Helpen van ouderen met een wens om te sterven moet mogelijk worden

Aanstaande dinsdag velt de rechtbank vonnis in de zaak Heringa. Zij staat voor een lastige opgave. In Nederland is euthanasie en hulp bij zelfdoding bij wet geregeld, maar ouderen die lijden aan een voltooid leven vallen daarbuiten. Dat vraagt om een oplossing. Het helpen van ouderen met een wens te sterven moet wettelijk mogelijk worden.

De wettelijk regeling van euthanasie is niet in alle landen zo, maar nu Nederland deze weg is opgegaan, dienen alle vragen met betrekking tot hulp bij zelfdoding binnen het wettelijk kader een moreel verantwoorde en breed gedragen oplossing te kunnen krijgen. Eén specifieke categorie vragen lijkt in het huidige kader daarbuiten te vallen. Het betreft de vraag van oude mensen die hun leven voltooid achten, daaraan lijden en kenbaar maken een vaste, gefundeerde en autonome wens te hebben om te mogen sterven. De vraag om hulp die van deze mensen uitgaat, leidt bij de huidige interpretatie van de wet tot een ernstig en onoplosbaar moreel dilemma, zowel bij degene die de vraag stelt als bij degenen tot wie ze wordt gericht.

Onbegrepen en ‘mishandeld’ als de wens tot levensbeëindiging wordt ontkracht

Voor ouderen met een vastbesloten doodswens is autonomie meer dan een recht op vrije keuze en controle. Hun wens tot sterven is verweven met een existentieel-(levensbeschouwelijk) commitment dat ze in heel hun leven hebben omarmd en dat vergroeid is met een visie op humaniteit en waardigheid die voor alle uitingen van hun leven geldt. Het gaat tegen hun diepste levensgevoel en levensovertuiging in om bij het sterven daarvan af te wijken. Vandaar dat juist deze mensen zich niet alleen onbegrepen maar ook ‘mishandeld’ voelen wanneer hun inzicht dat hun leven is voltooid en hun weloverwogen en vrijwillig besluit om het te beëindigen, wordt ontkracht.

Deze ervaring wordt nog verder gevoed door het feit dat menige ouder zich vertrouwd heeft gemaakt met de idee dat ook het bewust beëindigen van het eigen leven tot de opgave van een humaan menselijk bestaan kan behoren. Mensen die zich tijdens hun leven hebben laten leiden door hun weloverwogen keuzen en beslissingen, zoeken naar een ars moriendi die daar bij aansluit.

Sterven heeft ook een sterk relationele dimensie

Sterven heeft naast deze persoonlijke ook een sterk relationele dimensie. Niet alleen ons leven, ook ons sterven delen we met belangrijke naasten. Onze identiteit is ook altijd relationeel: zij wordt in aanwezigheid van en met anderen ontwikkeld en bewaard. Het zoeken naar een ars moriendi als uitdrukking van de eigen identiteit betekent daarom ook de intense betrokkenheid van naasten in dat proces. Zij herkennen immers hoezeer een doodswens bij iemand hoort.

Dat maakt echter tegelijkertijd ook duidelijk waarom juist degenen die nauw betrokken zijn bij het leven van oudere mensen met een doodswens, in een buitengewoon moeilijke en vaak ook pijnlijke situatie terecht komen. De naasten ervaren dat ze de persoon in kwestie juist daarin niet alleen mogen laten. Niet de vraag óf maar wélke hulp en zorg daarbij past, komt dan op.

Betrokkenheid leidt tot morele verscheurdheid

Het is deze intense betrokkenheid bij de ouder die de naaste in een situatie van morele verscheurdheid kan brengen. Immers de doodswens van de ander is niet gemakkelijk te dragen, maar tegelijkertijd wil men de ander ook niet alleen laten met zijn besluit. Hoe meer iemand betrokken is, hoe sterker dit dilemma zal worden gevoeld. Wie daarin dan, na rijp beraad, de keuze maakt om te helpen, komt vervolgens voor het dilemma te staan dat in de huidige situatie het helpen zelf onvermijdelijk een keuze uit twee kwaden betekent. Hulp is strafbaar maar de ander alleen laten is moreel onverdraaglijk. In deze uiterste situatie van het leven blijkt scherp hoe hecht en authentiek de persoon met de hulpvraag en de naasten die daar niet van wegkijken, met elkaar verbonden zijn. Goed sterven vergt daarom dat van beide kanten dat het gebeuren als een daad van humaniteit moet kunnen worden beleefd.

Dit door velen ervaren complexe en gelaagde morele dilemma doet een dringend beroep op het recht en de wetgeving om voor deze specifieke situatie met een voorstel te komen waarin de ernst van het dilemma wordt onderkend en daarvoor een uitweg wordt geboden.

Zoeken naar een oplossing

Bij het zoeken naar een oplossing worden in Nederland momenteel globaal twee denkrichtingen gevolgd. Volgens de eerste weg worden argumenten aangevoerd om oude mensen met een ‘voltooid-leven-wens’ te laten vallen onder de criteria ‘ondraaglijk en uitzichtloos lijden’ die de wet aangeeft. Men pleit ervoor om deze ‘open normen’ zo te interpreteren dat ook ‘existentieel lijden’ daaronder kan vallen. De andere weg is om zelfdoding en hulp bij zelfdoding van oudere mensen met een voltooid-leven-wens in een aparte regeling onder te brengen (zie o.a. het burgerinitiatief Uit Vrije Wil).

Ons standpunt in deze is dat – welke wettelijke oplossing ook wordt gekozen – het helpen van mensen die ernstig lijden aan het leven binnen de wet mogelijk gemaakt dient te worden. Een wettelijke oplossing ligt het meest in de lijn van de aanpak die Nederland in deze materie heeft gekozen en die veel positieve resultaten heeft laten zien. Het is belangrijk in de huidige situatie de ernst, de inter-persoonlijke complexiteit en de gefundeerdheid van de vraag van oude mensen die lijden aan het leven in het oog te houden en de naasten daarmee niet alleen te laten. Er is meer aandacht nodig voor de dilemma’s waarvoor naasten van ouderen met een doodswens komen te staan nu de samenleving zelf daarvoor nog geen duidelijk wettelijk kader aanreikt.

Henk Manschot. Emeritus Hoogleraar Filosofie, Universiteit voor Humanistiek.

Marian Verkerk, Hoogleraar Zorgethiek, Rijksuniversiteit Groningen.