Jezelf Turk of Marokkaan noemen, betekent niet dat je je hier niet thuis voelt

We denken al gauw dat iemand die zich Marokkaan of Turk noemt, niet geïntegreerd is. Tijdens haar promotieonderzoek ontdekte Pomme van de Weerd dat dit gecompliceerder ligt. Zo gebruiken leerlingen in een Venlose vmbo-klas deze woorden als geuzennaam.

Waarom zou iemand die in Nederland geboren is, die op veel vlakken overeenkomsten vertoont met andere Nederlanders en die in Nederland wil blijven wonen, zichzelf toch Turk, Marokkaan of buitenlander noemen en het label Nederlander vooral voor anderen gebruiken? Een verklaring die voor de hand lijkt te liggen is dat deze persoon zich niet thuis voelt in Nederland, weinig verbondenheid met andere Nederlanders voelt, of niet goed geïntegreerd is.

We zijn het woord Nederlander gaan begrijpen als méér dan een bezitter van een paspoort, namelijk als iemand die zich in Nederland ‘thuis voelt’ (Duyvendak, Reijnders, Wekker, 2016). Iemand die zich niet Nederlander, maar Turk, Marokkaan of buitenlander noemt, lijkt dus te zeggen dat hij zich hier niet thuis voelt.

Vergelijkbare verklaringen – waarin identificatie met nationale labels wordt gelinkt aan de mate van integratie, sense of citizenship of de mate van thuis voelen – komen veel voor in sociaalwetenschappelijke literatuur. Zo vroeg het SCP aan mensen in hoeverre zij zich ‘Nederlander’ en ‘herkomstgroep’ voelden. De antwoorden op die vraag worden in de publicatie geïnterpreteerd als een inzicht in de mate van verbondenheid met Nederland en met de herkomstgroep. Dit suggereert dus dat het gebruik van een label verbondenheid uitdrukt (SCP, 2016). Uit mijn proefschrift blijkt echter dat de redenen achter zulke zelf-identificaties veel complexer zijn.

Labeling in het klaslokaal

Voor mijn promotieonderzoek bracht ik negen maanden door met leerlingen van een vmbo-klas in Venlo. Ik ging dagelijks mee naar de lessen, observeerde de leerlingen en leerde ze kennen. Ik sprak de jongeren uitgebreid tijdens hun praktijklessen, terwijl ze gerechten bereidden of oefenden met het inzwachtelen van elkaars enkels. Maar voornamelijk luisterde ik naar de gesprekken die zij met elkaar voerden.

Steeds viel mij op dat leerlingen met een migratieachtergrond (die zelf in Nederland waren geboren) naar zichzelf en elkaar refereerden als Turk, Marokkaan of buitenlander, ook op momenten waarbij afkomst mij irrelevant leek. En waar het label buitenlander voor mij connotaties had van stigmatisering, xenofobie en buitensluiting, was dit voor hen een beschrijvende, geen evaluerende, term. ‘Vinden jullie buitenlander geen vervelend woord?’, vroeg ik ze eens. ‘Nee, dat is toch wat we zijn?’ Ik begon me af te vragen: waarom noemen zij zichzelf Turk en zeggen ze dat ze geen Nederlander zijn?

Om duidelijk te maken via cool is en wie saai

Uit mijn onderzoek naar dit categoriseren bleek allereerst dat voor deze leerlingen het gebruik van labels als Marokkaan niet zoveel te maken had met grote thema’s als integratie of zich thuis voelen in Nederland. Door zichzelf en anderen in hokjes te plaatsen, definieerden zij onderlinge relaties en sociale hiërarchieën binnen de groep. Zo maakten ze duidelijk wie cool was (zij die zichzelf buitenlanders noemden) en wie saai was en altijd de regeltjes volgde (degenen die Nederlanders werden genoemd).

Vroeger bij mij op school deden we iets vergelijkbaars door de alto’s van de emo’s te onderscheiden, en de nerds van de populairen. Hoewel de woorden veranderd zijn, is de sociale functie vergelijkbaar. Het grootste verschil is dat waar we termen als nerd en alto makkelijk herkennen als woorden waarmee jongeren groepjes vormen, de woorden Marokkaan en Turk eerder doen denken aan grote maatschappelijke debatten rondom integratie en immigratie.

Ze worden voornamelijk aangesproken op hun migratieachtergrond

De reden dat jongeren precies deze woorden gebruiken is mijns inziens niet zo verrassend: het is een reflectie van discoursen in de Nederlandse samenleving op grotere schaal. Turk en Marokkaan zijn termen waar deze jongeren niet aan kunnen ontsnappen. Zij worden door anderen – in hun directe omgeving, maar ook vaak in media – voornamelijk aangesproken op hun migratieachtergrond.

Als andere mensen hen niet als Nederlander benaderen, maar hen steeds Marokkaan of niet-westers noemen, dan is het begrijpelijk dat ze die labels positieve associaties willen geven – in ieder geval in hun directe omgeving, op school. Het gebruik van deze termen zegt dus niet per se iets over een beleving van etnische identiteit, maar in deze context beschreven ze vooral een lokale sociale identiteit.

Grapje: ‘Die buitenlanders verpesten hier ook alles!’

Een tweede conclusie die uit mijn onderzoek naar voren komt is dat het gebruik van de labels ook heel directe functies in interactie heeft, zoals grapjes maken, relaties benadrukken, of elkaar plagen. Zo zei een leerling die zichzelf Marokkaan noemde tegen haar vriendin, die zich Turk noemde: ‘Oh, je bent ook zo dom, wat een typisch Turkse actie!’ Hier lachten ze dan samen om. Of een leerling die zichzelf buitenlander noemde en door de klas riep: ‘Die buitenlanders verpesten hier ook alles!’

Met zulke grapjes maakten ze bepaalde opmerkingen, die andere mensen wél menen en waar zij zelf ook mee te maken kregen, wat minder pijnlijk. Een potentieel kwetsende opmerking werd op die manier iets belachelijks of iets grappigs. Als een leerling zonder migratieachtergrond echter zo’n grap maakte, werd dat niet in dank afgenomen. Die jongeren waren niet het onderwerp van dezelfde stigmatisatie, dus er grapjes over maken leken de anderen dan niet gepast te vinden.

Een ander voorbeeld van een interactionele functie van het gebruik van labels in deze context was dat leerlingen machtsposities konden veranderen. Toen ik een leerling eens vroeg wat zijn ouders ervan vonden dat hij ’s avonds laat thuiskwam, zei hij: ‘Maar juf, u moet begrijpen, wij zijn buitenlanders, geen Nederlanders. Wij hebben veel minder regeltjes.’ Door deze opmerking verloor ik de positie in het gesprek van de volwassene, die hem aansprak op zijn gedrag, en werd ik een buitenstaander en hij de expert. Hij verwierf dus een soort machtspositie in het gesprek door het label buitenlander te gebruiken.

Pas op met etnische labels voor anderen

Dezelfde woorden kunnen dus verschillende betekenissen, functies, en associaties hebben in verschillende contexten, en voor verschillende mensen. Als iemand zichzelf Turk, Marokkaan, Surinamer of Nederlander noemt, zegt dat niet per se iets over de gevoelens van die persoon over Nederland. Het zijn woorden met meerdere mogelijke interpretaties.

Het is en blijft daarom des te belangrijker om bewust om te gaan met het gebruik van labels voor anderen. Je weet niet wat een label als buitenlander of Marokkaan voor een ander betekent, en of diegene zich wel gerepresenteerd voelt door zo’n label. Het gebruik van labels voor anderen kan daarom nog steeds een sterk uitsluitend effect hebben.

Pomme van de Weerd is taalkundig antropoloog en werkt als docent aan de Universiteit van Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Zij promoveerde onlangs aan de Universiteit Maastricht op het proefschrift ‘Nederlanders and buitenlanders: A sociolinguistic ethnographic study of ethnic categorization among secondary school pupils’. 

 

Referenties

Duyvendak, J.W., Reijnders, L, Wekker, F. (2016). Homing the Dutch: An introduction.

SCP (2016). Integratie in zicht: De integratie van migranten in Nederland op acht terreinen nader bekeken.

Weerd, P., van de (2020). Nederlanders and buitenlanders: A sociolinguistic-ethnographic study of ethnic categorization among secondary school pupils. Amsterdam: LOT.

 

Foto: Jeswin Thomas via Unsplash