit door volwassenen.

Het eerste politiecontact ligt nog steeds gemiddeld rond de vijftien jaar

Overall is de situatie veiliger geworden vergeleken bij eind vorige eeuw, zoals politiechef Frank Paauw (AT5, 2020) enige tijd geleden benadrukte wat betreft de veiligheid in de hoofdstad.  Toch horen we de laatste jaren, ook van de kant van politie en burgemeesters, ernstige zorgen over jonge daders. Die zorgen betreffen meestal twee fenomenen: ‘verjonging’ en ‘verharding’ van de daders. Zo waarschuwde Frank Paauw ondanks zijn geruststellende boodschap wat betreft de toegenomen veiligheid in Amsterdam tegelijkertijd voor bendevorming onder de jeugd.

Geen aanwijzingen dat daders jonger en harder worden

In z’n algemeenheid worden degenen die crimineel gedrag vertonen echter niet steeds jonger en ‘stappen ze niet in met steeds zwaardere delicten’. Als weinig andere landen beschikken we in Nederland over een enorme hoeveelheid cijfers en analyses van deze cijfers. In die cijferoverzichten zijn geen aanwijzingen te vinden voor de gedachte dat de daders in het algemeen jonger worden. In de afgelopen tien jaar is het aantal zeer jonge daders – twaalf tot en met veertien jaar – volgens de politieregistraties zeer fors gedaald van ruim 11.000 naar ruim 4500 (Verweij et al., 2021).

Minstens zo belangrijk is dat het eerste politiecontact nog steeds gemiddeld rond de vijftien jaar blijkt te liggen. Gemiddeld zijn de huidige minderjarige first offenders zelfs net iets ouder dan in de voorgaande tien jaar. Ten slotte blijkt het eerste geregistreerde delict bij deze leeftijdsgroep niet zwaarder te zijn geworden.

Hoe zit het dan met die verharding? Wat moeten we daaronder verstaan? Waar moeten we ons nu precies zorgen om maken? Als we naar deze onderzoeksuitkomsten kijken, moeten we concluderen dat de huidige zorgen geen betrekking kunnen hebben op de algemene tendens, want die is duidelijk positief. Dus moeten die zorgen waarschijnlijk gaan om uitzonderingen – relatief kleine, afwijkende ontwikkelingen die dwars tegen die algemene positieve tendens ingaan.

Toch zijn er zorgelijke trends

Als we nog eens nauwkeurig naar de cijfers kijken dan zien we inderdaad enkele negatieve trends. En die trends vragen om speciale aandacht en vereisen een doordachte eigen aanpak. Dat betreft allereerst de zogenoemde high impact crimes (HIC), zoals straatroof, woninginbraak, overvallen en ernstig geweld, die ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers, hun directe omgeving en de maatschappij als geheel.

Sommigen schuwen allerminst bruut geweld

Onderzoek laat zien dat bij ongeveer één op de vijf overvallen in Nederland een minderjarige dader betrokken is (Beijersbergen, Blokdijk, Weijters, 2018). Hier zien we scherp de contradictie waarop zojuist werd gewezen. Overall is het aantal overvallen op winkels en restaurants de laatste jaren flink afgenomen. Tegelijkertijd komt uit nadere analyse een verontrustend feit naar voren dat daar dwars tegen ingaat: het aantal aangehouden verdachten van dergelijke misdrijven tussen de elf en zestien jaar blijkt juist omhoog gegaan.

Minstens zo verontrustend is het feit dat de kleine groep ernstige jonge daders, die zich onder meer schuldig maakt aan HIC-delicten, geheel tegen de dominante positieve trend in de afgelopen jaren niet in omvang is afgenomen, maar juist constant is gebleven. De recidive onder deze jeugdigen is de afgelopen jaren zelfs licht gestegen (Weijters, Verweij, Tollenaar, Hill, 2019).

Die doen dit allang niet meer om het experiment en de kick

Genoemde contradictie zien we ook als we als we kijken naar de ontwikkeling onder de zeer actieve jongvolwassen (achttien- tot en met vierentwintigjarige) veelplegers. Dat waren er enkele jaren geleden nog maar rond de duizend, terwijl dat er begin deze eeuw ruim twee maal zoveel waren (Beerthuizen, Tollenaar, Van der Laan, 2017). Deze jongemannen pleegden overwegend vermogensmisdrijven zonder geweld. Onder hen werd de laatste jaren echter, behalve een lichte toename van vernieling, lichte agressie en openbare orde-feiten, ook een vergelijkbare lichte toename van gewelddadige feiten geconstateerd.

Criminele routine van veelplegers stoppen

Het is met name deze laatste groep waar de zorgen over bestaan bij politie en gemeentebestuurders: jongvolwassenen en minderjarigen, die maar doorgaan. Ze plegen overwegend vermogensdelicten, maar sommigen schuwen allerminst bruut geweld. De overgrote meerderheid van de jeugd die over de schreef gaat komt een, twee of hooguit drie maal met de politie in aanraking vanwege een typisch jeugddelict, zoals vechten, iets jatten op school of iets kleins pikken uit de supermarkt. Een zeer klein aantal jongeren gaat veel en veel verder. Die doen dit allang niet meer om het experiment en de kick of omdat ze niet achter willen blijven bij de groep, maar routineus als manier om snel inkomsten te verwerven.

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze jonge recidivisten zo snel mogelijk stoppen met hun criminele routine? Voor een vruchtbare aanpak blijkt het cruciaal om onderscheid te maken naar de ontwikkelingsfase waarin de bewuste jongere zich bevindt. Vindt hij het allemaal best en is hij helemaal niet van plan om te stoppen? Twijfelt hij en wil hij niet eindeloos op dit pad doorgaan, maar ziet hij geen ander perspectief? Of zet hij al echte stappen in een andere richting en valt hij af en toe nog eens terug? Uit ons jarenlange onderzoek naar deze specifieke groep van jonge criminele routiniers komt naar voren dat elk van deze verschillende fasen richting stoppen met criminaliteit een eigen aanpak behoeft, afgestemd op de motivatie van de jongere (Weijers, 2022).

Ido Weijers is pedagoog en emeritus hoogleraar Jeugdrechtspleging. Op 29 september vindt er in Amsterdam een congres plaats waar zijn nieuwe boek Kansen bieden, kansen pakken. De aanpak van jonge veelplegers – wordt gepresenteerd

 

Foto: duncan ce (Flickr Creative Commons)