INTERVIEW Simon Vuyk: ‘De samenleving moet zelfs de meest verdorven geest vriendschap aanbieden’

Hoe krijg je mensen, of het nu grote of kleine criminelen zijn, weer op het rechte spoor? Torenhoge boetes uitschrijven, heel lang opsluiten? Criminoloog en onderzoeksjournalist Simon Vuyk pleit voor een positievere benadering: naast vergelding moet de samenleving veroordeelden ook vriendschap aanbieden. Beide partijen hebben er baat bij.

Simon Vuyk is behalve criminoloog en eindredacteur van het op misdaden gerichte tv-programma Peter R. de Vries ook de auteur van boeken over de vuurwerkramp in Enschede, de moord op Maja Bradarić en de verdwijning van Nicky Verstappen.

Van iemand die professioneel vooral met de donkere kanten van mensen te maken heeft, zou je niet snel verwachten dat hij vriendschap bepleit om de samenleving beter en veiliger te maken. En toch is dat wat Vuyk al jarenlang doet, bijvoorbeeld door Avonden van de Vriendschap te organiseren in buurthuizen in achterstandswijken.

‘In het veiligheidsdenken ligt de focus op het kwaad in de mens, maar dat maakt onze samenleving er niet veiliger op.  Dat ervaar ik als misdaadjournalist dag in dag uit. Daarom moeten we voor échte,  bestendige veiligheid ook leren kijken naar het goede in de mens. We moeten de mensen uit hun sociale isolement halen en ervoor zorgen dat ze er weer toe doen. Daarvoor is ‘vriendschap’ een wondermiddel. Daarin komen alle goede eigenschappen van de mens samen en een beter sociaal vangnet bestaat niet.’

Geen hippe buitenissigheid

Vuyk memoreert dat de Griekse filosoof Aristoteles (384-322 voor Christus) zo ongeveer de eerste was die het belang van vriendschap filosofisch onderkende. In zijn werk ‘Ethica Nicomachea’ schreef Aristoteles dat vriendschap ‘een vorm van optimaal functioneren is of hiermee gepaard gaat.’[i] Eeuwen later noteerde de Franse schrijver Michel de Montaigne ( 1533-1592) dat het gemeenschapsleven ‘zijn hoogtepunt en vervolmaking vindt in de vriendschap.[ii]

Denken vanuit vriendschap is met andere woorden geen hippe buitenissigheid, zegt Vuyk. ‘Wel nieuw is dat dit denken een steeds grotere uitdaging vormt voor de vooralsnog dominante opvatting dat de gerechtigheid en de veiligheid van de samenleving er vooral mee zijn gediend dat daders zo lang mogelijk worden opgesloten. Die opvatting is onjuist, repressie levert uiteindelijk louter verliezers op. Bovendien krijgt een samenleving met straffen alleen geen grip op de criminaliteit.’

Vuyk noemt de criminoloog en filosoof Marc Schuilenburg de grote promotor van positieve criminologie in ons land (zie hier, hier en hier). ‘Schuilenburg vindt dat er in het veiligheidsbeleid meer aandacht moet komen voor de goede eigenschappen die ieder mens heeft. Maar de eigenschappen die hij belangrijk acht voor positieve criminologie - verdraagzaamheid, saamhorigheid, zorg voor anderen- vind ik te abstract. We kunnen ons beter concentreren op vriendschap. Dat is immers de manier waarop we zouden willen samenleven, als vrienden.’

In elk mens huist iets goeds

Het idee van vriendschap, zoals door Vuyk gedefinieerd, gaat ervan uit dat in ieder mens wel iets goed huist. Door in één-op-één-relaties het goede op te sporen, kunnen we mensen (weer) op het rechte spoor krijgen. Het goede is óók te vinden bij daders die door de samenleving worden gezien als de personificatie van het kwaad zelve. Ook bij hen kan, zoals Vuyk het verwoordt, ‘de lam van hun persoonlijkheid het winnen van de wolf’.

Bij sommige daders is het moeilijk voor te stellen dat zij ook maar enig greintje van goedheid bezitten. Toch moeten we bij ook hen naar het goede zoeken. ‘Kort na zijn veroordeling tot twaalf jaar cel en tbs bezocht ik Mike J, de man die het meisje van Nulde om het leven had gebracht en die steevast in de top 5 staat van de meest verafschuwde daders ooit. In de loop der jaren heb ik J. meerdere malen bezocht om samen met hem te kijken naar hoe hij een nieuw, voor de samenleving en hemzelf veilig bestaan op zou kunnen bouwen. Als maatschappij zijn we verplicht hem daarbij te ondersteunen, omdat we nu eenmaal hebben afgesproken dat we álle gedetineerden in principe een perspectief op terugkeer bieden.’

Maak er een burgerplicht van

Perspectief bieden, zij het op een ander niveau, is ook wat staatssecretaris van Volksgezondheid Paul Blokhuis beoogt met zijn plan voor de 10 á 12 duizend dakloze en thuisloze jongeren. Vuyk: ‘Blokhuis hield bij de presentatie van zijn plan een heel theoretisch verhaal dat pas spannend werd toen de veiligheid aan de orde kwam. Dak- en thuisloze jongeren hebben namelijk niet alleen persoonlijk ellende ervaren, maar ook het nodige aan narigheid teweeg gebracht. Met hen moeten we, net als met Mike J. in een één-op-één-contact zoeken naar het goede in zichzelf.’

Oftewel: probleemjongeren moeten worden gezien en omarmd door mensen met wie ze een klik hebben. ‘Dan heb ik het dus niet over professionals die jongeren tegen betaling proberen verder te helpen en die, als ze dat niet lukt, de zorg daarvoor snel overdragen aan een collega. Dat werkt niet, je moet structurele en blijvende relaties opbouwen. Natuurlijk is een dakloze jongere geholpen met een dak boven zijn hoofd, maar er moet meer gebeuren.’

Vuyk denkt onder meer aan de koppeling van een jongere die het goed heeft met een dak- en thuisloze leeftijdgenoot die het minder goed getroffen heeft. ‘Door beide jongeren te stimuleren een beroep te doen op elkaars kwaliteiten, leer je ze om zich tot elkaar te verhouden en elkaar te ondersteunen. Ik ben ervoor om er een “burgerplicht van” te maken, maar wel op vrijwillige basis, zodat beiden er beter van worden.’

Vriendschap kost tijd en vereist vertrouwen

Vuyk is ervan overtuigd dat vriendschap oplossing biedt. ‘Laatst sprak ik een vijftiger die in zijn jeugd niet gezien werd en tot jarenlange gok- en cokeverslaving verviel. Een verslaving die hij bekostigde met allerlei kleine criminaliteit. Uiteindelijk kwam hij vanuit de Randstad in Twente terecht. Daar werd hij vriendschappelijk omarmd en is hij van zijn verslavingen afgekomen. Samen met een lotgenoot die ten slachtoffer was gevallen aan huiselijk geweld ondersteunt hij nu hele groepen mensen met wie het om allerlei redenen niet goed gaat. Die man was ooit een van de jongeren uit de doelgroep van Blokhuis. Hij was in beeld bij diverse instanties, maar nooit heeft iemand hem toen het gevoel gegeven dat hij ertoe deed en hem vriendschap aangeboden.’

Of het nu via buurtprojecten, huiskamers waar mensen elkaar ontmoeten of maatjesprojecten gebeurt, is niet zo belangrijk zolang mensen maar de gelegenheid krijgen om vriendschappen te sluiten. En dat kost tijd en vereist vertrouwen. Of zoals die grote antieke filosoof het al zei: ‘Volgens het spreekwoord kan men elkaar pas leren kennen, als men eerst de bekende hoeveelheid zout heeft gegeten. En zij kunnen elkaar dus niet eerder als vriend accepteren en voor elkaar vrienden zijn, tot het moment dat zij elkaar hebben laten zien dat ze werkelijk de vriendschap waard zijn en vertrouwen in elkaar hebben.’[iii]

Vuyk ziet het als zijn grote opgave om beleidsmakers te overtuigen van de maatschappelijke waarde van vriendschap voor het veiligheidsbeleid. ‘Beleidsmakers spreken veel over “samenkracht.” Nou, vriendschap is het toppunt ervan!’

Jan van Dam is freelance journalist en redacteur bij Sociale Vraagstukken

 

Noten:

[i] Aristoteles, Ethica Nicomachea, pag. 385, in vertaling van Charles Huppert en Bartel Poortman, Damon, Budel, 2005

[ii] Michel de Montaigne, De Essays, pag. 243, vertaald door Hans van Pinxteren, Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2005

[iii] Aristoteles, Ethica Nicomachea, pag. 393, in vertaling van Charles Huppert en Bartel Poortman, Damon, Budel, 2005