INTERVIEW ‘Broodfondsen zijn een succes, maar hoe komt dat dan?’

Met een terugtrekkende overheid pakken burgers het heft in eigen hand. Zoals ook bij de broodfondsen van zzp’ers. Eva Vriens promoveert op de vraag: hoe maak je een duurzaam broodfonds? ‘In principe zijn alle Nederlandse broodfondsen een succes. We weten alleen nog niet precies hoe dat komt.’

Wanneer gaan mensen samenwerken en hoe wordt die samenwerking duurzaam? Eva Vriens promoveert op deze vragen met betrekking tot broodfondsen. Broodfondsen zijn burgerinitiatieven waarbij zzp'ers samen zorgen voor een financieel vangnet als iemand van hen ziek wordt.

Vriens is nu anderhalf jaar bezig. Ze ondervroeg 5192 broodfondsleden van de 343 de Nederlandse broodfondsen en binnenkort gaat ze experimenten doen. Uiteindelijk hoopt Vriens antwoord te krijgen op de vraag: welke regels voor een broodfonds zijn nuttig voor het duurzaam bestaan? En hoe zorg je bij een burgerinitiatief voor vertrouwen en betrokkenheid?

Wat is zo fascinerend aan broodfondsen?

'Toen ik begon met dit project was ik niet zozeer geïnteresseerd in broodfondsen. Ik was geïnteresseerd in burgerinitiatieven. De laatste decennia zijn er heel veel soorten burgerinitiatieven ontstaan. Zorginitiatieven, kleinschalige woningcoöperaties, samen voedsel delen, energiecollectieven. Er lijkt ruimte te zijn ontstaan tussen de behoeften van burgers en dat wat de overheid voor burgers organiseert. De reactie op de terugtrekkende overheid is dat burgers zeggen: “Dan regelen we het zelf wel.” Ik vind dat heel boeiend.’

‘Broodfondsen zijn burgerinitiatieven. Van een groep zzp'ers voor wie de reguliere arbeidsongeschiktheidsverzekering geen (betaalbare) optie is, maar die wel enige inkomenszekerheid willen. In een broodfonds regelen ze dat onderling.

Wat broodfondsen zo fascinerend maakt voor de wetenschap is dat het veel groepen zijn die grotendeels opereren vanuit dezelfde principes. Ze zijn daardoor een soort natuurlijk laboratorium.’

‘Deze organisatorische overeenkomsten komen doordat ze allemaal ondersteund worden door één organisatie: de BroodfondsMakers. Zij hebben in 2006 het eerste broodfonds opgericht en vanaf 2011 helpen zijn andere groepen met het opzetten en onderhouden van hun broodfonds. De naam 'broodfonds' is door hun vastgelegd en mag alleen gevoerd worden als je bent aangesloten bij de BroodfondsMakers.’

‘De regels die ze de fondsen meegeven zijn dingen zoals dat het fonds minimaal twintig en maximaal vijftig deelnemers moet hebben. Die regels zijn intuïtief opgesteld en hebben zich min of meer bewezen door de tijd heen, maar het is nooit wetenschappelijk onderzocht. Daar kijk ik nu naar: welke regels en gewoonten hebben invloed op het succes van een broodfonds.’

Wat is een broodfonds?

Een broodfonds is groep zelfstandige ondernemers die met elkaar zorgen dat als iemand van hen door ziekte niet meer kan werken, hij of zij financieel rond kan komen. Deelnemers storten elke maand een bepaald bedrag op hun eigen broodfondsrekening.

Als er iemand ziek wordt, dan schenken alle deelnemers een beetje van hun rekening aan de zieke. De schenkingen samen vormen een bedrag variërend tussen de 750 en 2.500 euro, afhankelijk van wat je vooraf hebt afgesproken. Maandelijkse inleg varieert tussen 34 en 112 euro, ook afhankelijk van hoeveel je nodig hebt als je ziek wordt.

Als je weer uit het broodfonds vertrekt, krijg je je inleg terug, minus de schenkingen die je hebt gedaan. Het concept van het broodfonds is opgezet door de BroodfondsMaker. Zij hebben een aantal basisregels voor het opzetten van een broodfonds en begeleiden de opzet ervan.

Wat is een succesvol broodfonds?

‘In principe is dat een fonds dat bestaat en dat zieke leden een schenking kan doen waarvan diegene rond kan komen.’

 Heb je dan ook broodfondsen bekeken die uit elkaar zijn gegaan?

‘Als die er zouden zijn, zou dat voor mijn onderzoek inderdaad heel interessant zijn. Maar sinds de oprichting van de broodfondsen is er nog geen een uit elkaar gegaan. In de nauwe zin van het woord zijn dus alle broodfondsen een succes.’

Hoe komt dat?

‘Elk burgerinitiatief begint met een kartrekker. Maar op een gegeven moment gaat de kartrekker weg of wordt hij minder actief. Dat is een kantelpunt voor initiatieven. Vaak gaat het daar ook mis en valt het initiatief in elkaar.’

‘Als een initiatief wel blijft bestaan, dan komt dat omdat het een zekere mate van institutionalisering heeft doorgemaakt. Er zijn bepaalde regels ontstaan vanuit de praktijk. Broodfondsen zitten midden in die ontwikkeling. Er zijn nu regels vanuit de BroodfondsMakers over groepsgrote en financiën. Maar regels kunnen ook gaan over sociale aspecten. Bij sommige fondsen hebben ze protocollen over wat er met deelnemers wordt gedaan als ze te weinig betrokken zijn.’

Waarom is het zo belangrijk dat mensen betrokken zijn en vertrouwen hebben?

‘Juist omdat je minder op juridische en financiële regels kunt terugvallen dan bij een grote anonieme verzekeraar. Zonder vertrouwen in het fonds en de groep stapt iemand niet in een broodfonds. Het succes van een fonds komt dus door het vertrouwen in de ander. Dat vertrouwen ontstaat als ze betrokkenheid tonen.’

‘Andersom levert jouw betrokkenheid weer vertrouwen van de groep op. Betrokkenheid is het bijwonen of organiseren van bijeenkomsten. Sommige fondsen hebben een ziekencommissie en een feestcommissie. Uit mijn eerste analyse blijkt ook dat als mensen meer betrokken zijn, ze ook meer vertrouwen hebben in het fonds en elkaar.’

Welke factoren hebben een negatief effect op het bestaan van een broodfonds?

‘Dat weet ik nog niet precies, omdat alle broodfondsen nu goed lopen. Het lastige aan de bestaande fondsen is dat niet valt te zeggen welke regels of factoren in welke mate bijdragen aan het succes. Is die grens van maximaal vijftig mensen nuttig? Of kan het ook zestig zijn of honderd of zevenhonderd? Sommige fondsen willen alleen leden uit dezelfde woonplaats. Om er precies achter te komen welk aspect welke bijdrage levert, ga ik in een volgende fase van mijn onderzoek abstracte experimenten doen.’

Abstracte experimenten?

‘Dat zijn een soort computerspellen waarin proefpersonen anderhalf uur een broodfonds naspelen. Ze spelen tegelijkertijd, maar kunnen elkaar niet zien. In zo'n experiment kan ik precies alle omstandigheden van het broodfonds nabootsen en manipuleren. Door voor verschillende groepen proefpersonen kleine veranderingen door te voeren in de opzet, terwijl de omstandigheden gelijk blijven, kan ik zien welke regel of verandering welke invloed heeft.’

‘Ik kan er bijvoorbeeld “sociale controle” aan toevoegen. Dan laat ik de deelnemers met elkaar praten via de chat. Of ik kan zeggen dat een regel is dat je iemand eruit kunt gooien als ze betrapt worden op fraude. Zo kan ik meten of mensen minder “vals gaan spelen”, oftewel, of ze zich minder vaak ziek melden terwijl ze eigenlijk gezond zijn.’

‘In een experiment kan het fonds makkelijker leeglopen of een negatief banksaldo krijgen dan in het echt. In anderhalf uur kunnen we ook een aantal rondes doorlopen. Je kunt meerdere keren een fonds opzetten en afbreken.’

Maar hoe weet je dat wat er in zo'n spelsetting gebeurt lijkt op een echt broodfonds?

‘Doordat het ook echte consequenties heeft. Dit soort experimenten worden veel gedaan in de psychologie en economie. Studenten krijgen voor anderhalf uur ongeveer vijftien euro. In het spel spelen ze met punten. Die punten staan voor het geld dat ze achteraf krijgen. De beloning kan daardoor variëren tussen de acht en twintig euro.’

Sterre ten Houte de Lange, freelance journalist.

Foto: Matt Burns (Flickr Creative Commons)