Het onrecht dat heet: een vegetarisch restaurant zonder vlees

Volgens sommige statistieken neemt de vleesconsumptie in Nederland af. Andere statistieken geven aan dat er nog weinig reden is voor optimisme. Toch wanen sommige fervente vlees-eters zich blijkbaar reeds een bedreigde diersoort. Ze vrezen de opmars van de vegetariër, hoe klein en langzaam ook.

Steeds vaker hoor ik van vegetariërs dat ze worden geconfronteerd met een nieuw argument dat de vegetariër in diskrediet moet brengen en de fervente vlees-eter moet etaleren als uitgerust met een groter gevoel voor rechtvaardigheid en fairness dan de vegetariër.

Dit argument luidt dat men in ‘gewone’restaurants wél iets vegetarisch op het menu zet, maar dat men in vegetarische restaurants vergeefs zoekt naar het vleesgerecht. Een variant op dit argument is dat ‘wij vlees-eters’ wel rekening (moeten) houden met de vegetariër tijdens de barbecue maar dat de vleeseter op vegetarische barbeques ‘alleen maar gebakken champignons te eten krijgt’.

Met andere woorden: daar waar de vleeseter tolerant is en rekening houdt anderen, daar is de vegetariër een totalitaire despoot die dat niet doet. Met nog andere woorden: als de vegetariër mocht denken moreel beter te zijn dan de fervente vleeseter, dan zit hij verkeerd. De fervente vleeseter is moreel beter, want uitgerust met een groter gevoel voor rechtvaardigheid: de fervente vleeseter houdt rekening met de vegetariër maar andersom: ho maar!

Doortrapt argument

Omdat dit argument zo doortrapt is, permitteer ik het mezelf even de handschoenen uit te doen om deze claim op morele superioriteit met de blote vuist te lijf te kunnen gaan.

Om te beginnen moeten we dan constateren dat de fervente vleeseter volledig de context ontkent waarin zowel hij als de vegetariër leven of moeten leven. Het is zeker niet zo dat we in een samenleving leven die neutraal is ingericht op de keuze om wel of geen vlees te eten. We leven in een wereld die voor 99,5 procent is ingericht op de wensen van de vleeseter.

In tegenstelling tot wat de fervente vleeseter mag denken: er wordt bijna geen rekening gehouden met de vegetariër in normale restaurants. Het vegetarisch alternatief is daar meestal een schaamlap die moet voorkomen dat de vegetariër maar liever naar huis gaat dan ‘gezellig’ mee uit eten. De keuze bestaat bijna altijd uit een kant en klare vegetarische lasagne of die eeuwige geitenkaas salade. In supermarkten staan de vitrines vol met in stukjes gehakte dode dieren nog altijd in schril contrast met het plankje vega-producten.

Er zijn ook nog legio restaurants waar je als vegetariër niets te zoeken hebben: bistro’s, kebabzaken, visrestaurants en noem maar op. En dat gewone restaurants ‘tegemoet komen aan’ de vegetariër is niets meer dan een reactie op een vraag uit de markt. Hetzelfde geldt trouwens voor de vegetarische restaurants; ook zij zijn een reactie op een vraag uit de markt. Wanneer een groep vegetariërs uit eten gaat, zoekt ze uiteraard een plek waar ze eindelijk eens wat te kiezen hebben op de menukaart. Wie wordt hier eigenlijk onrecht aangedaan?

Mijn eerste argument is dus dat de fervente vleeseter de feiten onjuist weergeeft.

Fervente vleeseter met moreel superioriteitsgevoel

En dan nu een salvo ongezouten normatieve argumenten die ik graag afvuur op dezelfde fervente vleeseter met moreel superioriteitsgevoel. (1) Het recht om een moreel oordeel te mogen vellen veronderstelt dat de morele capaciteiten adequaat zijn ontwikkeld. Door de feiten onjuist weer te geven laat de fervente vleeseter zien niet over deze capaciteiten te beschikken. Het recht op morele superioriteit is dus misplaatst.

(2) Het feit dat de fervente vleeseter al begint te piepen over onrecht bij het eerste vegetarische restaurant en één vleesloze barbeque per jaar, terwijl de vegetariër altijd moet soebatten en compromissen sluiten wanneer deze met anderen uit eten gaat, geeft aan hoe intolerant en kleingeestig de fervente vleeseter eigenlijk is. Het beroep op morele superioriteit wordt al maar misplaatster!

(3) Wie claimt een groot gevoel voor rechtvaardigheid te hebben, moet weten en aanvoelen dat het per definitie onrechtvaardig is om minderheden te behandelen alsof ze gelijk zijn aan de meerderheid. Niets is onrechtvaardiger dan een samenleving waarin ongelijkheid en structureel onrecht bestaat, terwijl iedereen op een legalistische manier als gelijke wordt beschouwd. Dit was al een rechtsprincipe in de Middeleeuwen! Als er dus al een basis was voor superioriteit, wordt deze nu wel super klein.

(4) En last but not least, als we dan een moreel debat aangaan (laten we wel wezen, de fervente vleeseter is hiermee begonnen), dan lijkt het mij dat de fervente vleeseter met zijn geweldige rechtvaardigheidsgevoel wel eens mag kijken naar het onrecht dat dieren, met name in de bio-industrie wordt aangedaan. Ik gun elke vleeseter zijn morele superioriteit tegenover de vegetariër, als deze zijn eigen moraliteit dan ook in al zijn activiteiten, serieus neemt. Vleeseten is namelijk niet moreel te rechtvaardigen, zeker niet gelet op de hedendaagse productiewijze en de hoeveelheden waarin vlees tegenwoordig wordt verorberd.

Stukje morele psychologie

Graag sluit ik af met een stukje morele psychologie. Men kan de vraag stellen: waarom heeft de vleeseter telkens de behoefte de vegetariër in de hoek te zetten? Telkens ja, want vroeger waren er andere argumenten. Wanneer de fervente vleeseter er namelijk achter komt dat iemand vegetariër is, was en is de reactie die van een Pavlov-achtige aard: ‘hoe zit het dan met je leren schoenen of met die leren tas?’

In deze o zo onschuldige vraag zit precies dezelfde claim verborgen: jij vegetariër claimt dan wel een beter mens te zijn door geen vlees te eten maar je bent niet consequent en dus hypocriet, en dus ben ik, fervente vleeseter, eigenlijk een beter mens dan jij. Want ondanks al mijn fouten ben ik tenminste niet hypocriet en hypocrisie is de allerergste ondeugd.

Vanwaar die behoefte om de vegetariër in de hoek te zetten?

Waarom die behoefte? Hoewel de vegetariër geen vegetariër is om de vleeseter de les te lezen (maar omdat hij het onrecht dat dieren wordt aangedaan niet kan verdragen), denk ik dat de fervente vleeseter zich toch betrapt voelt. Onbedoeld doet de vegetariër een moreel appèl op de vleeseter. Mensen kunnen een dergelijke appèl heel moeilijk verdragen. Daar moet fel op worden gereageerd. Dat moet onschadelijk worden gemaakt door aan te tonen dat iedereen even slecht en immoreel is.

De filosoof Kant zegt hierover dat wij mensen altijd proberen iets te vinden wat ons de last van het morele appèl doet verlichten; één of andere smet die ons schadeloos stelt.

Ik maak deze opmerking over morele psychologie niet om de vleeseter verder te kunnen nawijzen. Ik zeg het omdat het voor mij een geruststelling is: wie zich betrapt voelt, heeft het hart nog op de juiste plaats. De kans is dus groot dat de fervente vleeseter over een aantal jaren zich samen met zijn flexitarische en vegetarische vrienden afvraagt hoe hij of zij anno 2019 nog zoveel en zo vaak vlees kon eten.

Wim Dubbink is hoogleraar ethiek van bedrijf en organisatie aan de Universiteit van Tilburg.

 

Foto: Yelp Inc. (Flickr Creative Commons)