INTERVIEW Hoogleraar sociologie Jeroen van der Waal: Waarom roken laagopgeleide zwangere vrouwen weer vaker?

Jeroen van der Waal werd begin dit jaar benoemd tot hoogleraar stratificatiesociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Stratificatiesociologen onderzoeken sociale hiërarchieën, en dat mag van de kersverse hoogleraar wel wat analytischer. Oftewel: waarom is het aandeel laagopgeleide, zwangere vrouwen dat rookt toegenomen?

Wat bedoelt u met analytische stratificatiesociologie?

‘Het is tijd om op zoek te gaan naar de mechanismen die zorgen voor verschillen tussen groepen. Stratificatiesociologen onderzoeken momenteel vooral óf er verschillen zijn. Terwijl veel van die verschillen inmiddels nu wel bewezen zijn.’

‘Neem bijvoorbeeld verschillen in gezondheid tussen hoger- en lageropgeleiden. Lageropgeleiden hebben vaker een ongezondere leefstijl. Ze roken vaker, leven korter en ze leven aanzienlijk korter in ervaren goede gezondheid. Dat weten we. Nu moeten we opzoek naar de mechanismen hierachter.’

‘Ik parafraseer daarbij graag Arthur Stinchcombe over zijn rolopvatting van sociologen: als je niet drie verklaringen kunt verzinnen voor elk verband waarin je geïnteresseerd bent, dan kun je beter een ander beroep zoeken.’

Welke drie verklaringen heeft u verzonnen voor de gezondheidsverschillen?

‘De eerste en meest voor de hand liggende verklaring zijn de economische verschillen tussen lager- en hogeropgeleiden. Lageropgeleiden hebben meestal minder geld, en dus minder mogelijkheden om bijvoorbeeld gezond eten te kopen, een sportabonnement te betalen, gezondheidszorg te kopen, enzovoort.’

‘Hoewel zulke economische verklaringen intuïtief logisch aanvoelen, is wetenschappelijk bewijs daarvoor erg mager. Sterker nog, een recente overzichtsstudie van onder andere de KNAW laat zien dat opleidingsverschillen een grote rol spelen in allerlei gezondheidsuitkomsten, maar inkomensverschillen nauwelijks. Dat staat toch behoorlijk op gespannen voet met allerlei ideeën over hoe een ongelijke inkomensverdeling tussen lager- en hogeropgeleiden verantwoordelijk is voor hun verschil in levensverwachting en gezondheid gerelateerde gedragingen.’

Als het geen inkomensverschillen zijn, wat verklaart dan het verschil?

‘In een tweede set van verklaringen staan verschillen in kennis centraal. De centrale hypothese hier luidt: lageropgeleiden weten minder goed wat een gezonde leefstijl is en daarom leven ze ongezonder. Maar voor veel gezondheid-gerelateerde gedragingen is dat een weinig overtuigende verklaring, wat mij betreft.’

‘Neem roken. Die voorlichting is inmiddels zó simpel, lageropgeleiden weten heus wel dat dat ongezond is. Toch roken zij nog aanzienlijk vaker dan hogeropgeleiden. Sterker nog: onlangs hoorde ik op de radio dat roken onder zwangere laagopgeleide vrouwen de laatste jaren is tóegenomen. Daar moet iets anders aan de hand zijn dan een gebrek aan kennis, lijkt me. Ik zeg niet dat kennisverschillen op geen enkele manier een rol kunnen spelen voor gezondheidsverschillen tussen lager- en hogeropgeleiden, maar in het algemeen schieten ideeën als “ze begrijpen het niet” of “we moeten ze gewoon beter informeren” echt te kort.’

Daarmee komen we op de derde verklaring.

‘Die derde set van verklaringen draait om culturele verschillen tussen lager- en hogeropgeleiden. Meer specifiek gaat het om een statusverschillen: levensstijlen die verschillen in sociale waardering. Kort gezegd: de superieure leefstijl is die van de elite, van de hogeropgeleiden. Veel leefstijlaspecten van lageropgeleiden worden als inferieur bestempeld.’

‘Het klinkt misschien hard en ongepast om het zo te zeggen, maar uit onderzoek blijkt dat we haarfijn weten wat beter en 'minder goed' gedrag is. Mahler is superieur. Tv-programma's over mensen die in bikini over het strand huppelen zijn inferieur. Roken: inferieur. Salades eten: superieur.’

‘De superieure leefstijl is geen constante, die verandert over de jaren heen. Zo was roken nog niet zo lang geleden minder besmet. Maar in het algemeen zijn er breed gedeelde opvattingen over wat een meer achtenswaardige levensstijl is. Vanwege toenemende segregatie tussen lager- en hogeropgeleiden in domeinen als wonen, werken, vermaak en relaties, vermoed ik dat het verschil in levensstijl tussen lager- en hogeropgeleiden verder uitkristalliseert of zelfs toeneemt.’

Welk effect hebben die statusverschillen op gezondheid?

‘Op verschillende manieren. Veel lageropgeleiden ervaren bijvoorbeeld dat er op hen wordt neergekeken en dat zij niet serieus worden genomen. Dat kan leiden tot allerlei vormen van mentale ongezondheid, zoals stress en depressieve gevoelens.’

‘Andere mechanismen gaan om verschillende vormen van aversie tegen elitecultuur onder lageropgeleiden. Variërend van het negeren ervan – 'dat is gewoon niks voor mij' – tot actief verzet tegen wat zij als snobisme en paternalisme ervaren. Als iemand die amper de 'r' kan uitspreken met een belerend toontje vertelt dat je minder vet moet eten en meer moet bewegen, dan denkt deze groep: mooi niet!’

‘We vermoeden dat dat een rol speelt in, bijvoorbeeld, de lage opname van gezondheidsinformatie onder lageropgeleiden. Ze begrijpen het wel, maar willen het niet aannemen van een snob. Het kan zelfs zorgen voor actief verzet: toename van ongezond gedrag zoals roken. Misschien dat hiermee de opmerkelijke toename van roken onder laagopgeleide zwangere vrouwen kan worden verklaard.’

Zouden er nog andere verklaringen kunnen zijn? Wellicht een verschil in intelligentie en discipline?

‘Intelligentie lijkt toch erg op de tweede verklaring, dat het een gebrek aan kennis is. En dat verklaart hooguit een klein deel. Ik zou als het om discipline gaat toch ook weer naar statusverschillen wijzen. In hoge statusmilieus wordt meer nadruk gelegd op discipline in de vorm van reflexiviteit en zelfmonitoring.’

‘Ons onderzoek laat zien dat dit deels verklaart waarom hogeropgeleiden minder vaak kampen met overgewicht; zelfmonitoring helpt om slank te blijven. Maar het kan ook doorschieten. Ik heb me er niet in verdiept, maar ik durf er een goede fles wijn op te zetten dat ondergewicht en boulimia vaker voorkomen bij kinderen in hogeropgeleiden milieus, en dat, bijvoorbeeld, zelfmonitoring daar deels verantwoordelijk voor is.’

‘Er zijn, denk ik, nog wel meer manieren waarop dat soort eigenschappen kunnen resulteren in gezondheidsproblemen. Zeker als je ze in het extreme doortrekt, in gezondheidsonderzoek hebben ze het bijvoorbeeld weleens over excessieve zelfmonitoring en piekeren. Denk bijvoorbeeld aan neuroses. Kijk maar naar al die Woody Allen-films. Vaak bevolkt met hoge-status-typetjes die kampen met neuroses.’

Uw verklaring heeft veel overeenkomsten met het werk van Bourdieu. Zijn er nog meer overeenkomsten?

‘Net als Bourdieu ken ik beide werelden. Ik ben op mijn zestiende zonder diploma van school getrapt. Ik heb tot met 26e op de binnenvaart gezeten, met een jaar militaire dienst bij de marine tussendoor, en daarna heb ik nog vijf jaar ploegendiensten in de Rotterdamse haven gedraaid, terwijl ik hier aan de EUR studeerde.’

‘Ik ben de eerste uit mijn familie die studeerde. Zo leerde ik onder andere dat, waar er in de haven en op de scheepvaart op tafel wordt geslagen, gevloekt en gescholden als dingen niet goed gaan, hier op de universiteit eenzelfde sentiment wordt geuit door een situatie “zorgelijk” te noemen. Ik dacht vroeger dat hier weinig was waar mensen zich druk over maakten. Tot ik ontdekte dat ze met 'zorgelijk' bedoelden dat iets echt problematisch is. Hogeropgeleiden praten vaak in eufemismen.’

Dan zult u ook vrienden en familie hebben uit een lageropgeleid milieu. Wetende dat zij minder gezond leven, hebt u dan niet de behoefte om hen te behoeden voor ziekten?

‘Nee. Ik hoef op een familieverjaardag niet de bedilzuchtige hoogopgeleide uit te hangen en iedereen eens te vertellen wat ze moeten doen. Er zijn slechts verschillende manieren waarop mensen hun leven invullen, de een is in mijn ogen niet beter dan de ander. Als burger gun ik elk individu het beste, maar als onderzoeker vind ik dat ik onthecht moet zijn. Als onderzoeker wil ik begrijpen wat de oorzaken zijn van dat fenomeen.’

Sterre ten Houte de Lange is freelancejournalist.

 

Foto afkomstig van website jeroenvanderwaal.com

Dit artikel is 6051 keer bekeken.

Reacties op dit artikel (3)

  1. Dergelijke gevonden verschillen in leefstijlkeuzes kunnen mijns inziens ook andersom beredeneerd verklaard worden; eveneens refererend aan Bourdieu proberen hoger opgeleiden zichzelf, bewust of onbewust, te onderscheiden van lager opgeleiden door keuzes in leefstijlen te vermijden die zij associëren met lager opgeleiden.

  2. Het verzet tegen het snobisme en paternalisme van hoger opgeleiden lijkt me een heel goede mogelijke verklaring. Daarnaast denk ik dat groepsgedrag een belangrijke rol speelt. Als je als enige stopt, heb je impliciet commentaar op het gedrag van je groepsgenoten (familie, vrienden, kennissen). Die nemen je dat niet in dank af (kijk maar eens naar de reacties als je zegt dat je niet drinkt). Daar komen nog twee dingen bij: stoppen met roken is -behalve door de groepsdruk- ook echt heel moeilijk als je omgeving wel blijft roken. Je wordt voortdurend verleid, niet alleen met woorden, maar ook met geuren en door de aanwezigheid van rookwaar. En je rookt mee. Het tweede is dat roken op korte termijn stress vermindert. Veel mensen lopen rond met jarenlange stress door armoede, lage sociale status en wellicht (on)gediagnosticeerde psychische problemen. Roken is in die zin een vorm van zelfmedicatie. Kijk op een willekeurige afdeling hoe waar dat is.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *