Informele zorg 3.0. Schuivende panelen en een krakend fundament

Op dit moment zorgen ongeveer 2,6 miljoen Nederlanders voor mensen in hun nabije omgeving. Daarnaast zijn er nog zo'n 300.000 tot 450.000 vrijwilligers actief in de zorg. De politiek gaat er van uit dat deze aantallen best nog wat kunnen groeien. Maar dat is niet terecht.

Mijn stelling is dat er een sociologisch perspectief in het huidige beleid ontbreekt. Op korte termijn krijgen we te maken met een nieuwe generatie: de informele zorgers 3.0. Deze generatie is geboren na de tweede wereldoorlog. Het zijn de zogenaamde ‘babyboomers’, opgegroeid in tijden van individualisering, groeiende welvaart en een sterk ontwikkelde verzorgingsstaat. Zij krijgen niet alleen te maken met een veel zwaardere en langdurige zorgvraag dan vroeger. Ook verschilt deze generatie in de bereidheid en de mogelijkheid om langdurig informele zorg te verlenen. Dat wordt duidelijk als we naar de volgende overwegingen voor het geven van (mantel)zorg kijken.

Wat is er nodig?

Hoeveel en welke zorg zal er in de komende jaren nodig zijn? Veel, heel veel, langdurige en complexe zorg. Vooral het aantal oudste ouderen zal toenemen. Door de sterke groei van het aantal 80-plussers neemt zowel het zorggebruik onder thuiswonende ouderen als het gebruik van intramurale zorg toe. Dankzij de sterk ontwikkelde medische zorg blijven ouderen lang in leven. Er is dan ook een sterke groei te verwachten in het aantal personen met ernstige en langdurige multiple gezondheidsproblemen.

Wat wil ik doen?

Babyboomers willen best zorgen, maar niet als enige activiteit, en zeker niet als de levenstaak, die het voor sommigen in de eerdere generaties was. Ook komt de zorg voor vrienden soms vóór de zorg voor familie. Dat heeft te maken met complexere familiestructuren en nieuwe relatievormen. De vanzelfsprekende verantwoordelijkheid van eerdere generaties mantelzorgers is losser geworden. Hoe verantwoordelijk voelt men zich voor de zorg van de ex‐partner als deze op oudere leeftijd nog steeds alleen is of voor stiefgrootouders? Niet alleen sociale relaties veranderden. Babyboomers, en de generaties na hen, zijn grootgebracht in de tijd dat persoonlijke ontwikkeling voorop stond. Zowel een carrière, als een gezin, vrienden, zelf te besteden tijd en vrijwilligerswerk vragen de aandacht. Deze generatie hecht eraan om op alle sociale domeinen actief te blijven. Dus ook op het werk, de golfbaan en in het vrijwilligerswerk.

Wat kan ik doen?

De beschikbaarheid van mantelzorgers en vrijwilligers wordt beperkt doordat iedereen steeds langer zal moeten werken. En als men dan met pensioen gaat, staat zowel de zorg voor de kleinkinderen als voor de ouders voor de deur. Met de verminderde beschikbaarheid van kinderopvang, een grotere arbeidsparticipatie van vrouwen, en een toename in de behoefte aan zorg voor oude ouders, is de beschikbare tijd voor vrijwilligerswerk mogelijk vergeven. Er ontstaat een sociaal dilemma dat een van de grootste nieuwe sociale risico’s voor onze samenleving wordt: de concurrentie tussen arbeid, vrijwilligerswerk en mantelzorg.

Naast tijd speelt de eigen capaciteit ook een rol. Als mantelzorgers zelf oud worden en gezondheidsproblemen ervaren, wordt het verlenen van mantelzorg ook beperkt. Ook de factor afstand laat zich gelden: de geografische spreiding binnen families is groter dan in eerdere generaties. De generatie 3.0 is daardoor minder goed toe in staat fysieke hulp te geven.

Zorgvraag neemt toe, maar bereidheid te zorgen verandert

De bijdrage van de babyboomers, en waarschijnlijk ook van de generaties na hen, aan het leveren van informele zorg in de komende tien tot twintig jaar zou wel eens wat minder groot kunnen zijn dan ramingen van o.a. het SCP nu aangeven. Terwijl de zorgvraag toeneemt, wordt de bereidheid om te zorgen minder vanzelfsprekend en krijgt deze generatie met meer tijd- en capaciteitsrestricties te maken dan bij eerdere generaties het geval was. Zullen zij minder uren zorg verlenen? Waarschijnlijk wel. Zullen zij binnen het palet aan zorgvormen vooral minder uitvoerende vormen van zorg verlenen? Dat is zeker mogelijk. Rekening houden met de kenmerken van deze nieuwe generaties zorgers is dus wel het minste wat het beleid kan doen. Zijn er oplossingen? Misschien, ik wil er in ieder geval één aan u voorleggen: het delen van de zorg.

Delen van de zorg

De komende 3.0 generatie informele zorgers heeft in ieder geval ook één heel groot voordeel: ze zijn met veel! Als meer mensen een beetje zorg verlenen, kan het volume van informele zorg hetzelfde blijven en wellicht zelfs toenemen.

We kunnen dit delen van de zorg met andere mantelzorgers, vrijwilligers en professionele helpers ondersteunen. Ik wil een aantal concrete aanbevelingen doen voor het realiseren en functioneren van deze zorgnetwerken. Allereerst kan de zorgbehoevende zelf aangesproken worden. Voor niemand van ons kan een langdurige zorgvraag nog als een verrassing komen, organiseer dus niet alleen je pensioen maar ook je zorgnetwerk op tijd!

Dan de mantelzorger. Naar mijn mening moet geen enkele mantelzorger, en zeker partners niet, het zorgproces in zijn of haar eentje aangaan. Zodra duidelijk is dat een partner of een ouder de diagnose krijgt van gezondheidsproblemen met een langdurig zorgtraject, zouden de oudere hulpbehoevende en de directe familie bijeen moeten komen om te bespreken hoe het traject met zijn allen in te gaan. Naast het verlenen van praktische en verzorgende hulp is de organisatie van de zorg een belangrijke nieuwe taak voor deze mantelzorger.

Ook professionele zorgverleners moeten een omslag maken: waar men gewend was de zorg vanuit de eigen deskundigheid en naar eigen inzicht te verlenen aan de zorgbehoevende, wordt men steeds meer geacht zorgverlening af te stemmen met mantelzorgers. Dit vraagt om het afstemmen van verwachtingen, hernieuwde communicatiemethoden (zorg‐op‐afstand), aan te leren vaardigheden (‘relationele competentie’) en flexibiliteit in samenwerking.

Naast de professionele verzorgenden moeten ook de zorgorganisaties (intra‐ en extramuraal) zich heroriënteren op samenwerking met mantelzorgers. Daar is scholing en training voor nodig. Dan ligt er een rol voor arbeidsorganisaties om de combinatie van arbeid en mantelzorg te faciliteren. Nu al combineert 70 procent van de mantelzorgers de zorgtaken met een betaalde baan, en dat zal alleen nog maar toenemen.

Op beleidsgebied zijn de eerste stappen gezet voor de ondersteuning van het delen van de informele zorg, maar het kan nog beter. Zo moet de inzet van professionele zorg niet zuiver op de aanwezigheid van mantelzorg worden geïndiceerd maar moeten ook hier meerdere informele helpers betrokken worden. Daarbij is het van belang te beseffen dat mantelzorgers niet altijd de dagelijkse praktische hulp en verzorging kunnen bieden, maar wel een rol kunnen hebben in de organisatie van de zorg. Verschuif de panelen dus niet naar de uitvoering maar naar de organisatie van de zorg! Vergroot daarnaast de betrokkenheid van informele zorgers door hun mogelijkheden te verruimen. Het met voorrang plaatsen van ouderen in tehuizen in de nabijheid van hun kinderen, en het bouwen van eenheden voor echtparen in zorginstellingen, zorgt voor nabije mantelzorgers.

Het vergroten, tot slot, van de flexibele inzet van professionele zorg door ZZP'ers, PGB en particuliere alternatieven, geeft mantelzorgers mogelijkheden om de zorg zelf te organiseren en daar ook verantwoordelijkheid in te nemen, gegeven hun afnemende beschikbaarheid om de zorg zelf concreet te verlenen.

Dit is een samenvatting van de rede Informele zorg 3.0. Schuivende panelen en een krakend fundament  die prof. dr. M.I. Broese van Groenou heeft uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Informele zorg in gerontologisch perspectief, bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam op 28 juni 2012.

Foto: Bas Bogers

Dit artikel is 2188 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (5)

  1. Daar gaan we weer. Er bestaan ook mensen die vanaf hun geboorte ‘zorgbehoevend’ zijn, bijvoorbeeld verstandelijk beperkt, waar je allerlei gradaties in hebt. En er zijn mensen die niet bij geboorte maar op iets latere leeftijd voor de rest van hun leven ‘zorgbehoevend’ zijn geworden. Nog voor dat ze in staat waren om te begrijpen dat ze zelf iets moetsen organiseren voor het geval ze zorgbehoevend zouden worden. Hoe moet ik met die mensen in het achterhoofd deze zin lezen: “Allereerst kan de zorgbehoevende zelf aangesproken worden. Voor niemand van ons kan een langdurige zorgvraag nog als een verrassing komen, organiseer dus niet alleen je pensioen maar ook je zorgnetwerk op tijd!” De schrijver van de tekst zou er goed aan doen eens na te gaan welke verschillende zorgbehoeftes er bestaan en dan zijn mooie theorie, nog eens formuleren. Zelf ben ik samen met mijn echtgenote een 24 uurs mantelzorger en vrijwilliger en nemen we zorgtaken over van professionals omdat we onze zoon thuis verzorgen, in aanvulling op het dagverblijf waar hij naar toe gaat. Onze zoon kan nergens op aangesproken worden.

  2. Het wordt hoog tijd dat al die wijsneuzen ,zoals de heer Marges terecht stelt, zich eens echt gaan verdiepen en niet als vanzelf de totale goegemeente van Nederland over een kam scheren.Prof Guus Schrijvers heeft al in 2008 via een onderzoek getiteld Stille Kennis aangetoond dat patienten en gehandicatenorganisaties zeer waardevolle bijdragen leveren en aantoonbaar een grote meerwaarde hebben voor leden en de maatschappij.Als je vervolgens weet dat het Sociaal Cultureel Planbureau in een onderzoek van januari 2012 over ervaringen van mantelzorgers van mensen met een verstandelijke beperking heeft aangegeven dat de grenzen van ondersteuning meer dan bereikt zijn, is de reactie van de heer Marges alleszins begrijpelijk en terecht, vrind de hoogratelaar.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *